Tekstweergave van KKO7536-445-116
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
'u£
Spitsvondigheden
om
Oss
Balsturig
betoogden
sommige
bla-
den
van
de
linkerzijde
na
het
parle-
mentaire
debat
over
de
verplaatsing
van
eenige
Marechaussees
uit
Oss,
dat
met
de
verklaringen
van
Minister
Goseling
datgene,
wat
zij
tot
een
„zaak"
hadden
opgeblazen,
niet
was
afgedaan.
Het
succes
van
den
bewindsman
was
goedkoop
ver-
kregen,
meenden
zij;
de
Tweede
Kamer
immers
bleef
ver
beneden
haar
taak,
De
pers
zou
die
taak
overnemen
en
het
mi-
nisterieele
betoog
uiteenrafelen.
Die
„uiteenrafeling"
is
thans
gekomen.
Onder
groote
instemming
van
vele
andere
linksche
bladen
—
die
zelf
niets
beters
konden
vinden
—
gaf
de
„N-
R.
Crt."
een
uiteenzetting
van
de
„fouten"
door
den
Mi
nister
in
zijn
Kamerrede
gemaakt.
Het
is
een
merkwaardig
soort
argumen-
ten,
waartoe
het
Rotterdamsche
orgaan
zijn
toevluclit
meet
nemen
om
het
eenmaal
in-
genomen
standpunt
niet
te
hoe
van
prijs-
geven
voor
zoo
iets
als
een
katholiek
minis
ter
van
Justitie.
Het
zijn
eigenlijk
geen
ar-
gumenten;
veeleer
spitsvondigheden,
waar-
van
de
overtuigingskracht
omgekeerd
even-
redig
is
met
de
schoolmeesterlijke
nadruk.
Zoo
geldt
bijvoorbeeld
als
argument
ten
gunste
van
de
]\^arechaussee,
dat
de
Ofx.
van
Justitie
te
Den
Bosch
de
gesties
en
ar-
restaties
van
deze
opsporingsambtenaren
feitelijk
heeft
bekrachtigd.
—
Daarbij
ver-
geet
het
blad
echter,
dat
de
Officier
van
Justitie
voor
de
inlichtingen
op
grond
waarvan
hij
moet
beoordeelen
of
een
straf-
baar
feit
aanwezig
is
of
niet,
aangewezen
is
op
de
opsporingsambtenaren.
Wanneer
—
om
een
van
de
door
ons
reeds
eerder
ge-
publiceerde
feiten
te
noemen
—
een
opspo-
ringsambtenaar
den
Officier
van
Justitie
meedeelt,
dat
een
der
inwoners
van
Oss
een
stuk
looden
pijp
van
den
directeur
der
gas-
bedrijven
heeft
„gekregen",
dan
moet
de
Officier
toch
kunnen
aannemen,
dat
bij
het
verhoor
van
dien
man
tenminste
de
vraag
is
gesteld,
aan
de
mogelijkheid
is
gedacht,
dat
wellicht
geen
strafbare
handeling
plaats
had,
dat
de
betrokken
pijp
betaald
was!
Moet
hij
dan
zelf
het
werk
van
de
opspo-
rings-ambtenaren
verrichten?
Moet
h
ij
dan
beginnen
met
de
Marechaussee
te
w
a
n
trou-
wen
—
en
dat
op
advies
van
een
der
bla
den,
die
in
de
Marechaussee
zob'il
grodt
ver
trouwen
hebben!
Een
tweede
argument
is
niet
veel
beter;
De
Marechaussees
hebben
hun
bevoegd-
heden
niet
overschreden.
Wat
betreft
de
door
den
Minister
beweer-
de
„om'echtmatige
arrestatie"
in
een
van
den
aanvang
af
als
civiel-rechtelijk
te
onderken-
nen
financieele
kwestie,
„waarbij
klaarblijke-
lijk
de
bedoeling
heeft
voorgezeten
door
vrijlieidsberooving",
aldus
zelde
de
minister
verder,
,,pressie
tot
oplossing
der
quaestie
in
een
bepaalde
richting
te
beinvloeden",
wijst
men
er
de
„N.
R.
Crt."
op,
dat
bier
van
een
arrestatie
geen
sprake
is
geweest.
Volkomen
in
overeenstemming
met
het
bepaalde
in
art.
54
van
het
Wetboek
van
Strafvordering
heeft
een
geleiding
naar
een
plaats
van
verhoor
plaatsgehad,
voor
welk
verhoor
staat
een
tijd
van
niet
langer
dan
6
uur,
den
tijd
tusschen
middernacht
en
des
morgens
9
uur
niet
me-
degerekend.
Er
is
dan
ook
geenszins
tot
in-
verzekeringstelling
overgegaan
en
machts-
overschrijding
is
in
geen
enkel
opzicht
ge-
pleegd.
Dat
alles
is
juist.
Hadden
de
Marechaus
sees
hun
bevoegdheden
overschreden,
had
den
zij
t
e
g
e
n
de
wet
gehandeld,
dan
had
met
een
overplaatsing
waarschijnlijk
niet
kunnen
worden
volstaan.
Zij
hebben
echter
de
wettelijke
bevoegdheden,
waarover
zij
be-
schikten,
misbruikt.
Het
is
ongetwijfeld
hun
wettelijke
bevoegdheid
om
iemand,
die
voorgeleid
is
tot
een
verhoor
zes
uren
vast
te
houden
,,den
tijd
tusschen
middernacht
en
's
morgens
negen
uur
niet
medegere-
kend",
doch
die
bevoegdheid
werd
niet
ver-
leend
om
er
'n
systeem
van
te
maken,
men-
schen
's
avonds
om
zeven
uur
„voor
te
ge-
leiden"
om
ze
dan
—
bij
wijze
van
machts-
vertoon
—
tot
den
volgenden
morgen
tien
uur
vast
te
houden.
Tenslotte
meent
de
N.
R.
Crt.
nog,
dat
de
Minister
zelf
zijn
bevoegdheid
heeft
over
schreden,
door
mannen,
die
aan
zijn
ambt-
genoot
van
Defensie
ondergeschikt
zijn,
tij-
delijk
van
het
opsporingswerk
te
ontheffen.
Dat
de
Marechaussees
hierarchisch
en
disci-
plinair
onder
den
minister
van
Defensie
ressorteeren
is
volkomen
juist,
doch
In
de
uitoefening
van
hun
justitieele
politiezorg
zijn
zij
ondergeschikt
aan
den
minister
van
Justitie.
De
aanzegging
van
hun
tijdelijke
onthgffing
van
opsporingswerk
is
boven-
dien
geschied
door
den
Divisie-comman
dant
terwijl
niet
de
Minister
zelf
—
zooals
de
N.
R.
Crt.
alweer
heeft
ontdekt
—
doch
de
Inspecteur
van
het
Wapen
de
mannen
aan
hun
zwijgplicht
heeft
herinnerd,
zulks
op
verzoek
van
den
minister
van
Justitie.
Mag
dat
soms
ook
niet?
Erg
zwaar
komt
het
liberale
geschut
niet
aan.