Tekstweergave van KKO7536-445-133
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
ss'-:
XW:
De
marediaussee
moest
eicht^
hangei^
en
dus
werd
ook
dit
tiormale
en
gewettigde
onderzoek
opgeblazen
tot
een
ernstig
vergrijp.
In
het
algemeen
trouwens,
heeft
men
zich
op
die
kwestie
omtremt
de
twee
geestelijken
zoo-
danig
blindgestaard,
dat
het
voor
velen
moest
lijken
alsof
Mer
allets
omdraaide,
en
de
rest
bij-
zaak
was.
Aao
den
eenen
kant
hebben
daardoor
sommigen
de
gelegenheid
aangegrepen
een
ntunmertje
anh
ti-papisme
weg
te
geven,
terwijl
men
aan
den
anderen
kant
overbodige
rookgordijnen
ging
trekken
om
daarnaast
den
minister
nog
wat
ex
tra
te
vergoelijken
en
te
verheerlijken,
daar
hij
als
katholiek....
enz.
Hiermede
was
men
echter
op
een
nog
veel
ver-
fceerder
spoor,
al
was
het
alleen
al
daarom,
om-
dat
wij
in
een
geval
als
dit,
niets
te
maken
hd>-
ben
met
den
beer
Goseling
als
lidmaat
van
een
bepaald
kerkgenootschap,
doch
met
den
beer
Goseling,
NEDERLANDSCH
minister.
Al
die
tamtam
pro
en
contra
over
het
geval
van
die
geestelijken
is
dus
wel
een
zeer
betreurens-
waardig
verschijnsel
geweest,
temeer
daar
juist
deze
kwestie
wel
heelemaal
niets
om
het
Ujf
had,
en
ook
door
den
aanklager
in
de
proce
dure
tegen
de
Ossche
Brigade
bet«-
al®
verwijt
achterwege
had
kuiinen
blijven,,
Het
door
ons
gegeveni
overzicht
van
de
tegen
de
mareohaii®see
uitgespeelde
vwwijteu
en
be-
zwaren,
bevat
weliswaar
niet
alles
nog,
maar
wel
de
meest
principieele
punten.
Wil
men
deze
punten
op
een
normaal
welwil-
lende
en
objectieve
wijze
bekijken,
welnu,
dao
kan
de
conclusie
niet
anders
luiden,
dan
dat
er
eigenlijk
heelemaal
niets
gebeurd
is>
wat
tot
zelfs
maar
een
intern
disciplinair
optreden
aan-
leidiflg
kon
geven.
Bekijkt
men
de
zaken
zoo
streng
mogelijk,
wil
men
met
alle
geweld
iets
vinden,
goed,
dan
kan
gezegd
worden,
dat
de
Brigade
misschien
hler
en
daar
wat
al
te
actief
is
opgetreden,
en
wel-
licht
niet
steeds
even
tactvol
tewerk
is
gegaan.
Nemen
we
dit
laatste
nu
eens
aai^
dan
was
er
ruimte
geweest
voor
twee
dingen:
of
een
ver-
maan
(mlsischien
wel
een
lichte
straf)
van
de
zijde
van
den
bevoegden
commandant,
of
(des-
noods
fen)
bepaalde
maatregelen
van
deis
pro-
cureur-generaal
te
's-Hertogenbosch.
Echter
was
er
geen
enkele
aanleiding,
om
met
een
bezeten
haast,
op
een
nog
isooit
vertoonde
manier
op
te
treden,
gdijk
de
minister
van
jus^
titie
in
deze
zaak
heeft
meenen
te
moeteni
en
te
mogen
doen.
Te
mogen,
let
wel!
We
zullen
ons
niet
mengen
in
de
juridfSiche
vragen,
die
b.v.
rondora
het
schorsen
der
opsporingsbevoegdheid
van
de
Brigade
ontstaani,
en
nog
allerminst
opgelost
zijn.
Maar
wel
willen
we
naar
voren
brengen,
dat
noch
de
Inspecteur
van
het
Wapen
der
Ma-
rechaussee,
noch
de
Districts-commandant
te
Nijmegen,
op
de
hoogte
waren
van
het
feit,
dat
er
een
miniisterieeJ
onderzoek
tegen
de
te
Oss
gelegerde
Brigade
gaande
was.
Er
is
fiiet
de
militaire
Chefs
alleen
overleg
ge-
pleegd,
toen
de
door
den
minister
geeischte
overplaatsingen
uitgevoerd
moesten
worden,
dus
eerst,
toen
alles
al
in
kannen
en
kruiken
was.
De
fflilftaire
autoriteiten
vverdeu
dus
voor
een
uitgemaaide
zaak
geplaatst,
en
hiermede
heeft
de
minister
de
grenzen
\van
zijn
bevoegdheid
verre
overschredea.
In
deze
grievende
negatie
van
de
betrofcfcen
mi
litaire
ttiachthebbers,
heeft
het
Wapen
der
Ko-
oinklijke
Marechausses
evenzeer
een
trap
gekre-
gen,
ats
dit
het
geval
is
met
de
pijnlijke
en
Sioogst
onbiliijke
maatregelen^
welke
tegen
eeni-
ge
ledeii
der
Ossche
Brigade
geiromen
zijn.
De
minister
heeft
wel
veel
op
het
spel
gezet
met
dit
geruchtmakend
optreden,
en
daar
uit
de
door
hem
aangevoerde
gronden
niet
is
komen
vast
te
staan,
dat
een
dergelijke
manier
van
doen,
ook
maar
voor
1%
te
rechtvaardigen
was,
is
er
ruimte
voor
een
ooopgehelderde
vraag.
„Zwanenberg
maakt
wat
smaakt",
o,
ja
!
maar
toch
iijkf
ons
de
mogeiijkheid
van
zware
indi-
gestie
lang
niet
uitgesloten,
indien
mea
in
al
te
groote
mate
van
ai
dat
smakelijk's
getioten
-
heeft.
Heeft,
herinneren
wij
ons
wel,
een
zek^e
tieer
Verschuur,
ook
niet
aan
de
iiiaag
geleden?
Naast
deze
kwestie
van
het
oogenblik,
is
er
ook
nog
wel
iets,
wat
in
deze
marechaussee-
zaak
te
berde
gebracht
moet
worden.
Ons
land
staat
reeds
sedert
tal
van
jaren,
on-
der
de
reinste
partij-dictatuur,
een
verschijnsel,
dat
met
zich
niede
br^gt,
dat
zoo
langzamer-
hand
alle
openbare
ambten
geinfittreerd
zijn
met
partijmannen
of
vrindjes
van
deze.
Men
vraagt
ni^
meer
wat
kent
ge
en
welke
bewijzen
van
geschiktheid
kunt
ge
overleggen,
maar
men
vraagt,
tot
welke
partij,
ge
behoort.
Op
die
manier
worden
in
de
eerste
plaats
(als
regel)
de
bekwaamsten
en
geschikteten
voor-
bijgeloopen,
maar
bovendien
is
er
op
den
duur
tusschen
verschillende
ambtenaren
van
hoog
tot
laag,
onderliflg
en
ten
opzichte
van
hunne
par
tij,
een
band
van
verplichtingen
ontstaan,
die
in
een
goed
beordende
staat
allerminst
duldbaar
is.
Zoodoende
zijn
er
diverse
staatjes
in
den
staat
ontstaan,
gemeenten,
provinciedeelen,
ja
zelfs
heele
provincies,
waar
men
elkaar
den
bal
toe-
gooit
en
waar
een
aanzienUjk
percentage
der
in
overheid
gestelden
alsjeblieft
en
dankjewel
moeten
spelen,
tegenover
allerlei
ambtelijke
en
niet-ambtelijke
lieden,
waaraan
ze
hun
baantje
eigenlijk
te
danken
hebben.
Een
dergelijke
toestand
is
te
vergelijken
met
een
voedingsbo-
dem,
guostig
voor
het
ontstaan
van
ongerech-
tigheden
van
de
meest
uiteenloopende
soort.
Uit
een
dergelijk
oogpunt
bezien,
is
de
aanwe-
zigheid
van
de
marechaussee,
organisatorisch
uitsluitend
ondergeschikt
aan
het
Departement
van
Defensle,
in
eetii
gewest
waar
een
bepaalde
partij
onvermoeid
streeft
naar
een
„baas
in
eigen
huis"
worden,
een
doom
in
het
partijpolitieke
vleesch.
Wanneer
eets
partijman-burgemeester
juist
be^-
weerd
heeft
dat
bij
hem
de
spullen
voor
elkaar
zijn,
en
de
marechaussee
bewijst
amper
veer-
tien
dagen
daama
dat
meneer
de
burgemeester
zoo
maar
wat
gezegd
heeft,
dan
is
zooiets
voor
de
partij
allerminst
pleizierig.
Wanneer
partijman-commssaris
der
Koningin
den
partijman-burgemeeslter
net
in
den
Haag
aanbevolen
heeft
voor
herbenoeming
en
de
co-
alitie-genoot
van
de
partijlieden-ministei^
zich
haast
dien
burgemeester
weer
voor
zes
jaren
op
zijn
gemeente
los
te
laten,
en
het
blijkt
dan
pats
daar
boven
op,
dat
er
nog
veel
ongerechtigs
in
die
gemeente
tiert,
dan
is
dat
ook
al
weer
geea
beste
reclame
voor
de
N.V.
Partijenkraam.
En
zoo
is
er
dan
dit,
dan
dat,
en
steeds
is
het
Vveer
die
„vervloekte"
marechaussee,
die
het
spel
komt
bederven.
De
consequenties
liggen
voor
de
hand,
en
we
wijzen
er
op,
dat
de
ge-
beurtenissen
van
den
laatsten
tijd
werkelijk
niet
eenig
in
hun
soort
zijn.
Reeds
meer
heeft
een
partijman-minister
(rf
eenige
van
zijn
onderhoorigen
ten
aatuzien
van
dit
Wapen
discrimineerende
maatretgelen
ge-
nomen,
in
welk
verband
we
even
herinneren
aan
de
opening
van
de
brug
aan
den
Moerdijk,
toen
de
marechaussee
kennelijk
bij
de
rijkspoli-
tie
werd
ten
achter
gesteld.
Dit
zijn
allemaal
te^eiKn
waarop
te
letten
isi.
De
dictatuur
der
partijen
wordt
meer
en
meer
volmaakt,
zoo
volmaakt,
dat
men
zich
niet
lan-
ger
behoeft
te
ontzien
en
met
grof
geschut
openlijk
kan
gaan
optreden-
Hierbij
de
godsdiensten
in
het
geding
te
bren
gen
is
al
een
heel
verkeerde
en
dwnme
zaak,
maar
wel
vragen
wij
ons
in
dit
stadium
der
din-
gen
af,
of
de
aangelegenheid
der
twee
geeste-
Ujken
toch
niet
met
opzet
in
het
geding
is
ge
bracht
om
zoodoende,
wanneer
de
nood
aaa
den
man
mocht
komen,
de
zaken
van
den
Staat
weer
met
die
van
het
geloof
te
kunnen
ver-
troebelen.
Wanneer
men
het
bestaat
de
maatregelen
van
een
Romme
en
een
Steenberghe
aan
ter
zake
kundige
critiek
te
onderwerpen,
dan
verheft
de
brave
Verschuur
zich
om
met
den
vinger
ma-
nend
u
toe
te
roepen:
foei,
wat
een
anti-papisr-
me!
Ziethier
de
nieuwste
methoden
om
het
af-
schuwelijke
gedoe
der
partijen
te
vrijwaren
te
gen
den
storm,
die
meer
en
meer
opsteekt
eo
niet
zal
liggen
voordat
de
heele
kraam
is
om-
vergewaaid.
Toch
sprekende
over
den
heer
Verschuur,
willen
we
besluiten
met
een
vraag,
die
als
een
uitste-
kende
illustratie
kan
gelden
voor
hetgeen
we
in
het
laatste
gedeelte
van
onze
beschouwingen
naar
vcwen
hebben
gebracht
Waardoor
kon
partijman-Verschuur
nog
voor
de
iiiterpellatie
van
den
heer
Drop
begonnen
was,
re^
aan
eenige
vertegenwoordigers
der
pers
te
Breda
met
stelligheid
verklaren
dat
deze
interpellatie
en
hiermede
de
zaak
der
Ossche
Brigade
in't
zand
zou
verloopen?
J.
PEREY