Tekstweergave van KKO7536-445-136

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
cyf^UZy} Ao-t>C£. 'Xjoyxolctj^, /^ ^<^S2^^yi{J /^sS t ANTI-PAPISME. Dat het geval-Oss anti-papistisch op weer- Einwekkende wijze wordt uitgebuit, daaraan jtwijfelt niemand. Stellig zijn er onder de door het antwoord van minister Goseling niet bevredigden ook anderen, die we niet van anti-papistische tendenzen behoeven te verdenken. Wij zouden dezen kring gaarne zoo breed mogelijk achten, mits men het ons niet te moeilijk maakt. Zooals in „Het Liberale Weekblad" ge- beurt. Mr. Wendelaar handhaaft daarin het standpunt, door hem in de Kamer ingeno- men, maar er wordt ook uit een ander vaatje getapt. „De opvatting, dat in protestantsch milieu hetzelfde zou kunnen gebeuren, bestaat ner- gens...." Ziezoo: daar liggen die vermaledijde „Roomschen" weer eens in een weinig be- nijdenswaardigen hoek getrapt. Dat men in een dergelijke onzakelijke en onzuivere stemming komt tot enormiteiten, spreekt haast van zelf. En wij lezen: „Hier dreigt een et t e r g e- zwel te zullen ontstaan aan het lichaam van den staat...." Inderdaad: de juiste verhoudingen zijn wel zoek. En de objectieve kijk niet minder. Maar wanneer men in een officieel libe- raal orgaan komt aandragen inet de bewe- ring, dat zooiets verschrikkelijks als Oss te aanschouwen geeft (wat bedoelt men toch eigenlijk?) al 1 e e n in „roomsche" streken kan plaats grijpen, dan moet men het ons niet kwalijk nemen, dat wij zoo vrij zijn aan anti-papisme te denken. En dat niet alleen wanneer ds. Kersten of de N.S.B. aan het woord is. IJIT DE PERS. YerMtte pornografie, Het „Volksdagblad" de ex-Tribune richt zich in een artikel als volgt tegen het jjNationale Dagblad"; Er wordt een cartipagne gevoerd; door de fascisten in het „Nationale Dagblad". De roem van Julius Strei- cher laat den heer Rost van Tonningen niet slapen, Wij zijn niet van plan, de ver- hitte pornografie van het N.S.B.-blad over te nemen en nog minder, om voor deze fascistische rel propaganda te maken. Het is voldoende te zeggen, dat er kolommen vol worden gepend met beschuldigingen tegen een geestelijke vooral, die berusten op het getuigenis van verschillende onge- noemden of personen, die alleen met hun voorletters worden aangeduid. Die per ­ sonen verklaren dan dat zij veel zou ­ den kunnen vertellen en dat Neder- land verbaasd zou staan als zij zeiden wat zij wisten, maar er zijn machten aan het werk die hun de mond snoeren! Het gehele artikel hangt van vage en niet nader omschreven beschuldigingen aan elkaar, aangaande feiten, waarvan men niet verneemt, wanneer en hoe zij zich hebben toegedragen. Het Jean verheeren. Wij lezen in de „Zuid-Limburger": Het socialistlsch „VoIksblad" van giste- ren bracht twee merkwaardige artikelen; merkwaardig vooral, wanneer men ze in onderling verband met elkaar brengt. Het ene artikel was van de hand van den Buienland-redacteur en behandelde het geval-Blum; het andere ging over de zaak-Oss. In beide artikelen speelt de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" een zeer voor- name rol. In het ene, het Blum-artikel, moet het „voornaamste blad van Neder- land" als hoedanig de „Nieuwe Rotter- damse Courant'* zich wel eens aandient, niet weinige van zijn kostelijke veren laten Het wordt in dat Blum-artikel te kijk gezet als „een venijnige oude tante", die „kletspraat over Blum verkondigt", wier redactie als „overjarig" wordt afgebeeld en die zich graag aan „venijnigheidjes en zelfs aan leugentjes te buiten gaat". Bij het later-afwerken van dat niet zeer vleiende portret, blijkt het „rode" „Volks- blad" niet eens de illusie te koesteren, dat de N.R.Ct. haar „venijnig gekwebbel" zal staken. De volksmond zou hier zeggen: daar kan het Rotterdamse „grootblad" het voorlopig wel mee doen. Voorlopig; want in het tweede van de hier bedoelde artikelen, dat over de zaak- Oss handelt, volgt een volledig eerherstel aan het adres van de N.R.Ct.: de „venij- nige oude tante" van zojuist met haar „overjarige redactie", met haar „klets- praatjes" haar „venijnigheidjes" en zelfs „leugentjes", met haar „venijnig gekweb ­ bel" verwschijnt nu ineens als een zeer betrouwbare kroongetuige, van wie ge- zegd wordt, dat hij een nieuw licht werpt over de zaak-Oss. Het artikel, waarin zulks heet te ge- schieden, geniet de eer ten voeten uit -in de kolommen van het „rode" „Volksblad" te worden afgedrukt; met aan het slot deze verklaring van het socialistische blad, dat de mededelingen van de N.R.Ct. heel duidelijk in het licht stellen, dat de Oss-se zaak met dit antwoord van minis ­ ter Goseling nog allerminst haar oplos- sing heeft gevonden. Het kan verkeren, wist reeds Bredero, maar voor dat „verkeren" is hier toch wel een zeer bijzondere reden aanwezig. De N.R.Ct. verkoopt „kletspraatjes" en „kwebbelt", wanneer zij zich tegen een socialistischen minister richt; maar zij is een nieuwe-lichtwerper en een alleszins betrouwbare gids, wanneer zij tegen een katholieken minister uitpakt. Die verklaring ligt zoo voor de hand, dat er naar een andere niet gezocht be- hoeft te worden. „Nieuwe Verschijnselen" Oss duurt voort. „Het Volk" van Zaterdagochtend verze- kert, dat er na de interpellatie-Drop eeni- ge nieuwe verschijnselen aan het licht zijn gekomen over de affaire-Oss. Vermits het blad beweert, dat dit het cor- deel is van den heer v. d. Goes van Naters, die in de Kamer voile gelegenheid tot spre- ken had, hebben wij de „nieuwe verschijn ­ selen" eens bekeken. Hier volgen zij. „Daar is allereerst de eriistige ontevreden- neid, die het optreden van den minister van Justitie in de kringen der hoge marechaussee- officieren heef-t gewekt. In de Nieuwe Rot ­ terdamse Courant is dit duidelijk tot uiting gekomen. De vrijzinnige pers in Nederland geeft onomwonden uiting aan haar onge- rustheld. Het blijkt, dat de publieke opinie geenszins is tevreden gesteld. De hooge officieren hebben een heelen dag gelegenheid gehad op het parket \an den procureur-generaal alle stukken over de affaire te zien. Zij hebben nog eens een heelen dag tijd gehad, zich over het geziene te beramen. Daarna zijn zij bij de ministers van Justitie en Defensie geweest, waar zij geen opmerkingen hebben gemaakt. De re- denen van ontevredenheid zijn ons dus niet duidelijk. De vrijzinnige pars geeft blijkbaar weer hetgeen bedoelde officieren denken. Het komt ons echter een weinig vrijmoedig voor, deze gedachten te vereenzelvigen met „de publieke opinie". Jhr. V. d. Goes betwijfelt, of de minister van Justitie het recht had tot zelfstandig op ­ treden bij de marechaussees. Vermits echter de marechaussee rijkspolitie is en de rijks- politie als zoodanig onder de bevelen van den minister van Justitie staat, is hier geen twijfel mogelijk. Militair en administratief ressorteert de marechaussee onder Defensie doch als politie staat zij ontwijfelbaar zeker onder Justitie. Daarover heeft dan ook nie ­ mand in de Kamer met een woord twijfel uitgesproken. In de Kamer heeft de soc. dem. afgevaar- digde de vraag gesteld of de minister aan wachtmeesters de opsporingsbevoegdheid mocht ontnemen. Mr. Goseling heeft daarop geantwoord, dat alle opsporingsambtenaren, genoemd in art. 141 W. v. S. 5 en 6, onder de hoogste verantwoordelijkheid van den minister van Justitie hun taak vervullen en van de uitoefening van hun opsporingsbe ­ voegdheid incidenteel ontheven kunnen worden. Trouwens, de officier van justitie had reeds op 15 Nov. 1937 aan de brigade marechaussees te Oss verboden, onderzoeken in te stellen in zaken, waarbij organen der gemeente Oss betrokken waren, een verbod, dat voor die brigade een ernstige waarschu- wing was, maar waarvan de rechtsgeldigheid evenmin is betwist. Het is trouwens bij eenig nadenken duidelijk, dat de minister als hoofd van het O. il. die ontheffing moet kunnen verleenen. Hoe zou hij anders mis- bruik van die bevoegdheid kunnen keeren of aan de bewuste ambtenaren, b.v. majoors van de rijksveldwacht, straf kunnen opleg- gen? De heer v. d. Goes, de beweringen van anderen herhalend, verzekert dat de wacht- meester t. a. v. de behandeling, die de ,,ban- kier" te Oss onderging, vrij uitgaat. Ons daarentegen wil het voorkomen dat de mi ­ nister zelf dit beoordeelen kan aan de hand van de dossiers en uit den afloop van die zaak kan men met vrij groote zekerheid af- leiden, dat met name de huiszoeking zich niet verdraagt met de strenge voorschriften, die het Wetboek van Strafvordering daar- omtrent bevat. In de Kamer heeft daarover ook niemand een woord van twijfel uitge ­ sproken. Sterk is, dat de heer v. d. Goes de wijze, waarop tegen de geestelijken opgetreden is, verdedigt met de verwijzing naar het wacht- meesterlijk beroep op het algemeen belang. Zegt art. 140 Str. niet, dat over „richtige op- sporingT de procureur-generaal waakt? Waarom wordt aan zijn oordeel zoo weinig waarde gehecht? De minister heeft niet, zooals wij lezen, opzichzelf gewraakt het bezigen van den kroongetuige met 18 veroordeelingen, maar hij heeft terecht veroordeeld, dat deze kroon ­ getuige aanwezig was bij het kruisverhoor, waaraan een minderjarige in aariwezigheid van verschillende marechaussees langdurig werd onderworpen. „Het Volk" laat jhr. v. d. Goes zeggen, dat het hem een radsel is, dat aan de brigade de opsporingsbevoegdheid werd ontnomen, vermits de wachtmeester had te kennen ge- geven dat hij in overleg met den officier van justitie het onderzoek tegen de pastoors zou staken. Maar „Het Volk" en de Ihe^ v. d. Goes vergeten, dat de officier van justitie juist deze mededeelingen gewraakt heeft. De offi ­ cier schreef tooh aan den procureur-gene ­ raal: „er is niet het minste overleg ge- pleegd." (Handel, bl. 1509). Mogen wij vragen, waarom deze dit niet direct deed bij zijn chefs? Heeft hij het niet gedaan, waarom deed hij het dan niet? Heeft hij het wel gedaan, waarom zwegen zijn chefs dan, toen zij, na kenisneming van alle stukken, geconfereerd hebben met den pro ­ cureur-generaal, alsmede met de ministers van Justitie en Defensie? Een verder onderzoek, vraagt „Het Volk". Het blad mocht dan echter eerst wel eens heel duidelijk de nieuwe feiten aangeven, die na de interpellatie bekend zijn gewor- den. Wie de „Handeling6n" aandachtig leest, vindt die nieuwe feiten niet. \