Tekstweergave van KKO7536-445-129

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
■fj. /^d DE PERS OVER AFFAIRE VAN OSS HEEL WAT HARDE WOORDEN Scherp betoog van de „Telegraaf' Inzake de Ossche affaire schrijft de „Te- legtaaf" : Men kan niet ontkennen, dat de minister van Juslitie eeii kwade zaak met een zekere handigheid heeft verdedigd. Doch juist dit raaakte het geval zoo bedenkelijk, want als minister van Justitie heeft hij de Gerechtigheid hoog te houden en daarvan was in dit par- lementaire proces geen sprake. De heer Gose- ling hield _ een requisitoir tegen de brigade Oss uitsluitend voorgelicht door den procu- reur-generaal en den Officier van Justitie, die beiden in deze zaak partij zijn. Daarom was het geen objectief requisitoir en was er in zijn rede een pijnlijk aandoende tegenstelling tusschen welsprekendlieid, eti rechtvaardigheid. De minister kent, volgens zijn eigen woor- den, de zaak Oss slechts acht dagen ; zijn auditorium, de Tweede Kamer, kende de zaak nog korter, nl. alieen uit ktantenberichten en uit in alle haast ingewonnen inlichtingen bij den een of anderen journalist. Toch raoest dit auditorium oordeelen of die minister rechtvaardig was geweest ten opzichte van wachtmeester De Gier en de zijnen. De heer Joekes prees de democratic, die openbare behandeling van zaken als deze mogelijk maakt. Dat is waar, doch dan moet men ook zorgen, dat er van een serieuze behandeling sprake is. Dezelfde mijnheer Joekes wist niets van de zaak af, evenmin als de andere leden van de Kamer. De naam van de democratic is aan grootc affaires verbonden geweest en niet in het minst dankt |het parlementaire stelsel zijn ontstaan en zijn bestaansrecht aan het feit, dat op de tribune van de volksver- tegenwoordigers woorden warden gesproken uit het hart van het volk gegrepen, brandend van de zucht naar rechtvaardigheid. Dit is voorbij. De heeren, die zich uit de politieke overweging, die wij hedenmorgen schetsen, ^ uit onkunde, in het gevolg van minister Goseling plaatsten, dienen hun zaak slecht. Zij zijn epigonen. Wat moet men denken van een mijnheer Wendelaar, die na de rede van den minister zeide, dat alien, die zich voor de zaak-Oss hebben warm gemaakt, schuldig stonden voor een relletje ? net is in de hoofden van de heeren biijkbaar niet opgekomen, dat de feiten, zooals de minister die voorstelde, we! eens onjuist konden zijn en de minister ongeiijk had. Waarom zooveel haast ? De minister heeft ongeiijk. In de eerste plaats heeft hij de haast niet kunnen verklaren, die hem moet bezield hebben bij zijti piotseling ingrijpen. Waarom was deze haast noodig ? Met een eenvoudige overplaatsing had kunnen worden volstaan, doch daarmede waren enkele dagen gemoeid. Deze paar dagen kon de minister zelfs niet wachten en via een nog nooit vertoonde juridische handeling, die het geheele land op stelten zette, greep hij in. Waarom ? Daarover heeft Z. Excellentie ge- zwcgen en er waren geen parleinentsleden, die hem daarop aanvielen. Des ministers hoofdar- gument was, dat de marechaussees den „plaat- selijken bankier" hadden gearresteerd en zijn boeken in beslag hadden genomen. Later is de man van rechtsvervolging ontstagen. Als men het stelsel wil volgen, dat bij eike foiitieve arrestatie een politieman overgeplaatst wprdt, mag men onzen politiebeambten wel een abonnement op de spoor geven. Er is nage- noeggeen enkele belangrijke zaak op crimineel gebied, waar niet eens foute arrestaties worden verricht. Het is heel onaangenaam, dat de politie er niet altijd in slaagt direct den juisten man te vinden. Doch dit is nu eenmaal niet anders en zoo lang er politiewerk verricht zai worden, blijft deze fout aan dit werk kleven. Ceelen, de beruchte Ossche misdadiger, is weken lang in arrest geweest en wegens gebrek aan bewijs weer losgelaten. Van verwijten aan het adres van de marechaussfe heeft men toen niets gehoord, De minister heeft ongeiijk. Het is niet waar, dat er bij de arrestatie in den zijspan veel menschen legenwoordig waren. Het is niet waar, dat de officier van Justitie niet op de hoogte was en niet wist, dat de boeken van den bankier in beslag zouden worden geno ­ men. Verscheiden dagen zijn de boeken in het Paleis van Justitie geweest. De officier van Juititie wist alles, later wist de rechter-com- missaris alles ei toch .... c'e mar&hauste: moet uit Oss. Ziet men dan niet, dat dit alles slechts zaken zijn uitsluitend en aileen aan- gegrepen om de marechaussee te kunnen ver- wijderen ? „Onkiesch" De minister heeft ongeiijk. Met niets heeft hij waar kunnen maken, dat er (egen de gees- telijken onkiesch is opgetreden. Hij neemt het de marechaussee kwalijk, dat zij naar verjaar- de feiten heeft gezocht. Doch weet de minis ­ ter dan niet, dat men in Oss steeds zoo gewerkt heeft ? Eerst oude feiten aan het licht brengen om dan te trachten, daaruit nieuwe te krijgen. Onder sanctie van justitie is dit systeem tegen de Ossche onderwereld wel toegepast. Nu heet het onkiesch. Het heet onkiesch, dat men een „beestachtig individu" als getuige heeft gehoord. Maar weet de minister dan niet, dat dezelfde officier van Justitie over de honderd jaar gevangenisstraf heeft geeischt, uitsluitend gebaseerd op verklaringen van dergelijke beestachtige individuen? Dat de officier van Justitie mannen als Toon de Soep voortdurend als getuige liet optreden. Ook van de zaak van de geestelijken heeft de officier van Justitie alles geweten. Dat zijn herinneringsvermogen langzaam maar zeker achtejuit gaat, kan men de mar&haussee toch niet verwijten. De minister heeft ongeiijk. Hij heeft nog beweerd, dat een man wegens een civiele vordering in de kazerne werd opgesloten. Soms loopen een civiele zaak en een strafzaak zoo nauw in elkaar, dat het moeilijk is, ze te scheiden. De mar&haussees hebben een oogen- blik gedacht, dat het een strafzaak was en den man enkele uren vastgehouden. De minister meent nu dat het een civiele zaak is. Doch niet om dezen man zal de heer Goseling zulk een haast gemaakt hebben. Het slotstuk van den minister was een insinuate: er zou een man in de kazerne afgeranseld zijn. Wel zwak moet de zaak van den minister zijn, dat hij verdachtmaking in plaats van argumenten gebruikt. Ziet hier de pijiers van een requisitoir. Van een requisitoir gebaseerd op verklaringen van 'n procureur-generaal, die partij is en van een officier van Justitie, die bang is. De mar&haus- sees waren hier verdachten, in dit zonderlinge parlementaire proces. De minister heeft hun den mond gesnoerd. Heeft hij hen ooit ge ­ hoord? De marechaussees zijn nimmer ge ­ hoord. ®Alleen's Zaterdagsmiddags van halfdrie tot halfelf is een der wachtmeesters, aileen, door den procureur-generaal gehoord. Bij hem zat de officier van Justitie met het slechte herin ­ neringsvermogen. Zeven uur lang zat daar de eenvoudige wachtmeester tegenover den met voile autoriteit van Staat bekleeden procureur- generaal. Van dat verhoor is een proces-verbaal opge maakt. Een gewone misdadiger wordt beter behan- deld. Maar op dat verhoor van een der tien marechaussees baseert de minister zijn veroor- deeling van de geheele brigade-Oss en tot declasseering van deze mannen. Op hun ge- snoerde monden berust deze veroordeeling. Zooiets noemt men in dit land recht doen en zooiets noemt mijnheer Joekes een openbare behandeling, die het voile licht op de zaken werpt. De brigade-Oss, die te veel deed, moet gaan. Burgemeester Ploegmakers, die te weinig deed, kan weer voor den tijd van zes jaren zijn slap gezag uitoefenen. De minister heeft het pleit gewonnen. Voor een forum van niet ter zake kundigen en met een schitterende welsprekend- heid heeft hij de zege behaald. Hij kan er tevreden mee zijn het Neder- landsche Volk is dat niet.