Tekstweergave van KKO7536-438-014

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Provinciale Noordbrabantsche en 's-Hertogenbossche Coisra^it ~ Dinsdag 12 ^aart i©3i Si ^ DEUDE f Hef afschuwelijk drama fe Oijen. Verdachte Ossenaren voor het gerecht. (Reeds opgenomen In een gedeelte onzer vorige oplaag). (Vervolg van het verslag van gisteren). Er ontstaat dan een gedachtenwisse- ling over het costuum, dat v. O. gedra- gen zou hebben, daags voor de arres- tatie. Verd. V. O. zou beweerd hebben dat hij zijn blauwe pak had aangehad. Inspect€ur Van Kempen zegt dat verd. hem gezegd heeft, dat hij zijn man- chestersche pak daags te voren had ge- dragen. Dat lieg je, zegt v e r d. v. O. Dat gaat zoo niet, met Je groote bek, aldus de president. Burgemeester Ploegmakers wordt Inmiddels gehoord; hij deelt o.m. mede, dat alle kleeren in beslag genomen wa. ren. Wie z'n broek is dat? Inspecteur Van Kempen verklaart verder, dat verd. De B. stokstijf volhield, dat een bepaalde broek van hem was, maar toen hij hem moest aantrekken, bleek hij veel te groot te zijn. Zijn sok- ken waren niet te vinden en de knaap beweerde, dat hij op klompen was geko- men; van de schoenen op zolder wllde hij natuurlijk niet weten. De klompen zou hij onder talel gezet hebben, maar ^ze waren er niet meer. Op van Boeyen geleende klompen is verd. meegenomen. Verdachte De B. herkent de groote broek als de zijne. De president merkt op, dat die broek niet te dragen was. V e r d. D e B.: Ik droeg ze met bretels. President: Er waren geen bretels, waar zijn die dan? Inspecteur Van Kempen: Welneen, we hebben er nog om gelachen, omdat hij zoo met zijn broek stond te houden. Verd. De B.: Er zaten wel bretels aan. Aan getuige Boeyen wordt de groote broek getoond; hij herkent hem als zijn eigendom. President tot de B.: Het Is zijn broek! Verd. De B.: Het zijn leugens, het is mijn broek. Getuige Van Kempen vervolgt dan zijn mededeelingen over het onder- zoek. O.m. zijn bij het huis versche voetafdrukken gewnden. De RijksveW- wachter van Oyen heeft afdrukken er van genomen. Later zijn verdachten geconfronteerd in Oyen. Toen nadien op het bureau in Oss een broek in beslag genomen van de kamer waar verdachten hadden geslapen, werd nagezien, viel er een portemonnaie uit, inhoudende geld; in een ouden zak zat een zakdoek waarin ©en . geUJk -teedrag getooopt Deze broek was van BoeUen. Getuige Boeij en herkent de be- wuste broek als zijn eigendom. De president vraagt of er geld in de broek was. Getuige geeft te kennen dat hij geen geld in huis had, hoogstens een of twee gulden. President tot verd. v. O. Eigen- aardig dat er geld in de broek zat; jij had geen geld en je had nog schuld aan Boeijen. . Verdachte v. O.: Ja, ik weet niet hoe het er in gekomen is; ik ben on- schuldig. , . De president: Dan zal een toove- naar het er in gebracht hebben. Verd. V. O. lachend: Ja, kon ik dat ook maar. De president: Je behoeft er niet om te lachen, het is te ernstig. Verd. V. O.: Ik kan er toch moeilijk dm gaan janken! Getuige Van Kempen deelt nog mede, dat v. O. heeft toegegeven dat de portemonnaie zijn eigendom was. President: Is dat jou portemon ­ naie. V e r d. V. O.: Ja zoo een had ik er, of hij van mij is weet ik niet; er zijn zoo- veel portemonnaies. Dan komt de zakdoek ter tafel. Beide verdachten verklaren den :^kdoek niet te kennen, hij is niet van hen. Van wien is nij dan wel? wil de president weten. Ja, hoe moet ik dat weten, zegt V. O. Je zult toch niet vergen, dat wij het weten? aldus de president. ■— Hij kan best van iemand anders zijn, meent v. O. Getuige Boeyen deelt nog mede, dat de kleeren die in de kuip gevonden zijn, daar door anderen zijn ingedaaii; zijn vrouw of hij hebben het niet ge- daan. Verd. V. O.: Misschieri heeft Boeyen het wel gedaan. De president: De moord? Verd. V. O.: Wel ja. De president: Dat kan in ieder geval niet, want Boeyen is tot 11 uur op de fabriek geweest. Getuige van Kempen deelt ver ­ der mee, dat verd. v. O. zich heeft aan- gesteld als een beest. In de eel heeft hij zitten zingen. allerlei vuile liedjes en de uitdrukkingen die hij bezigde waren ergerlijk. Overigens deelt hij een en ander mede over de omgeving, waarin de beide ver ­ dachten verkeerden. Zelfs de jonge De B. kreeg jenever! Het tweede slacbtoffer geboord. Vervolgens wordt gehoord de landbou- wer Petrus Verhoeven, uit Oyen. Hij krijgt een stoel, omdat hij niet al te wel blijkt te zijn. Hij deelt mee, dat zijn vermoorde broer en hij vroeg naar bed waren gegaan op den bewusten nacht. Het geld lag onder bed in een sigarenkoker en in een trom- mel was ook nog wat geld. Onder bed was een bedrag van ongeveer / 70. Getuige heeft niemand binnen hooren komen. Hi,1 werd wakker toen zijn broer om hulp riep; toen hadden de inbrekers ge- vraagd waar het geld was. „In huis", had hij gezegd, maar waar deelde hij niet mee. Hij kreeg een klap op zijn hoofd en zijn gezicht en hij bezwijmde. Later is hij vastgebonden aan zijn broer. Uitvoerig verhaalt getuige dan van de wijze, waarop hij zich bevrijd had en hulp was gaan halen. Hij deelt o.m. nog mede, dat de voor- en achterdeur gegrendeld waren; het kleine raampje was gesloten met een wervel, later stond het open. Het blijkt nog, dat getuige lang ziek is geweest na den hem toegebrachten slag. De president: Als je wilt kun je dan nu wel naar huis gaan. Getuige Verhoeven: Da's goed, maar't geld, dat krijg ik toch terug. De president: Ja, ja, dat krijg je terug! Verklaringen des deskundigen. Daarop wordt gehoord als getuige-des- kundige Dr. M e 11 r o p. Tevens wordt burgemeester Jans van Oyen beeedigd. De laatste deelt mede, dat hij het lijk van Antoon Verhoeven heeft in beslag genomen. Dr. Mettrop verklaart vervolgens omtrent zijn bevindingen bij de sectie. Acht ribben aan de linkerzijde en vier aan de rechterzijde waren gebroken. Voorts waren er verschillende versche bloeduitstortingen. Een natuurlljke dood viel niet te verklaren; de dood is het ge- volg geweest van hevig mechanisch ge- weld, aldus is de conclusie. Volgende getuige is de deskundige D r. W. Hesselink, scheikundige te Arn- hem, die een uitvoerig rapport heeft in- gediend. Aan de hand van gipsafdrukken van voetsporen welke bij de woning der ge- broeders Verhoeven waren aangetrof- fen, toonde getuige aan, dat deze over- eenkomen met de schoenen van Van O. Gertruda van Orsouw, echt- genoote van Boeyen, deelt mede, dat V. O. bij haar in de kost was. Zlj be- vestigt de verklaringen, welke zij des- tijds heeft afgelegd aan Inspecteur van Kempen, o.m. ten aanzien van wat er op 13 Mei gegeten is. Verraderlijke faeces en haver- kafjes! Dr. Hesselink had faeces onder- zocht, dat was aangetroffen bij de wonmg waar de aanslag plaats vend. aangetroffeit-bostarrdtieeiBrr van sla en keelen, welke op 13 Mei bij Boeyen-van Orsouw gegeten waren. Aan de mouwen van de jas van v. O. zijn pluisjes en haverkafjes gevonden, welke overeenkomen met die, waarin het lijk van Verhoeven is gevonden. Die pluisjes en kafjes zijn vastgeplakt in het bloed. Ze moeten er ingekomen zijn toen het bloed nog nat was. Verd. V. O. zegt. dat hij niet weet, hoe het aan zijn jas is gekomen; hij had de jas niet aangehad. Zijn bed is ook met kaf gevuld. Getuige Hesselink deelt verder mede, dat er op de broek, welke in de kuip was aangetroffen veel zand zat. De sokken waren eveneens bevuild met veel zand. Verd. v. O. deelt mede, de schoenen 's middags om 5 uur afgewasschen te hebben. Rechter Mr. Poerink vraagt, waar. om hij dat gedaan heeft. Verd. V. O. geeft te kennen, dat hij de schoenen wilde verven. De sokken, waaraan zich de sokophou- ders nog bevinden, herkent getuige Boeysn als te zijn van Van O. Ook de vrouw van Boeyen herkent ze als eigen ­ dom van V. O. Verd. V. O. vraagt of hij de sokken ook mag zien. Dat mag. En hij herkent ze als de zijne. Getuige Van Kempen: Dat is de eerste keer, dat hij bekent, dat het zijn sokken zijn. Aan een jasje van De B. heeft Dr. Hesselink bloed aangetroffen, doch minder dan op de andere jas. Ook waren er een paar met bloed bevlekte haver ­ kafjes op. Een en ander was menschenbloed. De broek, hoewel van dezelfde stof, had de B. niet herkend Deze broek lag in de kuip en hij was kletsnat toen getuige Hesselink hem ter onderzoek kreeg. Opperwachtmeester C u r f s te Vlodrop, destijds te Oss, had het vest in beslag genomen bij De B. thuis. Er is toen ge ­ zegd, dat men niet wist van wie het was. Verd. D e B. verklaart, dat vest en broek niet van hem zijn. Zijn vader heeft het jasje alleen gekocht. Den president bevreemdt dit; we beleven kluchten, vele vandaag, zegt hij. Vervolgens wordt gehoord A. K e y z e rs kleermaker te Oss die er zich over ver. wondert, dat hij vooraf den eed moet afleggen. Hij heeft een broek van De B. gere. pareerd met stuk, dat genomen Is uit het vest. Het is ongeveer drie jaar geleden gebeurd; De B. is zelf met deze broek bij hem geweest. De president: Het was zijn eerste lange broek. Is hij ook bij u gekocht? Getuig-e Keyzers: Nee, het is con. fectie. De president: Dat kan u toch wel geleverd hebben. Dat blijkt echter niet het geval te zijn. De president vraagt nog of De B. het destijds niet voor zijn vader wilde weten, dat hij een ongelukje met zijn broek had gebad, doch daar kon getuige na drie jaar, niet meer op antwoorden. Een paar schoenen, dat den ver ­ dachten getoond wordt, herkennen deze niet. Getuige Boeyen kent ze ook niet. Dr. Hesselink deelt nog mede, dat in de teil in het water ook kafjes waren aangetroffen. Getuige B o e y e n—v an Orsouw deelt mede, dat ze in schoon zeepwater een overall en sokken van haar man had gewasschen. Dat er zand en haver- kaf in zat had ze niet kimnen consta. teeren. Dr. Hesselink merkt o.m. nog op, dat hij in de portemonnaie haverhafjes heeft aangetroffen; in den zakdoek waar geld in was geborgen, eveneens kafjes, zoomede kippeveertjes en zand. Op de vijl waarmee de doodelijke slag is gegeven deze is aangetroffen in het huis van de gebr. Verhoeven kwamen voor bloed, alsmede haverkafjes en zand. Operwachtmeester curfs, die in de woning van Boeyen is gekomen, nadat de burgemeester en Inspecteur Van Kem ­ pen reeds vertrokken waren, had er als- nog zand uit de kuip in beslag genomen. Uit zijn verdere mededeelingen blijkt, dat de afstand van Boeyen naar Oyen omstreeks 5 K.M. is. Kr is een kortere weg, binnendoor. Maar daarblj is het bijna noodzakelijk door water te gaan, dat ondiep is; het is daar zeer zande. rig. Op een vraag van het O.M. deelt ge ­ tuige mede, dat bij ^eyen geen haver- stroo in huis was, evenmin bij De B. en dat het den bewusten avond droog was. Wachtmeester P. R o f f e 1 te Oss, had verd, V. O. naar Oyen overgebracht. Ver ­ dachte had zich daarbij zeer onbehoorlii'k gedragen, zeer onbeschaafd en vulgair. De president vraagt of verd. een krant gelezen kan hebben. Getuige R o f f e 1 verklaart, dat dit niet kan, want het was elf uur. Verd. V. O. beweert toch de Bossche Courant of lets gelezen te hebben. Inspecteur Van Kempen zegt dat het niet kan. Een afgeluisterd gesprek in de cel. De hoofdbewaarder j. F e 1 d j e s alhier wordt daarop gehoord. Hij deelt mede dat een maand na den overval in een eel aekere Kivits zat. Naast deze eel zat v. 0. Kivits had een gesprek gehoord van v. O. Getuige heeft toen een gesprek gevolg hij op het oogenblik zelf genoteerd heeft. Van O. had gezegd, dat De B. op transport was gesteld. Van O. had voorte gezegd: Als hij zijn niond maar niet voorbijpraat. Ook had v. O. tegen Kivits gezegd: Jlij had zijn mond moeten houden, ik gun geen mensch de gevangenis. Er was o. m. gevraagd of er geen ge. tuigen te vinden zou^jen zijn. Den kost- baas vertrouwde hij uiet, die dacht dat hij latej thuis zou komen. Van O. had verder o.m. gezegd, (j^t hij f 69 had en nog / 80 vcor een advwcaat, maar hij zou cersrb jjiexi of ae he**- niet aoo zouden loslaten. Er was o.m. gevraagd hoe het gegaan was; of er ook een vrouw was. „Nee, het waren twee menschen." Het was een heel gevecht geweest en : de mannen hadden hun geld in den grond zitten. V. O. had de vrees uitgesproken, dat „de jongen" zou doorslaan; ais hij be ­ kent zoo had hij o.m. gezegd dan sla ik hem voor de Rechtbank dood. De Rut zou er voor moeten zorgen, dat er getuigen kwamen, anders liep het mis. De verd. v. O. o^tkent dat dit is medegedeeld; wel heeft hij gezegd waarvoor hij zat en zoo. De brigadier del Rijksveldwacht J. Verkoelen te Oyen deelt een en ander mee. over het onderzoek ter plaatse; deze heeft o.m. de vijl in beslag genomen. De gemeenteveldwachter W. Seegers te Oyen deelt mede, dat het raampje van de woning der Verhoevens openge. broken was. Hij herinnert het zich niet meer....--.. De 13-jarige Marinus van der W1 e 1 e n te Oss had destijds verklaard den bev/usten avond de verdachten samen te hebben gezien. Hij weet dat niet meer, wel een. De 20-jarige Gerardus van der W i e 1 e n te Oss verklaart De B. en v. O. niet samen gezien te hebben. De B. lag in de vrel, tot ongeveer kwart voor tienen. Inspecteur Van Kempen verduide. lijkt dat getuige het eerst anders ver- teld heeft. De arbeider Karel van den Berg te Oss verklaart dat de kleine v. d. Wielen hem verteld had dat hij De B. en V. O. samen gezien had. De knaap Mar. v. d. Wielen wordt nader aan den tand gevoeld, maar hij kan het zich niet meer herinneren. Het is ook zoo lang geleden! De president: Ja, ja, de Ossche methode. De agent van politie Veldkamp te Oss zet uiteen dat dit gesprek anders is geloopen, dan than.s verteld wordt. Te half een gaat de rechtbank in raadkamer. Tegen 1 uur wordt de zitting heropend. Nu wordt L. Boeyen gehoord. Hij is den bewusten nacht om ha'f twaalf thuis gekomen. Om 12 uur is hij naar bed gegaan. De president: Hebt u v. O. thuis hooren komen? Getuige: Ja, ik heb zelf de deur achter open gedaan. Hoe laat het was kan ik niet zeggen, want ik had geslui- merd. Het zal half een geweest zijn. Getuige deelt verder mede, dat bij V. O. nog iemand was, dien hij voor Toon Hendriks hield. Hij had er niet veel acht op geslagen. De onbekende had gevraagd: waar moet ik nou blijven? Getuige had er geen bezwaar tegen gehad, dat bij uitzondering de onbe ­ kende zou blijven slapen. Boeyen is toen naar bed gegaan, Kort daarop heeft hij boven gestommel ge ­ hoord. Getuige heeft geroepen en v. O. riep terug dat hij al in bed was of zoo in bed zou gaan of zoo iets. Het O.M. vraagt of de metgezel van V. O. klompen of schoenen aan liad. Getuige kan daarop niet ant ­ woorden; hij weet het niet, Het O.M. vraagt verder of het mogelijk is, dat er later nog iemand in huis is geweest. Getuige geeft te kennen dat hij dat niet weet; waarschijnlijk acht hij het niet. Getruda Boeyen-van Orsouw verklaart, dat haar man om half twaalf thuis is gekomen; om 12 uur gingen ze naar bed. Om 1 uur is er geklopt en toen kwamen er menschen binnen. Getuige heeft v. O. hooren spreken. Haar man zei o.a. tegen haar, dat Toon de Soep (d. i. A. Hendriks) gevraagd had of hij ook dien nacht daar kon slapen. Bij uitzondering was dat toegestaan. Omtrent; de aanwezigheid van een blauw pak' l.;gt getuige verklaringen af, die afvi'ijken van de desbetreffende mededeelingen van getuige Van Kempen. Verd. v. O. verklaart, dat Inspecteur Van Kempen liegt. Getuige Boeye n—v an Orsouw zegt dat het mogelijk is dat het blauwe pak in de gang heeft gehangen. Inspecteur van Kempen deelt mede, dat v. O. in het blauwe pak ge- kleed uit de kamer kwam. Het moet er dus gehangen hebben Verd. V. O. zegt dat hij de jas heeft aangetrokken in de gang of in de keu- ken. Maar hij hing aan de deur in de keuken. Boeyen vertelt, dat v. O. niet ge- kleed uit de kamer gekomen kan zijn, want het vestje hing in de keuken. Verd. V. O.: Van Kempen doet een meineed! B 0 e ij e n zegt nogmaals dat het vestje achter hing. Inspecteur Van Kempen herhaalt dat V. O. gekleed uit de kamer kwam. Tenslotte maakt het eten, dat, voor de misdaad, ten huize der familie Boeijen gebruikt is, een onderwerp van be- spreking uit. De president,vraagt wat men bij Boeijen kwam doen. Verdachte De B.: Niets. Er was nog licht aan en toen zag ik er v. O. President: Als je naar huis gaat en je ziet ergens licht aan, ga je dan naar binnen? Verd. De B.: Ja, bij kennissen wel. Hij vertelt verder dat hij tot kwarl over elf op den Heuvel is geweest. Inspecteur Van Kempen verzekert, dat om half tien daar niemand meer komt. Verd. v. O, zegt dat hij den bewusten avond eerst gefietst heeft en later gewandeld. De president: Had je bloed aan je kleeren? Verd. v. O.: Dat weet ik niet, maar die kleeren had ik niet aan. Ver^ S., -dtjolu clat totsii. hij by Boeyen aankwam, v. O. aan de deur was. Hij heeft wel Boeyen en zijn vrouw hooren praten. Verd. weet niet waar i. O. dien avond is geweest. Aan burgemeester Ploegmakers wordt nog gevraagd hoe De B. in het bed gevonden v/as. Hij geeft te kennen, dat hij den indruk had, dat De B. ver. stopt was. Hij lag tusschen bed en muur als het ware, met een laken en een deken over zich. Er was niet te zien, dat er iemand lag. De B. zegt dat hij rustig lag te slapen. Maar naar getuiges oordeel hield hij zich maar zoo. Hij speelde de comedie te mooi, De B. lag er kennelijk verborgen. De houding van De B. kenmerkte zich door groote zenuwachtigheid, zooals die van V. O. zich kenmerkte door groote brutaliteit. Om goed half twee schorst de president de zitting tot kwart voor drie. Hervattlngr der zitting. Tegen drie uur heropent de presi ­ dent de zitting. De vader van verd. De B. wordt voor- geroepen. De president: U hebt de heele zit ­ ting bijgewoond, wat zegt U ervan? Vader De B.: Ja, wat zal ik er van zeggen. De president: Is het een goede jongen? Vader DeB.: Ja het is een goede jongen. De president: En van O? Vader De B. Daar heb ik ook nooit iets TOn gehoord. Daarna komt het O.M. aan het woord. Het requisitoir. Mr. va,n Everdingen schetst in het kort het gebeurde in de woning van de gebroeders Verhoeven. Hij gaat na hoe na den overval de politie aanstonds gealarmeerd is en hoe deze komt in het kosthuis van v. O., waar deze verklaart zoo maar wat uit te zijn geweest. Waar. heen dat kan hij niet duidelijk maken. Spr. memoreert hoe door burgemeester Ploegmakei"s De B. ontdekt is. Deze De B. bevreert door alle lawaal heengeslapen te hebben. Uit de wijze waarop hij te voorschijn komt is het echter duidelijk, dat hij zich slechts slapende hield. Waarom heeft hij getracht zich te verstoppen? De politie gelast beide verdachten zich te kleeden in de kleeren, die zij den vo- rigen dag gedragen hadden. v. O, kleedt zich in het blauwe pak; maar dat hing in een kamer die dicht was en Boeyen en zijn vrouw verklaarden, dat er nie ­ mand in was geweest. Zijn schoenen en sokken kan hij niet vinden. De sokken in de waschkuip zegt hij dat niet van hem zijn. En dan krijgt hij een paar klompen. De B. kan zijn broek niet vinden. Ein- delijk vindt hij er een; hij zegt dat deze van hem is, maar hij is hem veel te wijd. De jongen beweert dat hij bretels droeg, maar die waren niet te vinden. Overigens was de broek ondraagbaar zelfs voor schaamtelooze jongens als deze verdachten zijn. Sokken zijn er ook niet, behalve de natte. Schoenen zijn er evenmin als klompen, waarop hij zegt gekomen te zijn. Er blijken verder twee broeken te zijn. Van een er van zegt de B. dai hij niet van hem is; maar uit de verklaringea van den kleermaker blijkt anders. Uit een andere broek, van Boeyen, maar die v. O. ook wel eens droeg, valt een portemonnaie met geld en in den anderen zak vindt men een zakdoek met geld. Hoe het er in gekomen is, weet nie ­ mand; van Boeyen is het niet en v. O, heeft nog schuld aan zijn kostbaas. Voorts v/ijst spr. er op dat er ool; haverkaf en kippenpluis is gevonden, dat ook werd aangetroffen in de wo ­ ning der gebroeders Verhoeven. Op de kleeren en pet van v. O. zat versch menschenbloed; v. O. weet er geen verklaring voor te vinden, Hij heeft alleen rondgewandeld en is met niemand in contact geweest. Met De B. is het evenzoo gesteld. En ook hij kan geen verklaring vinden. Ter zijde van het huis van Verhoeven zijn faecalien gevonden en twee voet ­ afdrukken. Deze_ afdrukken komen geheel overeen met die van v. O. Het onderzoek der faecalien wees uit. dat er sla was gegeten en vrouw Boeyen deelt mede. dat zij v. O. sla heeft voorgezet. Dan is er het gesprek met Kivits, tegen wien v. O. onder meer heeft gezegd: ik zeg het nooit dat ik het ge. da an heb. Een en ander is al meer dan fnuikend voor verd, Ook het verhaal, dat hij uit de krant van den overval had ^lezen klopt niet, want de krant was op dat oogenblik nog niet uit en bovendien verklaart de marechaussee, dat er geen krant gelezen is. Uit een en ander is duidelijk, dat de verdachten de daders van den overval zijn. Het bewijs is naar het oordeel van het O. M. volkomen geleverd. V/at de straf betreft, dat levert z.i. ook geen moeiliikheid op. In de reeks van misdaden uit den N.O. hoek van Brabant is deze niet de minste. Snr. schetst het gruweliike van het misdriif gepleegd teffpn de twee oude menschen. Het is een misdaad zooals er gelukkig niet elk oogenblik een voorkomt. De verdachten staan ongunstig be- kend. De houding van beide verdachten .stemt ook niet tot clementie. De B. blUft bij zijn ontkentenis: de houding van, V. O. is beneden critiek. De wlize waarop hii tekeer ging en de liederllik taal, weike hii uitsloeg, verklaart snr. als een uiting van de woede, welke hem bezielde toen hii zag, dat hij zoo spoedig gevangen was. De eiscb. Het O.M. vraagt tenslotte ] 1S jaar gevangenissfraf zonder aftrek, wegens diefstal door 2 vereenigde personen met geweldpleging, den dood tengevolge hebbende. De verdachten verklaren onschul- dig te zijn. De pleidooien. De verdediger van v. O., M r. K r u s e, merkt op, dat er geen recntstreeksche getuige is. Wie kroongetuige zou Kunnen zijn, heeft verdachte niet herkend. AUeen weet hij, dat er vermoedelijk drie zijn geweest. Stille getuigen zijn vaak meer waard dan andere; maar de aanwezige stille getuigen tiebben dit gemeen, dat er nog een andere oplossing mogelijk is dan deze, dat de verdachten op de pia vts van het misdrijf zijn geweest. Het klinkt onwaarschijnlijk, maar on,w mogelijk is het niet, dat fn ander met de gevonden kleeren aan de daad gepleegd heeft. Er zijn geraffineerde misdadigers in Oss. Wanneer men 't nagaat zou misschien gebleken zijn dat half Oss den Dewus'f«n dag sla met aardapoeien had gegeten. De zaak van de gesprekk^a in de gevangenis, is bijna te naiet on, waar te zijn; een Ossche verdachte, die de waarde van zwijgzaamheid Ejsnt zou zulke gesprekken voeren met et a mede- gedetineerd®. Het gebruiken van den hoofrlbewaar- der als instrument acht pi. iJet juist. In dit verband hcrinnert hy er aan, dat een verd. bij zijn verhoor noet wor- den voorgehouden, dat hij nist behoeft mee te werken aan zijn vero. i^deeling. De strafmaat besprekend .neent pi. dat over de dagvaarding heen het O. M. tracht te laten straffen voor roof- moord, waarover men veel spreekt, maar die niet ten laste is gelegd. Voor diefstal met geweldpleging, dood ten gevolge hebbend, acht pi. vijf- tien jaar toch wel zeer aan den hoo- gen kant. Nooit zal te achternalen zijn wat er dien nacht gebeurd is; waren er twee of drie en wat was ieders aandeel in het misdrijf? Voor de strafmaat zal dat toch van beteekenis te achten zijn Wanneer de rechtbank meent tot een veroordeeling te kunnen komen, dan moge het college overwegen wat ieders aandeel geweest kan zijn. Vervolgens kwam Mr. Pu 11 es (Oss) verdediger van De B. aan het woord. Op juridische gronden trachtte hij aan te toonen, dat zijn client op deze dagvaar ­ ding niet te veroordeelen is. Hij betoogt dat er veel reden tot twij- fel blijft of De B. in Oyen is geweest. Het bewijs is daarvoor niet geleverd. Overigens verwijst pi. naar het reclas- seeringsrapport, opmerkende dat het hoofd der school De B. een vlijttg leerling noemde, die hij niet in staat achtte tot zoo'n misdrijf; voorts dat de pastonr ver- klaarde, dat de jongen zijn plichten steeds waarnam.