Tekstweergave van 1372_0001_001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dames
en
heren,
/
Na
de
aanvaarding
van
de
voorzittershamer
dezer
staten
uit
handen
van
de
waarnemend
voorzitter,
mijn
goede
collega,
thans
ook
ten
dele
oud-collega,
ir.
van
Haaren,
past
het
mij
raijn
arbeid
te
beginnen
met
woorden
van
dank.
Dank
aan
de
sprekers
van
zojuist:
ir.van
Haaren,
die
en
Mijn
dank
richt
zich
tot
H.M.
de
Koningin,
in
wier
handen
ik
op
dinsdag
27
november
de
eed
heb
afgelegd:
Trouw
aan
de
koningin,
aan
de
grondwet
en
de
wetten,
zwerend,
"dat
ik
de
belangen
van
de
provincie
Noord-Brabant
met
al
mijn
vermogen
zal
voorstaan
en
bevorderen".
Toen
in
zeer
kleine
kring
uitgesproken,
verdient
deze
formule
nu
ruimere
openbaarheid
en
bevestiging
ten
o-verstaan
van
U,
omdat
zij
compact
en
duidelijk
mijn
thans
aangevangen
taak
inhoud
geeft.
Mijn
dank
gaat
uit
naar
de
regering,
in
het
bijzonder
naar
de
minister
van
binnenlandse
zaken
de
heer
De
Gaay
Fortiaann,
die
ai
j
voor
benoeming
in
dit
ambt
heeft
willen
voordragen,
en
tot
al
"die-
genen
die
daarbij
van
advies
hebben
gediend.
In
deze
kring
van
met
de
gang
van
zaken
bekenden
behoef
ik#
lijkt
mij,
niet
meer
in
te
gaan
op
het
verloop
der
gebeurimissen
zoals
dat
tot
de
situatie
van
vandaag
heeft
geleid.
Ik
v?il
er
slechts
ëën
facet
van
belichten,
omdat
het
voor
mij
Isasis
en
uit-
gangspunt
vormt
voor
mijn
positie
op
dit
ogenblik
en
voor
mijn
werk
in
de
toekomst.
Dit
facet
is
het
algemene
vertrouwen,
dat
mij
door
ü,
Staten
van
Noord-Brabant,
is
geschonken,
dat
mij
geholpen
heeft
een
andere
opstelling
te
kiezen
dan
ik
aanvankelijk
meende
te
moeten
doen
en
dat
een
met
zeer
grote
aarzeling
genomen
besluit
met
een
zodanig
hecht
fundament
heeft
onderbouwd,
dat
die
aarzeling
is
gewekqn
voor
de
overtuiging,
dat
wij
allen,
tezamen,
onze
zware
opdracht
naar
menselijk
vermogen
goed
zullen
kunnen
vervullen.
Het
is
een
benijdenswaardig
vertrekpunt.