Tekstweergave van KKO7536-438-014
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Provinciale
Noordbrabantsche
en
's-Hertogenbossche
Coisra^it
~
Dinsdag
12
^aart
i©3i
—
Si
^
DEUDE
f
Hef
afschuwelijk
drama
fe
Oijen.
Verdachte
Ossenaren
voor
het
gerecht.
(Reeds
opgenomen
In
een
gedeelte
onzer
vorige
oplaag).
(Vervolg
van
het
verslag
van
gisteren).
Er
ontstaat
dan
een
gedachtenwisse-
ling
over
het
costuum,
dat
v.
O.
gedra-
gen
zou
hebben,
daags
voor
de
arres-
tatie.
Verd.
V.
O.
zou
beweerd
hebben
dat
hij
zijn
blauwe
pak
had
aangehad.
Inspect€ur
Van
Kempen
zegt
dat
verd.
hem
gezegd
heeft,
dat
hij
zijn
man-
chestersche
pak
daags
te
voren
had
ge-
dragen.
—
Dat
lieg
je,
zegt
v
e
r
d.
v.
O.
—
Dat
gaat
zoo
niet,
met
Je
groote
bek,
aldus
de
president.
Burgemeester
Ploegmakers
wordt
Inmiddels
gehoord;
hij
deelt
o.m.
mede,
dat
alle
kleeren
in
beslag
genomen
wa.
ren.
Wie
z'n
broek
is
dat?
Inspecteur
Van
Kempen
verklaart
verder,
dat
verd.
De
B.
stokstijf
volhield,
dat
een
bepaalde
broek
van
hem
was,
maar
toen
hij
hem
moest
aantrekken,
bleek
hij
veel
te
groot
te
zijn.
Zijn
sok-
ken
waren
niet
te
vinden
en
de
knaap
beweerde,
dat
hij
op
klompen
was
geko-
men;
van
de
schoenen
op
zolder
wllde
hij
natuurlijk
niet
weten.
De
klompen
zou
hij
onder
talel
gezet
hebben,
maar
^ze
waren
er
niet
meer.
Op
van
Boeyen
geleende
klompen
is
verd.
meegenomen.
Verdachte
De
B.
herkent
de
groote
broek
als
de
zijne.
De
president
merkt
op,
dat
die
broek
niet
te
dragen
was.
V
e
r
d.
D
e
B.:
Ik
droeg
ze
met
bretels.
President:
Er
waren
geen
bretels,
waar
zijn
die
dan?
Inspecteur
Van
Kempen:
Welneen,
we
hebben
er
nog
om
gelachen,
omdat
hij
zoo
met
zijn
broek
stond
te
houden.
Verd.
De
B.:
Er
zaten
wel
bretels
aan.
Aan
getuige
Boeyen
wordt
de
groote
broek
getoond;
hij
herkent
hem
als
zijn
eigendom.
President
tot
de
B.:
Het
Is
zijn
broek!
Verd.
De
B.:
Het
zijn
leugens,
het
is
mijn
broek.
Getuige
Van
Kempen
vervolgt
dan
zijn
mededeelingen
over
het
onder-
zoek.
O.m.
zijn
bij
het
huis
versche
voetafdrukken
gewnden.
De
RijksveW-
wachter
van
Oyen
heeft
afdrukken
er
van
genomen.
Later
zijn
verdachten
geconfronteerd
in
Oyen.
Toen
nadien
op
het
bureau
in
Oss
een
broek
in
beslag
genomen
van
de
kamer
waar
verdachten
hadden
geslapen,
werd
nagezien,
viel
er
een
portemonnaie
uit,
inhoudende
geld;
in
een
ouden
zak
zat
een
zakdoek
waarin
©en
.
geUJk
-teedrag
getooopt
Deze
broek
was
van
BoeUen.
Getuige
Boeij
en
herkent
de
be-
wuste
broek
als
zijn
eigendom.
De
president
vraagt
of
er
geld
in
de
broek
was.
Getuige
geeft
te
kennen
dat
hij
geen
geld
in
huis
had,
hoogstens
een
of
twee
gulden.
President
tot
verd.
v.
O.
Eigen-
aardig
dat
er
geld
in
de
broek
zat;
jij
had
geen
geld
en
je
had
nog
schuld
aan
Boeijen.
.
Verdachte
v.
O.:
Ja,
ik
weet
niet
hoe
het
er
in
gekomen
is;
ik
ben
on-
schuldig.
,
.
De
president:
Dan
zal
een
toove-
naar
het
er
in
gebracht
hebben.
Verd.
V.
O.
lachend:
Ja,
kon
ik
dat
ook
maar.
De
president:
Je
behoeft
er
niet
om
te
lachen,
het
is
te
ernstig.
Verd.
V.
O.:
Ik
kan
er
toch
moeilijk
dm
gaan
janken!
Getuige
Van
Kempen
deelt
nog
mede,
dat
v.
O.
heeft
toegegeven
dat
de
portemonnaie
zijn
eigendom
was.
President:
Is
dat
jou
portemon
naie.
V
e
r
d.
V.
O.:
Ja
zoo
een
had
ik
er,
of
hij
van
mij
is
weet
ik
niet;
er
zijn
zoo-
veel
portemonnaies.
Dan
komt
de
zakdoek
ter
tafel.
Beide
verdachten
verklaren
den
:^kdoek
niet
te
kennen,
hij
is
niet
van
hen.
—
Van
wien
is
nij
dan
wel?
wil
de
president
weten.
—
Ja,
hoe
moet
ik
dat
weten,
zegt
V.
O.
—
Je
zult
toch
niet
vergen,
dat
wij
het
weten?
aldus
de
president.
■—
Hij
kan
best
van
iemand
anders
zijn,
meent
v.
O.
Getuige
Boeyen
deelt
nog
mede,
dat
de
kleeren
die
in
de
kuip
gevonden
zijn,
daar
door
anderen
zijn
ingedaaii;
zijn
vrouw
of
hij
hebben
het
niet
ge-
daan.
Verd.
V.
O.:
Misschieri
heeft
Boeyen
het
wel
gedaan.
De
president:
De
moord?
Verd.
V.
O.:
Wel
ja.
De
president:
Dat
kan
in
ieder
geval
niet,
want
Boeyen
is
tot
11
uur
op
de
fabriek
geweest.
Getuige
van
Kempen
deelt
ver
der
mee,
dat
verd.
v.
O.
zich
heeft
aan-
gesteld
als
een
beest.
In
de
eel
heeft
hij
zitten
zingen.
allerlei
vuile
liedjes
en
de
uitdrukkingen
die
hij
bezigde
waren
ergerlijk.
Overigens
deelt
hij
een
en
ander
mede
over
de
omgeving,
waarin
de
beide
ver
dachten
verkeerden.
Zelfs
de
jonge
De
B.
kreeg
jenever!
Het
tweede
slacbtoffer
geboord.
Vervolgens
wordt
gehoord
de
landbou-
wer
Petrus
Verhoeven,
uit
Oyen.
Hij
krijgt
een
stoel,
omdat
hij
niet
al
te
wel
blijkt
te
zijn.
Hij
deelt
mee,
dat
zijn
vermoorde
broer
en
hij
vroeg
naar
bed
waren
gegaan
op
den
bewusten
nacht.
Het
geld
lag
onder
bed
in
een
sigarenkoker
en
in
een
trom-
mel
was
ook
nog
wat
geld.
Onder
bed
was
een
bedrag
van
ongeveer
/
70.
Getuige
heeft
niemand
binnen
hooren
komen.
Hi,1
werd
wakker
toen
zijn
broer
om
hulp
riep;
toen
hadden
de
inbrekers
ge-
vraagd
waar
het
geld
was.
„In
huis",
had
hij
gezegd,
maar
waar
deelde
hij
niet
mee.
Hij
kreeg
een
klap
op
zijn
hoofd
en
zijn
gezicht
en
hij
bezwijmde.
Later
is
hij
vastgebonden
aan
zijn
broer.
Uitvoerig
verhaalt
getuige
dan
van
de
wijze,
waarop
hij
zich
bevrijd
had
en
hulp
was
gaan
halen.
Hij
deelt
o.m.
nog
mede,
dat
de
voor-
en
achterdeur
gegrendeld
waren;
het
kleine
raampje
was
gesloten
met
een
wervel,
later
stond
het
open.
Het
blijkt
nog,
dat
getuige
lang
ziek
is
geweest
na
den
hem
toegebrachten
slag.
De
president:
Als
je
wilt
kun
je
dan
nu
wel
naar
huis
gaan.
Getuige
Verhoeven:
Da's
goed,
maar't
geld,
dat
krijg
ik
toch
terug.
De
president:
Ja,
ja,
dat
krijg
je
terug!
Verklaringen
des
deskundigen.
Daarop
wordt
gehoord
als
getuige-des-
kundige
Dr.
M
e
11
r
o
p.
Tevens
wordt
burgemeester
Jans
van
Oyen
beeedigd.
De
laatste
deelt
mede,
dat
hij
het
lijk
van
Antoon
Verhoeven
heeft
in
beslag
genomen.
Dr.
Mettrop
verklaart
vervolgens
omtrent
zijn
bevindingen
bij
de
sectie.
Acht
ribben
aan
de
linkerzijde
en
vier
aan
de
rechterzijde
waren
gebroken.
Voorts
waren
er
verschillende
versche
bloeduitstortingen.
Een
natuurlljke
dood
viel
niet
te
verklaren;
de
dood
is
het
ge-
volg
geweest
van
hevig
mechanisch
ge-
weld,
aldus
is
de
conclusie.
Volgende
getuige
is
de
deskundige
D
r.
W.
Hesselink,
scheikundige
te
Arn-
hem,
die
een
uitvoerig
rapport
heeft
in-
gediend.
Aan
de
hand
van
gipsafdrukken
van
voetsporen
welke
bij
de
woning
der
ge-
broeders
Verhoeven
waren
aangetrof-
fen,
toonde
getuige
aan,
dat
deze
over-
eenkomen
met
de
schoenen
van
Van
O.
Gertruda
van
Orsouw,
echt-
genoote
van
Boeyen,
deelt
mede,
dat
V.
O.
bij
haar
in
de
kost
was.
Zlj
be-
vestigt
de
verklaringen,
welke
zij
des-
tijds
heeft
afgelegd
aan
Inspecteur
van
Kempen,
o.m.
ten
aanzien
van
wat
er
op
13
Mei
gegeten
is.
Verraderlijke
faeces
en
haver-
kafjes!
Dr.
Hesselink
had
faeces
onder-
zocht,
dat
was
aangetroffen
bij
de
wonmg
waar
de
aanslag
plaats
vend.
aangetroffeit-bostarrdtieeiBrr
van
sla
en
keelen,
welke
op
13
Mei
bij
Boeyen-van
Orsouw
gegeten
waren.
Aan
de
mouwen
van
de
jas
van
v.
O.
zijn
pluisjes
en
haverkafjes
gevonden,
welke
overeenkomen
met
die,
waarin
het
lijk
van
Verhoeven
is
gevonden.
Die
pluisjes
en
kafjes
zijn
vastgeplakt
in
het
bloed.
Ze
moeten
er
ingekomen
zijn
toen
het
bloed
nog
nat
was.
Verd.
V.
O.
zegt.
dat
hij
niet
weet,
hoe
het
aan
zijn
jas
is
gekomen;
hij
had
de
jas
niet
aangehad.
Zijn
bed
is
ook
met
kaf
gevuld.
Getuige
Hesselink
deelt
verder
mede,
dat
er
op
de
broek,
welke
in
de
kuip
was
aangetroffen
veel
zand
zat.
De
sokken
waren
eveneens
bevuild
met
veel
zand.
Verd.
v.
O.
deelt
mede,
de
schoenen
's
middags
om
5
uur
afgewasschen
te
hebben.
Rechter
Mr.
Poerink
vraagt,
waar.
om
hij
dat
gedaan
heeft.
Verd.
V.
O.
geeft
te
kennen,
dat
hij
de
schoenen
wilde
verven.
De
sokken,
waaraan
zich
de
sokophou-
ders
nog
bevinden,
herkent
getuige
Boeysn
als
te
zijn
van
Van
O.
Ook
de
vrouw
van
Boeyen
herkent
ze
als
eigen
dom
van
V.
O.
Verd.
V.
O.
vraagt
of
hij
de
sokken
ook
mag
zien.
Dat
mag.
En
hij
herkent
ze
als
de
zijne.
Getuige
Van
Kempen:
Dat
is
de
eerste
keer,
dat
hij
bekent,
dat
het
zijn
sokken
zijn.
Aan
een
jasje
van
De
B.
heeft
Dr.
Hesselink
bloed
aangetroffen,
doch
minder
dan
op
de
andere
jas.
Ook
waren
er
een
paar
met
bloed
bevlekte
haver
kafjes
op.
Een
en
ander
was
menschenbloed.
De
broek,
hoewel
van
dezelfde
stof,
had
de
B.
niet
herkend
Deze
broek
lag
in
de
kuip
en
hij
was
kletsnat
toen
getuige
Hesselink
hem
ter
onderzoek
kreeg.
Opperwachtmeester
C
u
r
f
s
te
Vlodrop,
destijds
te
Oss,
had
het
vest
in
beslag
genomen
bij
De
B.
thuis.
Er
is
toen
ge
zegd,
dat
men
niet
wist
van
wie
het
was.
Verd.
D
e
B.
verklaart,
dat
vest
en
broek
niet
van
hem
zijn.
Zijn
vader
heeft
het
jasje
alleen
gekocht.
Den
president
bevreemdt
dit;
we
beleven
kluchten,
vele
vandaag,
zegt
hij.
Vervolgens
wordt
gehoord
A.
K
e
y
z
e
rs
kleermaker
te
Oss
die
er
zich
over
ver.
wondert,
dat
hij
vooraf
den
eed
moet
afleggen.
Hij
heeft
een
broek
van
De
B.
gere.
pareerd
met
stuk,
dat
genomen
Is
uit
het
vest.
Het
is
ongeveer
drie
jaar
geleden
gebeurd;
De
B.
is
zelf
met
deze
broek
bij
hem
geweest.
De
president:
Het
was
zijn
eerste
lange
broek.
Is
hij
ook
bij
u
gekocht?
Getuig-e
Keyzers:
Nee,
het
is
con.
fectie.
De
president:
Dat
kan
u
toch
wel
geleverd
hebben.
Dat
blijkt
echter
niet
het
geval
te
zijn.
De
president
vraagt
nog
of
De
B.
het
destijds
niet
voor
zijn
vader
wilde
weten,
dat
hij
een
ongelukje
met
zijn
broek
had
gebad,
doch
daar
kon
getuige
na
drie
jaar,
niet
meer
op
antwoorden.
Een
paar
schoenen,
dat
den
ver
dachten
getoond
wordt,
herkennen
deze
niet.
Getuige
Boeyen
kent
ze
ook
niet.
Dr.
Hesselink
deelt
nog
mede,
dat
in
de
teil
in
het
water
ook
kafjes
waren
aangetroffen.
Getuige
B
o
e
y
e
n—v
an
Orsouw
deelt
mede,
dat
ze
in
schoon
zeepwater
een
overall
en
sokken
van
haar
man
had
gewasschen.
Dat
er
zand
en
haver-
kaf
in
zat
had
ze
niet
kimnen
consta.
teeren.
Dr.
Hesselink
merkt
o.m.
nog
op,
dat
hij
in
de
portemonnaie
haverhafjes
heeft
aangetroffen;
in
den
zakdoek
waar
geld
in
was
geborgen,
eveneens
kafjes,
zoomede
kippeveertjes
en
zand.
Op
de
vijl
waarmee
de
doodelijke
slag
is
gegeven
—
deze
is
aangetroffen
in
het
huis
van
de
gebr.
Verhoeven
—
kwamen
voor
bloed,
alsmede
haverkafjes
en
zand.
Operwachtmeester
curfs,
die
in
de
woning
van
Boeyen
is
gekomen,
nadat
de
burgemeester
en
Inspecteur
Van
Kem
pen
reeds
vertrokken
waren,
had
er
als-
nog
zand
uit
de
kuip
in
beslag
genomen.
Uit
zijn
verdere
mededeelingen
blijkt,
dat
de
afstand
van
Boeyen
naar
Oyen
omstreeks
5
K.M.
is.
Kr
is
een
kortere
weg,
binnendoor.
Maar
daarblj
is
het
bijna
noodzakelijk
door
water
te
gaan,
dat
ondiep
is;
het
is
daar
zeer
zande.
rig.
Op
een
vraag
van
het
O.M.
deelt
ge
tuige
mede,
dat
bij
^eyen
geen
haver-
stroo
in
huis
was,
evenmin
bij
De
B.
en
dat
het
den
bewusten
avond
droog
was.
Wachtmeester
P.
R
o
f
f
e
1
te
Oss,
had
verd,
V.
O.
naar
Oyen
overgebracht.
Ver
dachte
had
zich
daarbij
zeer
onbehoorlii'k
gedragen,
zeer
onbeschaafd
en
vulgair.
De
president
vraagt
of
verd.
een
krant
gelezen
kan
hebben.
Getuige
R
o
f
f
e
1
verklaart,
dat
dit
niet
kan,
want
het
was
elf
uur.
Verd.
V.
O.
beweert
toch
de
Bossche
Courant
of
lets
gelezen
te
hebben.
Inspecteur
Van
Kempen
zegt
dat
het
niet
kan.
Een
afgeluisterd
gesprek
in
de
cel.
De
hoofdbewaarder
j.
F
e
1
d
j
e
s
alhier
wordt
daarop
gehoord.
Hij
deelt
mede
dat
een
maand
na
den
overval
in
een
eel
aekere
Kivits
zat.
Naast
deze
eel
zat
v.
0.
Kivits
had
een
gesprek
gehoord
van
v.
O.
Getuige
heeft
toen
een
gesprek
gevolg
hij
op
het
oogenblik
zelf
genoteerd
heeft.
Van
O.
had
gezegd,
dat
De
B.
op
transport
was
gesteld.
Van
O.
had
voorte
gezegd:
Als
hij
zijn
niond
maar
niet
voorbijpraat.
Ook
had
v.
O.
tegen
Kivits
gezegd:
Jlij
had
zijn
mond
moeten
houden,
ik
gun
geen
mensch
de
gevangenis.
Er
was
o.
m.
gevraagd
of
er
geen
ge.
tuigen
te
vinden
zou^jen
zijn.
Den
kost-
baas
vertrouwde
hij
uiet,
die
dacht
dat
hij
latej
thuis
zou
komen.
Van
O.
had
verder
o.m.
gezegd,
(j^t
hij
f
69
had
en
nog
/
80
vcor
een
advwcaat,
maar
hij
zou
cersrb
jjiexi
of
ae
he**-
niet
aoo
zouden
loslaten.
Er
was
o.m.
gevraagd
hoe
het
gegaan
was;
of
er
ook
een
vrouw
was.
„Nee,
het
waren
twee
menschen."
Het
was
een
heel
gevecht
geweest
en
:
de
mannen
hadden
hun
geld
in
den
grond
zitten.
V.
O.
had
de
vrees
uitgesproken,
dat
„de
jongen"
zou
doorslaan;
ais
hij
be
kent
—
zoo
had
hij
o.m.
gezegd
—
dan
sla
ik
hem
voor
de
Rechtbank
dood.
De
Rut
zou
er
voor
moeten
zorgen,
dat
er
getuigen
kwamen,
anders
liep
het
mis.
De
verd.
v.
O.
o^tkent
dat
dit
is
medegedeeld;
wel
heeft
hij
gezegd
waarvoor
hij
zat
en
zoo.
De
brigadier
del
Rijksveldwacht
J.
Verkoelen
te
Oyen
deelt
een
en
ander
mee.
over
het
onderzoek
ter
plaatse;
deze
heeft
o.m.
de
vijl
in
beslag
genomen.
De
gemeenteveldwachter
W.
Seegers
te
Oyen
deelt
mede,
dat
het
raampje
van
de
woning
der
Verhoevens
openge.
broken
was.
Hij
herinnert
het
zich
niet
meer....--..
De
13-jarige
Marinus
van
der
W1
e
1
e
n
te
Oss
had
destijds
verklaard
den
bev/usten
avond
de
verdachten
samen
te
hebben
gezien.
Hij
weet
dat
niet
meer,
wel
een.
De
20-jarige
Gerardus
van
der
W
i
e
1
e
n
te
Oss
verklaart
De
B.
en
v.
O.
niet
samen
gezien
te
hebben.
De
B.
lag
in
de
vrel,
tot
ongeveer
kwart
voor
tienen.
Inspecteur
Van
Kempen
verduide.
lijkt
dat
getuige
het
eerst
anders
ver-
teld
heeft.
De
arbeider
Karel
van
den
Berg
te
Oss
verklaart
dat
de
kleine
v.
d.
Wielen
hem
verteld
had
dat
hij
De
B.
en
V.
O.
samen
gezien
had.
De
knaap
Mar.
v.
d.
Wielen
wordt
nader
aan
den
tand
gevoeld,
maar
hij
kan
het
zich
niet
meer
herinneren.
Het
is
ook
zoo
lang
geleden!
De
president:
Ja,
ja,
de
Ossche
methode.
De
agent
van
politie
Veldkamp
te
Oss
zet
uiteen
dat
dit
gesprek
anders
is
geloopen,
dan
than.s
verteld
wordt.
Te
half
een
gaat
de
rechtbank
in
raadkamer.
Tegen
1
uur
wordt
de
zitting
heropend.
Nu
wordt
L.
Boeyen
gehoord.
Hij
is
den
bewusten
nacht
om
ha'f
twaalf
thuis
gekomen.
Om
12
uur
is
hij
naar
bed
gegaan.
De
president:
Hebt
u
v.
O.
thuis
hooren
komen?
Getuige:
Ja,
ik
heb
zelf
de
deur
achter
open
gedaan.
Hoe
laat
het
was
kan
ik
niet
zeggen,
want
ik
had
geslui-
merd.
Het
zal
half
een
geweest
zijn.
Getuige
deelt
verder
mede,
dat
bij
V.
O.
nog
iemand
was,
dien
hij
voor
Toon
Hendriks
hield.
Hij
had
er
niet
veel
acht
op
geslagen.
De
onbekende
had
gevraagd:
waar
moet
ik
nou
blijven?
Getuige
had
er
geen
bezwaar
tegen
gehad,
dat
bij
uitzondering
de
onbe
kende
zou
blijven
slapen.
Boeyen
is
toen
naar
bed
gegaan,
Kort
daarop
heeft
hij
boven
gestommel
ge
hoord.
Getuige
heeft
geroepen
en
v.
O.
riep
terug
dat
hij
al
in
bed
was
of
zoo
in
bed
zou
gaan
of
zoo
iets.
Het
O.M.
vraagt
of
de
metgezel
van
V.
O.
klompen
of
schoenen
aan
liad.
Getuige
kan
daarop
niet
ant
woorden;
hij
weet
het
niet,
Het
O.M.
vraagt
verder
of
het
mogelijk
is,
dat
er
later
nog
iemand
in
huis
is
geweest.
Getuige
geeft
te
kennen
dat
hij
dat
niet
weet;
waarschijnlijk
acht
hij
het
niet.
Getruda
Boeyen-van
Orsouw
verklaart,
dat
haar
man
om
half
twaalf
thuis
is
gekomen;
om
12
uur
gingen
ze
naar
bed.
Om
1
uur
is
er
geklopt
en
toen
kwamen
er
menschen
binnen.
Getuige
heeft
v.
O.
hooren
spreken.
Haar
man
zei
o.a.
tegen
haar,
dat
Toon
de
Soep
(d.
i.
A.
Hendriks)
gevraagd
had
of
hij
ook
dien
nacht
daar
kon
slapen.
Bij
uitzondering
was
dat
toegestaan.
Omtrent;
de
aanwezigheid
van
een
blauw
pak'
l.;gt
getuige
verklaringen
af,
die
afvi'ijken
van
de
desbetreffende
mededeelingen
van
getuige
Van
Kempen.
Verd.
v.
O.
verklaart,
dat
Inspecteur
Van
Kempen
liegt.
Getuige
Boeye
n—v
an
Orsouw
zegt
dat
het
mogelijk
is
dat
het
blauwe
pak
in
de
gang
heeft
gehangen.
Inspecteur
van
Kempen
deelt
mede,
dat
v.
O.
in
het
blauwe
pak
ge-
kleed
uit
de
kamer
kwam.
Het
moet
er
dus
gehangen
hebben
Verd.
V.
O.
zegt
dat
hij
de
jas
heeft
aangetrokken
in
de
gang
of
in
de
keu-
ken.
Maar
hij
hing
aan
de
deur
in
de
keuken.
Boeyen
vertelt,
dat
v.
O.
niet
ge-
kleed
uit
de
kamer
gekomen
kan
zijn,
want
het
vestje
hing
in
de
keuken.
Verd.
V.
O.:
Van
Kempen
doet
een
meineed!
B
0
e
ij
e
n
zegt
nogmaals
dat
het
vestje
achter
hing.
Inspecteur
Van
Kempen
herhaalt
dat
V.
O.
gekleed
uit
de
kamer
kwam.
Tenslotte
maakt
het
eten,
dat,
voor
de
misdaad,
ten
huize
der
familie
Boeijen
gebruikt
is,
een
onderwerp
van
be-
spreking
uit.
De
president,vraagt
wat
men
bij
Boeijen
kwam
doen.
Verdachte
De
B.:
Niets.
Er
was
nog
licht
aan
en
toen
zag
ik
er
v.
O.
President:
Als
je
naar
huis
gaat
en
je
ziet
ergens
licht
aan,
ga
je
dan
naar
binnen?
Verd.
De
B.:
Ja,
bij
kennissen
wel.
Hij
vertelt
verder
dat
hij
tot
kwarl
over
elf
op
den
Heuvel
is
geweest.
Inspecteur
Van
Kempen
verzekert,
dat
om
half
tien
daar
niemand
meer
komt.
Verd.
v.
O,
zegt
dat
hij
den
bewusten
avond
eerst
gefietst
heeft
en
later
gewandeld.
De
president:
Had
je
bloed
aan
je
kleeren?
Verd.
v.
O.:
Dat
weet
ik
niet,
maar
die
kleeren
had
ik
niet
aan.
Ver^
S.,
-dtjolu
clat
totsii.
hij
by
Boeyen
aankwam,
v.
O.
aan
de
deur
was.
Hij
heeft
wel
Boeyen
en
zijn
vrouw
hooren
praten.
Verd.
weet
niet
waar
i.
O.
dien
avond
is
geweest.
Aan
burgemeester
Ploegmakers
wordt
nog
gevraagd
hoe
De
B.
in
het
bed
gevonden
v/as.
Hij
geeft
te
kennen,
dat
hij
den
indruk
had,
dat
De
B.
ver.
stopt
was.
Hij
lag
tusschen
bed
en
muur
als
het
ware,
met
een
laken
en
een
deken
over
zich.
Er
was
niet
te
zien,
dat
er
iemand
lag.
De
B.
zegt
dat
hij
rustig
lag
te
slapen.
Maar
naar
getuiges
oordeel
hield
hij
zich
maar
zoo.
Hij
speelde
de
comedie
te
mooi,
De
B.
lag
er
kennelijk
verborgen.
De
houding
van
De
B.
kenmerkte
zich
door
groote
zenuwachtigheid,
zooals
die
van
V.
O.
zich
kenmerkte
door
groote
brutaliteit.
Om
goed
half
twee
schorst
de
president
de
zitting
tot
kwart
voor
drie.
Hervattlngr
der
zitting.
Tegen
drie
uur
heropent
de
presi
dent
de
zitting.
De
vader
van
verd.
De
B.
wordt
voor-
geroepen.
De
president:
U
hebt
de
heele
zit
ting
bijgewoond,
wat
zegt
U
ervan?
Vader
De
B.:
Ja,
wat
zal
ik
er
van
zeggen.
De
president:
—
Is
het
een
goede
jongen?
Vader
DeB.:
—
Ja
het
is
een
goede
jongen.
De
president:
En
van
O?
Vader
De
B.
Daar
heb
ik
ook
nooit
iets
TOn
gehoord.
Daarna
komt
het
O.M.
aan
het
woord.
Het
requisitoir.
Mr.
va,n
Everdingen
schetst
in
het
kort
het
gebeurde
in
de
woning
van
de
gebroeders
Verhoeven.
Hij
gaat
na
hoe
na
den
overval
de
politie
aanstonds
gealarmeerd
is
en
hoe
deze
komt
in
het
kosthuis
van
v.
O.,
waar
deze
verklaart
zoo
maar
wat
uit
te
zijn
geweest.
Waar.
heen
dat
kan
hij
niet
duidelijk
maken.
Spr.
memoreert
hoe
door
burgemeester
Ploegmakei"s
De
B.
ontdekt
is.
Deze
De
B.
bevreert
door
alle
lawaal
heengeslapen
te
hebben.
Uit
de
wijze
waarop
hij
te
voorschijn
komt
is
het
echter
duidelijk,
dat
hij
zich
slechts
slapende
hield.
Waarom
heeft
hij
getracht
zich
te
verstoppen?
De
politie
gelast
beide
verdachten
zich
te
kleeden
in
de
kleeren,
die
zij
den
vo-
rigen
dag
gedragen
hadden.
v.
O,
kleedt
zich
in
het
blauwe
pak;
maar
dat
hing
in
een
kamer
die
dicht
was
en
Boeyen
en
zijn
vrouw
verklaarden,
dat
er
nie
mand
in
was
geweest.
Zijn
schoenen
en
sokken
kan
hij
niet
vinden.
De
sokken
in
de
waschkuip
zegt
hij
dat
niet
van
hem
zijn.
En
dan
krijgt
hij
een
paar
klompen.
De
B.
kan
zijn
broek
niet
vinden.
Ein-
delijk
vindt
hij
er
een;
hij
zegt
dat
deze
van
hem
is,
maar
hij
is
hem
veel
te
wijd.
De
jongen
beweert
dat
hij
bretels
droeg,
maar
die
waren
niet
te
vinden.
Overigens
was
de
broek
ondraagbaar
zelfs
voor
schaamtelooze
jongens
als
deze
verdachten
zijn.
Sokken
zijn
er
ook
niet,
behalve
de
natte.
Schoenen
zijn
er
evenmin
als
klompen,
waarop
hij
zegt
gekomen
te
zijn.
Er
blijken
verder
twee
broeken
te
zijn.
Van
een
er
van
zegt
de
B.
dai
hij
niet
van
hem
is;
maar
uit
de
verklaringea
van
den
kleermaker
blijkt
anders.
Uit
een
andere
broek,
van
Boeyen,
maar
die
v.
O.
ook
wel
eens
droeg,
valt
een
portemonnaie
met
geld
en
in
den
anderen
zak
vindt
men
een
zakdoek
met
geld.
Hoe
het
er
in
gekomen
is,
weet
nie
mand;
van
Boeyen
is
het
niet
en
v.
O,
heeft
nog
schuld
aan
zijn
kostbaas.
Voorts
v/ijst
spr.
er
op
dat
er
ool;
haverkaf
en
kippenpluis
is
gevonden,
dat
ook
werd
aangetroffen
in
de
wo
ning
der
gebroeders
Verhoeven.
Op
de
kleeren
en
pet
van
v.
O.
zat
versch
menschenbloed;
v.
O.
weet
er
geen
verklaring
voor
te
vinden,
Hij
heeft
alleen
rondgewandeld
en
is
met
niemand
in
contact
geweest.
Met
De
B.
is
het
evenzoo
gesteld.
En
ook
hij
kan
geen
verklaring
vinden.
Ter
zijde
van
het
huis
van
Verhoeven
zijn
faecalien
gevonden
en
twee
voet
afdrukken.
Deze_
afdrukken
komen
geheel
overeen
met
die
van
v.
O.
Het
onderzoek
der
faecalien
wees
uit.
dat
er
sla
was
gegeten
en
vrouw
Boeyen
deelt
mede.
dat
zij
v.
O.
sla
heeft
voorgezet.
Dan
is
er
het
gesprek
met
Kivits,
tegen
wien
v.
O.
onder
meer
heeft
gezegd:
ik
zeg
het
nooit
dat
ik
het
ge.
da
an
heb.
Een
en
ander
is
al
meer
dan
fnuikend
voor
verd,
Ook
het
verhaal,
dat
hij
uit
de
krant
van
den
overval
had
^lezen
klopt
niet,
want
de
krant
was
op
dat
oogenblik
nog
niet
uit
en
bovendien
verklaart
de
marechaussee,
dat
er
geen
krant
gelezen
is.
Uit
een
en
ander
is
duidelijk,
dat
de
verdachten
de
daders
van
den
overval
zijn.
Het
bewijs
is
naar
het
oordeel
van
het
O.
M.
volkomen
geleverd.
V/at
de
straf
betreft,
dat
levert
z.i.
ook
geen
moeiliikheid
op.
In
de
reeks
van
misdaden
uit
den
N.O.
hoek
van
Brabant
is
deze
niet
de
minste.
Snr.
schetst
het
gruweliike
van
het
misdriif
gepleegd
teffpn
de
twee
oude
menschen.
Het
is
een
misdaad
zooals
er
gelukkig
niet
elk
oogenblik
een
voorkomt.
De
verdachten
staan
ongunstig
be-
kend.
De
houding
van
beide
verdachten
.stemt
ook
niet
tot
clementie.
De
B.
blUft
bij
zijn
ontkentenis:
de
houding
van,
V.
O.
is
beneden
critiek.
De
wlize
waarop
hii
tekeer
ging
en
de
liederllik
taal,
weike
hii
uitsloeg,
verklaart
snr.
als
een
uiting
van
de
woede,
welke
hem
bezielde
toen
hii
zag,
dat
hij
zoo
spoedig
gevangen
was.
De
eiscb.
Het
O.M.
vraagt
tenslotte
]
1S
jaar
gevangenissfraf
zonder
aftrek,
wegens
diefstal
door
2
vereenigde
personen
met
geweldpleging,
den
dood
tengevolge
hebbende.
De
verdachten
verklaren
onschul-
dig
te
zijn.
De
pleidooien.
De
verdediger
van
v.
O.,
M
r.
K
r
u
s
e,
merkt
op,
dat
er
geen
recntstreeksche
getuige
is.
Wie
kroongetuige
zou
Kunnen
zijn,
heeft
verdachte
niet
herkend.
AUeen
weet
hij,
dat
er
vermoedelijk
drie
zijn
geweest.
Stille
getuigen
zijn
vaak
meer
waard
dan
andere;
maar
de
aanwezige
stille
getuigen
tiebben
dit
gemeen,
dat
er
nog
een
andere
oplossing
mogelijk
is
dan
deze,
dat
de
verdachten
op
de
pia
vts
van
het
misdrijf
zijn
geweest.
Het
klinkt
onwaarschijnlijk,
maar
on,w
mogelijk
is
het
niet,
dat
fn
ander
met
de
gevonden
kleeren
aan
de
daad
gepleegd
heeft.
Er
zijn
geraffineerde
misdadigers
in
Oss.
Wanneer
men
't
nagaat
zou
misschien
gebleken
zijn
dat
half
Oss
den
Dewus'f«n
dag
sla
met
aardapoeien
had
gegeten.
De
zaak
van
de
gesprekk^a
in
de
gevangenis,
is
bijna
te
naiet
on,
waar
te
zijn;
een
Ossche
verdachte,
die
de
waarde
van
zwijgzaamheid
Ejsnt
zou
zulke
gesprekken
voeren
met
et
a
mede-
gedetineerd®.
Het
gebruiken
van
den
hoofrlbewaar-
der
als
instrument
acht
pi.
iJet
juist.
In
dit
verband
hcrinnert
hy
er
aan,
dat
een
verd.
bij
zijn
verhoor
noet
wor-
den
voorgehouden,
dat
hij
nist
behoeft
mee
te
werken
aan
zijn
vero.
i^deeling.
De
strafmaat
besprekend
.neent
pi.
dat
over
de
dagvaarding
heen
het
O.
M.
tracht
te
laten
straffen
voor
roof-
moord,
waarover
men
veel
spreekt,
maar
die
niet
ten
laste
is
gelegd.
Voor
diefstal
met
geweldpleging,
dood
ten
gevolge
hebbend,
acht
pi.
vijf-
tien
jaar
toch
wel
zeer
aan
den
hoo-
gen
kant.
Nooit
zal
te
achternalen
zijn
wat
er
dien
nacht
gebeurd
is;
waren
er
twee
of
drie
en
wat
was
ieders
aandeel
in
het
misdrijf?
Voor
de
strafmaat
zal
dat
toch
van
beteekenis
te
achten
zijn
Wanneer
de
rechtbank
meent
tot
een
veroordeeling
te
kunnen
komen,
dan
moge
het
college
overwegen
wat
ieders
aandeel
geweest
kan
zijn.
Vervolgens
kwam
Mr.
Pu
11
es
(Oss)
verdediger
van
De
B.
aan
het
woord.
Op
juridische
gronden
trachtte
hij
aan
te
toonen,
dat
zijn
client
op
deze
dagvaar
ding
niet
te
veroordeelen
is.
Hij
betoogt
dat
er
veel
reden
tot
twij-
fel
blijft
of
De
B.
in
Oyen
is
geweest.
Het
bewijs
is
daarvoor
niet
geleverd.
Overigens
verwijst
pi.
naar
het
reclas-
seeringsrapport,
opmerkende
dat
het
hoofd
der
school
De
B.
een
vlijttg
leerling
noemde,
die
hij
niet
in
staat
achtte
tot
zoo'n
misdrijf;
voorts
dat
de
pastonr
ver-
klaarde,
dat
de
jongen
zijn
plichten
steeds
waarnam.