Tekstweergave van KKO7536-443-006
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
De
psychologic
van
Oss
de
godsdienst
De
berechting
der
Ossche
misdadigers-
bende
te
's-Hertogenbosch
heeft
aan
het
Brabantsche
stadje,
waar
de
cri-
minaliteit
tot
zulk
een
ongehoorde
frequen-
tie
kwam,
een
ongunstigen
naam
bezorgd,
doordringend
tot
buiten
de
landsgrenzen.
waar
de
romantische
reportage,
verschenen
in
de
Paris-Soir
onder
den
allerzonderling-
sten
titel
„Du
Sang
sur
les
Tulipes",
me-
dewerkte
cm
de
vaak
misbruikte
stelling
over
de
misdadigheid
van
het
zoogenaamd
„Donkere
Zulden"
opnieuw
op
te
dringen
aan
de
aandacht.
Met
hardnekkigheid
hebben
de
Ossenaren,
die
in
het
drama
dezer
ontstellende
crimi-
naliteit
betrokken
waren,
gedurende
jaren
gezwegen,
tot
eindelijk
in
Augustus
1935
de
ban
van
het
zwijgen
gebroken
scheen,
en
een
verschijnsel
zich
voordeed,
hetwelk
in
ons
blad
werd
gekenschetst
als
een
„beken-
tenis-psychose".
De
veeltallige
en
ernstige
bekentenissen,
in
den
zomer
van
1935
door
verscheidene
betrokkenen
afgelegd,
schie-
pen
de
mogelijkheid
tot
een
uitroei'ing
van
wat
niet
anders
dan
als
een
allerernstigste
wantoestand
kan
worden
gezien.
Wie
waren
voor
dezen
wantoestand
ver-
antwoordelijk?
Ziedaar
de
eerste
vraag,
die
zich
naar
vo-
ren
dringt
en
die
dan
ook
herhaaldelijk
ge-
steld
werd
in
allerhande
beschouwingen
over
de
Ossche
massa-criminahteit.
Op
ver-
schillende
wijzen
is
de
vraag
beantwoord,
en
zooals
het
gewoonlijk
gaat
bij
de
behan-
deling
van
dit
soort
problemen,
vergat
men
al
te
lichtvaardig,
dat
voor
een
misdaad
al-
lereerst
de
misdadiger
zelf
verantwoordeiijli
dient
te
worden
^esteld.
Een
vrijzinnig-
ethische
school
van
rechtsgeleerden
be-
invloedde
te
lang
In
ons
vader-
land
de
behandeling
van
crimino-
logische
problemen.
Wanneer
er
ge-
stolen
of
gemoord
werd,
achtte
men
dit
een
belangrijk
maatschappelijk
verschijnsel
en
onderzocht
met
grooten
ijver
de
sociale
si-
tuatie
in
het
milieu
van
den
misdadiger,
die
als
een
slachtoffer
der
toestanden
be-
schouwd
werd,
maar
bij
alle
conclusies,
wel-
ke
men
met
groote
scherpzinnigheid
trok,
zag
men
de
simpele
waarheid
over
het
lioofd,
dat
vele
lieden
van
denzelfden
aard
en
aanleg
in
dezelfde
omstandigheden
nochtans
geen
misdadigers
werden.
Men
kan
ook
te
veel
medelijden
hebben,
al
doet
het
tegenovergestelde
zich
vaker
voor!
Doch
al
nemen
wij
aan,
dat
de
verant-
woordelijkheid
voor
de
Ossche
criminali-
teit
allereerst
rust
bij
de
misdadigers,
toch
zal
men
inzien,
dat
een
zoo
buitengewone
frequentie
van
euveldaden,
die
een
geloca-
liseerd
en
georganiseerd
aspect
vertoonen,
ondenkbaar
zoude
wezen
zonder
de
be-
gunstiging
door
bepaalde,
afkeurenswaar-
dige,
doch
waameembare
factoren.
Van
welken
aard
—
zoo
luidt
dan
de
tweede
vraag
—
waren
deze
factoren?
Drie
samenhangende
verschijnselen
wer
den
in
dit
verband
door
de
taeoordeelaars
van
de
Ossche
toestanden
genoemd,
n.
1.
historische,
sociale
en
religieuze
omstandig
heden.
Historisch
moet
men
het
volgende
vasfc-
stellen:
de
Ossenaren
bewonen
een
merk-
waardig,
te
vaak
en
te
lang
verwaarloosd
gebied.
Dat
Oss
tijdens
den
Tachtigjari-
gen
oorlog
of
later
een
asyl
of
vrijplaats
zou
geweest
zijn,
waar
dus
het
geboefte
heenvluchtte
en
waar
hereditair
een
mis-
dadige
aanleg
heerscht,
is
niet
juist.
Ten
eerste
was
Oss
nooit
zulk
een
asyl.
Ten
tweede
zijn
zulke
oude
vrijplaatsen
niet
per
se
oorden
van
cruninaliteit,
eeuwen
na
dato.
Wil
men
bij
de
vaderlandsche
geschiede-
nis
een
verklaring
zoeken
voor
de
onwaar-
schijnlijke
veeltalligheid
der
Ossche
misda-
den
van
de
laatste
jaren,
dan
moet
men
haar
zoeken
bij
de
algemeene
verwaarloo-
zing
van
dit
gebied
door
de
regeering,
zoo
als
die
in
den
loop
der
eeuwen
maar
al
te
pijnlijk
gebleken
is,
en
zooals
die
uit
het
buitengewoon
veelzeggende
Maaskant-rap-
port
van
den
Utrechtschen
hoogleeraar
L.
van
Vuuren
weer
afdoende
duidelijk
wordt
aan
den
goeden
verstaander.
Pogingen
van
het
plaatselijk
en
gewestelijk
bestuur
tot
al
gemeene
saneering
van
dezen
toestand
had-
den
klaarblijkelijk
niet
steeds
het
resultaat.
hetwelk
men
mocht
verwaciiten.
Ware
dit
deel
van
Oostelijk
Noord
Brabant
steeds
behandeld
op
de
juiste
wijze,
het
is
wel
ze-
ker,
dat
het
kwaad
er
niet
den
bekenden
voortgang
zou
hebben
gevonden.
Maar
er
zou
te
wijzen
zijn
op
requesten,
die
beter
verdienden
dan
de
nul,
die
er
het
eenige
Haagsche
antwoord
op
was.
Dit
is
niet
al-
leen
een
klacht
uit
den
nieuwsten
tijd.
Dit
Is
een
historische
factor,
waardoor
de
cri
minal!
teit
begunstigd
werd.
Dat
de
Ossenaren
het
kenmerkende
stil-
zwijgen
bewaarden,
waardoor
zij
voor
de
Bossche
rechtbank
een
bijzondere
berucht-
heid
verwierven,
is
op
plausibele
wijze
ver-
klaard
in
de
bijdrage,
welke
de
burgemees-
ter
van
Oss,
den
heer
N.
Ploegmakers,
af-
stond
aan
Brabantia
Nostra.
De
schrijver
wees
daar
op
een
oud
statuut,
volgens
het
welk
een
Ossenaar
eerst
veroordeeld
kon
worden
nadat
de
aanklacht
tegen
hem
door
twee
volwassen
Ossenaren
was
bevestigd.
Dit
historische
privilege
werkte
waarschijnlijk
mede
om
het
merkwaardige,
en
algemeen
gebruikelijke
zwijgen
der
gedagvaarden
a
charge
mogelijk
te
maken.
Ook
dit
is
dus
een
historische
factor.
j
De
sociale
toestanden
in
Oostelijk
Noord
Brabant
zijn
in
het
algemeen
verre
van
gunstig,
maar
hoewel
ook
in
Oss
geen
alge
meene
weelde
heerscht,
is
toch
het
sociale
niveau
der
kringen,
waaruit
de
misdadigers
stamden
en
waarop
zlj
zich
bewogen,
niet
het
laagste.
Zij
verkeerden
grootendeels
niet
buiten
de
mogelijkheid,
op
normale
wij
ze
hun
brood
te
verdienen.
Sommigen
hun-
ner
werkten
in
fabrieken,
anderen
hadden
bescheiden,
maar
onafhankelijke
posities
als
vrachtrijder,
kleine
landbouwer,
herber^ier,
wieWjder
enz.
Hen
in
het
algemeen
voor
te
stellen
als
zwaar
getroffen
door
de
econo-
mische
toestanden,
speciaal
door
de
werk-
loosheid,
heeft
geen
grond.
Dan
blijft
nog
over
de
religieuze
factor,
indien
men
inderdaad
in
dit
verband
den
godsdienst
als
een
begunstigenden
factor
van
de
wantoestanden
mag
beschouwen.
Dit
is
echter
de
groote
vraag.
Men
weet,
dat
ze
nieuw
is.
Van
.zekere
zijde
wordt
er
gaame
gewezen
op
de
omstandigheid,
dat
de
cri-
minaliteitsstatistiek
het
hoogste
cijfer
aan-
wijst
in
katholieke
gewesten,
en
men
brengt
dit
wel
eens
in
zielkundig
verband
met
de
z.
g.
„gemakkelijke"
katholieke
opvatting
over
zonde,
vergiffenis,
boete
en
zaligheid.
;
In
hoeverre
heeft
de
katholieke
gods
dienst
eenigen
invloed
gehad
op
de
psy
chologic
der
Ossche
misdadigers-organisa-
tie?
Beti'okken
autoriteiten
ontkennen
eeh-
stemjnig,
ook
Indien
ze
niet
tot
onzen
gods-i
dienst
behooren,
dat
zulk
een
verband,
al-
thans
bij
het
onfestaan
der
misdadigers-
psyche,
te
Oss
een
rol
zou
hebben
gespeeld.
De
beruchte
Ossenaren
zijn
natuurlijk
vrij-
wel
zonder
uitzondering
„van
huis
uit
Roomsch".
De
meesten
kenden
geen
andere
religieuze
practijk
dan
dat
ze
de
vroegmis
op
Zondag-ochtend
beschouwden
als
een
ge-
schikte
gelegenheid
tot
het
verwerven
van
een
alibi!
Na
een
bewogen
nacht
gingen
dezen
'
s
Zondags
even
achter
in
de
kerk
staan,
waar
ze
dan
zorgden
te
worden
„ge-
zien".
Men
zal
toegeven,
dat
zulk
kerkbe-
zoek
geen
hoogen
dunk
geeft
van
hun
gods-
dienstige
gesteldheid,
die
ze
voor
het
ove-
rige
volstrekt
verwaarloosden.
Pastoor
of
kapelaan
kregen
geen
toegang
tot
hun
wo-
ning.
Dat
ze
zich
de
misdaad
ook
realiseerden
als
zonde,
is
bij
zulk
een
verwaarloozing
weliswaar
niet
uitgesloten,
maar
onver-
schillig,
immers
de
gedachte
aan
vergiffe-
nis
en
poenitentie
speelde
al
lang
geen
rol
meer.
Bovendien
mag
men
als
uitgesloten
be
schouwen,
dat
de
katholiek
waarlijk
op
grond
van
zijn
godsdienstige
leer
lichter
tot
een
misdaad
zou
besluiten;
eerbied
voor
de
natuurwet
is
hem
zeker
niet
minder
eigen
dan
aan
eenig
ander
mensch,
zooals
b.
v.
blijkt
uit
die
practijken,
welke
de
natuur
wet
verbiedt,
doch
waartegen
het
Wetboek
geen
bijzondere
strafbepalingen
kent.
Speelde
de
katholieke
traditie
dan
heele-
maal
geen
rol
in
de
psychologic
van
de
Os
sche
misdadigers?
Toch
wel,
werd
ons
van
verschillende
be-
voegde
zijden
verzekerd.
Men
weet,
iioe
moeilijk
het
was,
deze
menschen
te
doen
be-
kennen,
Opvallend
was
echter,
dat
onder
de
jongere
misdadigers
verschillende,
kort
na
de
bekentenis,
vroegen
om
een
priester.
Zij
wilden
de
zaak
met
God
in
het
reine
bren-
gen,
verzekerden
ze.
Doch
ze
deden
dit
eerst,
nadat
ze
voor
den
rechter
hun
be
kentenis
hadden
afgelegd,
omdat
ze,
zoo
als
het
heet
„door
de
mand
vielen".
Dit
bewijst
wel,
dat
het
vooruitzicht
op
de
biechr,
i
met
bepaald
als
een
stimulans
voor
de
mis-
dadigheid
kon
gelden.
De
berechting
heeft
plaats
gevonden
en
de
schuldigen
ondergaan
hun
straf.
Is
dit
het
werkelijke
einde
van
het
Ossche
dra
ma?
Actueel
zeer
zeker,
maar
psychologisch
is
het
drama
nog
onvoltooid.
De
bende
zal
weder
opgenomen
moeten
worden
in
een
ge-
ordende
samenleving,
individu
na
individu.
En
bij
deze
noodzakelijke
reciasseering
zal
men
met
de
historische,
sociale
en
religi
euze
factoren
ongetwijfeld
rekening
moe
ten
houden.