Tekstweergave van KKO7536-438-012

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
/JL ojj VIJFTIEN JAAR VOOR EEN 16-JARIGE. /(J' 5 rt_ DE ROOFMOORD TE OYEN VOOR DE BOSSCHE RECHTERS. Tegen beide verdachten zware straf geeischt. Gelijk gemeld diende gisteren voor de Bos- sche rechtbank de zaak tegen den 24-jarigien van O. en den 16-jarigen De B., verdacht van den roofmoord op den 60-jarigen Verhoeven te Oyen. We laten hier in aansluiting aan wat we gisterenavond publiceerden het verslag volgen van het verder verloop der rechtszitting. 'Als getuige wordt L. Boeyen voor de rechters gebraoht. Hij verMaart cm half twaaU den bewusten avond te zijn thuis gekomen en kort daama, 12 uur, naar bed te zijn gegaan. Voor V. O., dien hij thuis hoorde komen, deed hij de achterdeur open. Hoe laat dat geweest is. kan hij niet meer zeggen, maar het zal haU een geweest zijn. Van O. was van nog een ander vergezeld. Deze persoon had hij voor Toon Hendriks gehouden. Hij had er echter niet veel acht op geslagen. De onbekende vroeg: Waar moet ik nou blijven, en getuige vond goed dat hij bij uit- zondering in zijn huis kon blijven slapen. Boeyen is toen naar bed gegaan. "Toen hij nog hoorde stommelen riep hij en kreeg v. O. ten antwoord dat hij al in bed was, of in bed ging. Het O. M. vroeg hier, of de onbekende per ­ soon klompen droeg. De getuige vierklaart het niet te weten. Ook herinnert hij zich niet of er nog iemand later in het huis is gekomen, maar acht dat ook niet waarschijnlijk. Gertruda Boeyen—v. Orsouw verklaart dat haar man om half twaalf is thuisgekomen en pm 12 uur naar bed is gegaan. Om circa 1 uur werd er geklopt en toen kwamen menschen binnen. Zij h(X)rde dat v. O. sprak en haar man zeide dat hij voor uitzondering Toon de Soep (A. Hendriks) toegestaan had om te blijven slapen. 9 De president informeert wat verdachte de B. wel bij Boeyen kwam doen. Verdachte antwoordt daarop: „niets". Er was nog licht aan, en toen zag hij er v. O. Als er nog licht aan is, gaat men wel eens meer bij kennissen binnen. Tot kwart OTer 11 was ver ­ dachte op den ..Heuvel". Inspecteur v. Kempen verklaart hierop, dat daar om h^f tien niJemand meer komt. Verd. v. O. zegt nu, eerst gefietst en ver- volgens nog gewandeld te hebben. Gevraagd door den president of er bleed aan zijn kleeren was, antwoordt verd. dat niet te weten. Maax die kleeren had hij niet aan. Verdachte de B. verklaart verder nog, dat V. O. aan de deur was. Hij hoorde de vrouw van Boeyen met haar man praten. Waar v. O. op dien avond geweest is, weet hij niet. De buxgemeester, de beer PloegmaJjers, ondervraagd hbe hij de B. in het bed had aan- getroffen, deelt mede op dat moment den indruk gekregen te hebben, dat de B. zich verstopt had. Er was liiet te zien dat er iemand in het bed lag. De B. hield zich, naar sprekers meening, alsof hij sliep. Hij speelde de comedie :eciiteir al re lie jboudin^ van de E. was zeer zenuwachtig, teorwljl van O. zeer brutaal deed. Daarna wordt de zitting geschorst, Om drie uur wordt zij hervat. Even wordt nog gehoord de vader van verd. da B., aan wien de president vraagt of zijn zoon een goede jongen is, waarop getuige ant ­ woordt : Ja, het is een goede jongen. Op dezelf- de vraag ten aanzien van van O. zegt get., nooit lets van. hem gehoord te helbben. Requisitoir. Daarna vferfcrijgt mr. van Everdingen het woord. Na de misdaad geschetst te hebben, bespreekt hij den overval door de politie in het kosthuis van van O., waar deze verklaarde wat uit te zijn geweest, maar niet kon duidelijk maken waarfheen. Burgemeester Ploegmakers vond de B. in bed. Hij beweerde door ailes heen geslapen te hebben, dooh er waren aUe aanwijzingen dat hij zich slapend had gehouden. Wat was de reden dat hij zich trachtte te verstoppen ? Toen de politie aan beide verdachten beval zich te kleeden in de kleeren van den vorigen dag, trok van O. een blauw pak aan, dat in een didhte kamer had gehangen, waarvan Boeyen en zijn vrouw verklaren, dat er nie- mand in was gewesst. Zijn sokken en schoenen kon hij niet vinden. De B. kon zijn broek niet vinden en trok er tenslotte een aan, waarvan hij beweert, dat het de zijne is, maar die hem veel te wijd is. De bretels, die hij beweert gedragen te hebben, zijn nergens te vinden. De broek was overigens ondraagbaar zelfs voor schaamtelooze jongens als deze verdachten. Sokken, schoenen of klompen waren niet te vinden. Er is nog een broek, waarvan De B. beweert, dat ze niet van hem is, maar uit de verklaringen van den kleermaker blijkt het tegendeel. In een broek van Boeyen, die ook wel eens door van O. gedragen werd, werden een portemonnaie en een zakdoek met geld gevonden. Niemand wist, hoe het erin gekomen is. Boeyen weet er niets van en van O. heeft nog schuld aan zijn kostbaas. Spr. wijst verder op het vinden van haverkaf en kippenpluizen op kleeren van verdachten, terwijl ze ook in de woning van den vermoorde zijn gevonden. Van de aanwezigheid van versch menschen* bloed op de pet en kleeren van van O. kan deze geen verklaring geven. Hetzelfde is het geval met De B. Bij de woning van den ver ­ moorde gevonden voetafdrukken komen geheel met die van van O. overeen. In de gevonden faecaiien werden sporen van sla gevonden, die van O. bij Boeyen gegeten had. Voorts memo- reert spr. het afgeluisterd gesprek in de eel, waarin van O. zeide: ik zeg het nooit dat ik het gedaan heb. De bewering dat hij het ver- haal van den overval in de krant gelezen had, klopt niet, want de krant was. nog niet uit. Uit dit alles concludeert spr. dat verdachten de daders zijn. Het bewijs is volkomen geleverd. De gepleegde misdaad is gruwelijk. Verd. staan ongunstig bekend en hun houding stemt ook niet tot clementie. Spr. eischt tenslotte wegens diefstal door twee vereenigde personen met geweldpleging den dood tengevolge hebbende tegen ieder der verdachten 15 jaar gevangienis- straf zonder aftrek. Beide verdaohten houiden daarop htm onschuld vol. Pleidooien. Mr. Kruse, verdediger van van O., betoogt, dat er geen enkele reohtstreeksche getuige is. Weliswaar zijn stille getuigen vaak meer waard; dan andere, maar de hier aanwezige hebben dit gemeen, dat er nog een andere oplossing mo-ge- lijk is dan deze, dat verdachten op de plaats van het misdrijf zijn geweest. Het moge onwaarschijnlijk zijn, onmogelijk is niet, dat een ander met de gevonden kleeren aan de daad gepleegd heeft. Oss heeft geraffineerde mlsdadigers. Misschien heeft half Oss dien dag wel sla met aardappelen gegeten! Wat de ge- sprekken in de gevangenis betreft, het vertiaal is bijna te naief om waar te zijn. Een Ossche verdachte, die de waarde van zwijgzaamheid kent, zooi zulke gesprekken voeren met een mede-gedetineerde! PI. acht het niet juist den hoofdbewaarder als instrument te gebruiken. Wat de strafmaat betreft merkt spr. op, dat het O. M. tracht over de dagvaarding heen te laten straffen voor roofmoord, die niet ten laste is gelegd. Voor diefstal met geweldpleging den dood tengevolge hebbende acht pi. 15 jaar wel zeer aan den hoogen kant. Het zal nimmer zijn vast te stellen of er 2 of 3 daders zijn geweest en welk ieders aandeel in het misdrijf wiais. Dat is eChter voor de strafmaat van beteebenis. Mocht de rechtbank verd. toch veroordeelen, dan overwege zij wat ieders aan ­ deel geweest kan zijn. Mr. PuUes, verdediger van De B., tracht op juridische gronden aan te toonen, dat verd. op deze dagvaarding niet te veroordeelen is. Er blijft veel reden tot twijfel of De B. in Oyen is geweest en het bewijs ervoor is niet geleverd. Spr. beroept zich verder op het reclasseerings- rapport, de verklaring van het hoofd der school, dat De B. een vlijtig leerUng was en die van den pastoor, dat de jongen zijn plichten steeds waamam. Na re- en dupliek en nadat die verdachten opnieuw hun onschuld hebben betuigd, wordt de nits^aailc bepaald op Maandag 25 Ma art.