Tekstweergave van KKO7536-445-138

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
2 0-^0 i/. - /Q3 9 OSSCHE REDE Weerlegging op diverse punten "WriJ hebben in onze eerste be- schouwing over de rede van minister Goseling deze als zeer zwak gekenschetst. Bij rustige overlezing in de sinds verschenen Handelingen van de Tweede Kamer is deze indruk bevestigd. De groote en meest in het- oog springende fout van het betoog van den minister is wel, dat hij in gebreke is gebleven de haast te ver- klaren, waarmede de maatregelen tegen de brigade Oss zijn genomen. Ook al zouden alle door den minister ge- noemde feiten juist zijn, dan was er toch nog geen enkele reden, telegrafisch aan den Pro- cureur-Generaal te gelasten de opsporingsbe- voegdVieid aa-n de marecVvaussee te ontnemen, De heer Goseling is een te knappe jurist, dan dat hij niet zou weten, dat wat hij hier deed, uitermate bedenlcelijk is. De wet toch kent de opsporingsbevoegdheid met zooveei woorden aan de wachtmeesters der marechaussee toe. Wij willen ons niet in een juridischen strijd verdiepen, doch stellen alleen vast, dat deze maatregel zeer aanvechtbaar is. De minister neemt dus met groote haast een maatregel, waarvan hij weet, dat hij nauwelijks door den beugel kan, dat liij het land op stelten zal zet- ten en voor al deze risico's zal hij toch wel een of andere reden hebben. Indien hij veer- tien dagen tijd had genomen, had hij dehzelfden maatregel op regelmatige wijze kunnen uitvoe- ren. Wij kunnen deze ministerieele rede niet goed noemen, alleen reeds omdat zij geen ver- klaring geeft voor de zonderlinge haast van minister Goseling. Dit is een principieele fout, die het gansche betoog reeds tot een zwak stuk maakt. Helaas is het niet de eenige fout. Verkeerd verwijt. Als wij thans het betoog volgen; wenschen wij ons eerst te verzetten tegen een be- schouwing van Zijn Excellentie, die enkelen dagbladen „stemmingmakerij" in de schoenen gchuift. De minister zegt: „In de vele gedrukte dag-schrifturen, die men over deze zaak heeft kunnen lezen, vindt men telkens weer in den aanvang herhaald, dat het gaat tegen de door H.M. de Koningin gedecoreerde brigade. Mijn- heer de Voorzitter. Ik krijg een gevoel van diepen afk.eer als ik dat telkens weer lees" Het is voor ieder, die zijn ver- stand gebruiken wil, ook in zichzelf vol- komen onredelijk te meenen, dat iemand, die een onderscheidAng, van welke zijde ook, ontvangt, daardoor voor zijn geheele leven onfeilbaar en feilloos is gebleken." Wij scharen ons gaarne bij degenen, die aan een decoratie niet het karakter van onfeilbaar- making toekennen. Wij houden evenwel vol, dat, wanneer op voorstel van het departement van Justitie mannen aan Hare Majesteit de tConingin worden voorgedragen, niet alleen Voor een bijzondere onderscheiding, doch ook om deze uit haar handen in ontvangst te nemen, deze mannen het recht hebben op min ­ der lichtvaardige wijze behandeld te worden door het hoofd van het departement als thans is geschied. Zulke manaen hebben zeker het recht, dat men, voor zij ten aanschouwe van het Nederlandsche volk worden gedesavoueerd, pen behoorlijk onderzoek instelt. En ziet hier het tweede zwakke punt in het ^tandpunt van den minister. Een dergelljk onderzoek heeft niiiinier plaats gehad. De minister heeft de geheele brigade veroordeeld nitsluitend op verklariiig Tan een Procureiii'-Generaal, die gedurende de jaren van zyn anibtsvervulling nagenoeg op voet van oorlog met de niarrechaussee staat. Een van de tien. De tweede bron van den minister waren de mededeeljngen van een Officier van Justi ­ tie, die zelf partij is en die, wanneer hij de marechaussee dekte, dan toch zelf ook had moeten verdwijnen. Door den Procureur-Gene- raal en dit is de derde bron van den minis ­ ter is slechts een der tien leden van de bri ­ gade persoonlijk gehoord en dan nog welk een verhoor. Deze verklaringen zijn niet. door den wachtmeester afgelegd, zij zijn hem afgeperst. Zeven uur lang van halfdrie 's middags tot halfelf 's avonds heeft de machtige Procureur- Generaal noodig gehad om het proces-verbaal voor elkaar te krijgen, waarmede in de Ka ­ mer de minister schermde. Dit is een erbarme- lijke methode van verhoor; alleen de Officier van Justitie was er bij tegenwoordig en in deze zeven uur daalde zijn herinneringsvermo- gen naarmate de verbolgenheid van den Procu- reur-Generaal steeg. De negen andere leden van de brigade, die de wachtmeester als ge- tuige had kunnen roepen om zijn handelingen te rechtvaardigen, zijn niet gehoord. En toch wordt dezen negen mannen op grond van deze eene verklaring, op deze wijze afgeperst, ook ijlings alle opsporingsbevoegdheid ontnomen. Dit noemen wij: conclusies trekken uit een lichtvaardig onderzoek. Als men door Hare Majesteit de Koningin op zoo bijzondere wijze is onderscheiden, als men een 'lang leven in politioneelen dienst achter den rug heeft, heeft men het recht anders behandeld te worden. Toeval? XY/IJ willen nu de eigenlijke rede van den " minister bepreken, die wij zin voor zin met de feiten kunnen weerleggen. Zijne Excel ­ lentie begint zijn betoog, en dat is een zwak voonteeken, met een insinuatiie. Hij zegt, over de affalre-Organon sprekend: „Het is niet zoo, dat de mogelijkheid van deze vervolging te danken is aan den speurzin van de brigade. Door dit te zeg- gen, doe ik de brigade niet te kort, maar men moet iemand niet beladen met of ver- heerlijken wegens dingen, die hij niet ge- daan heeft".... „Het was ook mogelijk ge- weest, dat zij (de klaagster) bij een andere politie-instantie, de gemeentepolitie, te- rechtgekomen was." Dit is in flagranten strijd met de waarheid. Het was geen toeval, dat het metsje bij de marechaussee met haar klachten kwam. Zooiets kan alleen een minister zeggen, die zijn zaken niet kent, tot een Tweede Kamer, die zoo naief is alles te accepteeren. Dat er bij Organon on- zedelijke toestanden heerschten, was de mare ­ chaussee bekend, evenals het ons reeds in het najaar van het vorige jaar bekend was. Een minitieus politiewerk is toen door de mare- cliaussee verricht. Een werk, dat zoo kiesch ge- beurde, dat de directie van Organon daar thans nog openlijk haar erkentelijkheid voor betuigt. Naar aanleiding van dit onderzoek is een der slachtoffers er toe gekomen een aanklacht bij de marechaussee in te dienen. Zij kwam niet toevallig bij de marechaus ­ see terecht, maar zij kwam er terecht, om ­ dat zij wist, dat deze politiemannen een be- langstelling voor deze zaak hadden, die de gemeentepolitie nimmer vertoonde. Jhr. mr. dr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, de commissaris van de Koningin in Noord-Brabant heeft den burgemeester Ploegmakers geroemd om diens tact en voortvarendheid. Deze tact en voortvarendheid waren echter niet zoo alge- meen bekend, dat het slachtoffer genoeg ver- trouwen had, om zich met haar klachten tot de gemeentepolitie te wenden. Onjuiste feiten. Het hooManguiment van den minister tegen ide marechauisisee is wel de arreiStatle van den z.;g. bainkier. De miraister heeft daair wel eteld zes en tadhtig reigels van de Haradeiin- gen aan gewijd. Welniu, van deze zes en taohtiig reigels is er nagenoeg niet een, die geen onjuist- heid bevat. Hier doet zidh weer de vraag voor: geeft de minister nu zelf een verkeepde voor- stelling van zaken, of spreken door zijn momd bepaaMe hooge amibtenaren? Wij willen wel aannemen, dat de heer Goseling niiet beter ge- wete-n heeft, doch dit verandert aan de zaaik zelf weindg. Niet de Procureur-Genepaal, doch de minister is verantwoondelijlk voor wat hij in de Tweede Kamer zegt. Hij kan zich nim ­ mer dekiken door te zeggen: ik kreeg verkeerde inlicilitingen. Het is, zijn plicht, deze inliichtin- igen aan de feitein te toetsen. Had hij dit ge- idaan, dan was hij wiaarschijnlijk tot een ge- heel andere slotsom geikomen. Nu krijgt men den indruik, dat er op stopdige wijize een aantal feiten .geconBtrueerd zijn, die een verklaring moesten zijin voor de pilotselinige „overplaatsinig" van de marectoaussee. De feiten, die de miinister mededeelt, zijn on- juiist. Het is niet waar, dat, toen de „ban- kier" vervoerd is in het zdjepan van het motorrijwiel van de marechaussee er boven- matige belangstelliinig van de Ossche bevolking was. Er waren sleobts de gewone voorbijgam- gers op straat en deze zagen in het rijden met motorzijispan van den bankier met zoo heel veel bijizonder®. Het komt wel eens raeer voor, dat burgers, wier aanwezigfheid dringeind ver- eiischt is, even in het moborzijispan plaats ne ­ men. B'ovend'ien heeft deze bankier herhaalde malen de marecihaussee dank hebuigd voor de kiescihe en correcte wijze, waaroip hij is behan ­ deld. Hoe is dit te rljmen met de v'oorstelling van zaken, door den minister gegeven? H e t i s n i e t w a a r, dat de Offi ­ cier van Justitie van de huiszoeking en de arrestatie van den bankier niet op de hoogte was. Deze Officier zal zich toch nog wel herinneren, dat hy een week te voren reeds tot arres ­ tatie wilde overgaan? Hy heeft daar- MINISTER GOSELING STRUD MET DE FEITEN van afgezien op aanraden van de marechaussee. De Officier van Justitie wist zeer goed, even ­ als elfceen, die met de werlkwijze der politie op de ihoogte is, dat arrestatie van een „finan- cier" altp met huiszoeking gepaand gaat, om ­ dat eventueele knoeierijen sleohts uit de be- soheii'den ikiunnen blijiken. He't stanidje, dat de Officier van Justitie van den ministe krijgt; omidat hij te veel onider den invloed zou zijn geweesit van liet kordate optreden der mare- cbaussee, pailot, geziien de feiten, geheel anders uit dan te minister meenidie. De imvloed was zoo, dat de Officiei" wilde arresteeren, djoch de miarechauesee dat nog een week lang heeft uitlgesteM. De Offioier van Justitlie is van alles, ook van ^ touiezoekinig, op de ihoogte geweest. De Officier van Justitie heeft den mam in hedi- teniis gestelici. Hieruit valt op te maken, dat eir inderda^ zwaarwichtig materiaal tegen hem aanweziiig was. Ook de recbter-oommissaris vond d!t materiaal zoo zwaarwichtig, dat hij verlenigi|g van de insluitJing beval. •Toenj{ de man in vrijheid moest worden gestelidi' tieef't de rechter-comimissariis daar- van wsi»S0hijnlijiK weindg begrepen en, om zich teldefeken, op het bevel tot invrijiheid- stelling, uitdruikkeUJik geschreven, dat dit gescihie^de, omdat de Officier van Justitie van veidere ver-voliginig afzag, docti niiet, om ­ dat de reohter-commissaris geen bewijs van schuld zag. Men begrijipe ons igoed, wij beschuWigen den bankier ,: geensiZins, doch wij stellen alleen vast, daSen de ervaren mairechauissee-ibeamibten en igiddtirende twee weken de Officier van Justiiitie 'te de reoliter-oommdssardis het mate ­ riaal awaarwiicihtiiig genoeg aohtten om in te grijipen. Een van de oiverwegingen was, dat er inidertdaad gelid dn een bepaadde kas zou heb ­ ben onttmoken en dat de sleuiteils, zoo'wel van de kluis als van de safe, aoek zouden zijn £ weest. Het is niet waair, dat de marecihaussee meende .het archief, teruggiaande tot het jaar 1600, in/besiag te moeten nemen. De minister zegt daawan: ,,Ik naak den menschen daarvan geen al te zwaaf verwijt, maar het blijkt toch wel, dat zij uH. hun evenwicht waren". Theorie en practijk. Dit is toch te dwaas. De minister treikt deze concluisie op grond van een vo'lkomen onjuist feit. De marechaussee had den indruk, dat de zaak ilieetemaal niet in orde was. Er waren tal van aanwijzingen, doch vender onderzoek Us door hfit ingrijpen van den minister stop- ■giezet. Door het ingrijpen van den minister. Zijne Excellentie ontkent nu wel, dat hi,} ,het onderzoek in de doopende zaken Stopzetltfe en tiheoreibisch heeft hij wel gelijk. Maar in, feite deed hij 'bet wel. Hij oijitnam den wachtmeegters de opspo- ringsib^vioegd'hedd tot zij waren ovengepiaatst. watjfti&iiees'Sers wtsten van deze geheele zaak ndets af. Hoe kunnen zij aan doze ziaak beginnen, zonder die nauwke^irige kennis van personen en zaken, die de vorige wacihtmeesters bezaten? Daar gaat geruimen tijid over heen, voor zdj zoover zijn. Neemt men een oogenb'lilk aan, dat die bankier wel lets op zijn kerfstok had, dan is er nu voor hem alle gelegenheid ge ­ weest otn de zaak in het redne te brengen. Bo- vendien hebben de nieuwe poiiitiebeambten relkeni):^ te houden met de mededeeling van den xniinister, dat de zaak is afgeloopen en er geen S'prake van is, dat zij verdter wordt aan- gevat. Weetde minister, dat, toen den beambten het opsporingsrecht reeds was ontnomen, zich een man b(j de kazerne vervoegde, die een zeer ernstig« klacht tegen den bankier had? Dezen man mochten zij niet meer hooren. Slen ziet: ook in het belang van de betrokkenen is het niet goed, dat men zulke zaken eenvoudig niet vervolgt. Er blijven allerlei gernchten bestaan en een gevoel van algenieene ontevredenheid. Kan men nu, gezien deze feiten, de mare ­ chaussee eenig verwijt maken? Er blijft niets van alle beschuldigingen van den minister over. Een opdracht. ■*Y/U,komen nu aan de zaak van de twee " g®stelijke heeren. Met anti-papisme heeft dat niets te maken. Wij kunnen met den bes- ten wii van de wereld niet inzien, dat ook, al zou mm vaststellen, dat bepaalde ambtsdra- gers vii' de katholieke kerk iets hebben mis- daan, sien daardoor de kerk in een kwaad daglicW stelt. Ons lijkt zij daarboven verre verhevjn. Er ij in de rede van den minister op dit punt eta zinswende, die de aandacht verdient en welidie, waarin hij den wachtmeester laat zeggeni „lk, wachtmeester der Koninklijke ma- rechauteee, meende dat (nl. het onderzoek naar de gedragingen der geestelijken) te moeten doen in het algemeen belang". Men moet zich hierbij goed voorstellen, dat de marechaussees een zeer ruime opdracht hadden. Bij hen leefde het besef, dat zij niet alleen directe mis- standeriuit den weg moesten ruimen, doch dat zij ook in sterke mate preventief moesten werkeii, dat zij Oss moesten zuiveren in den ruimsten zin van het woord. Bij dit werk on- dervonden zij in sterke mate den steun van de Paters-Carmelieten, doch slechts in zeer geringe mate dien van de beide reguliere gees ­ telijken. Dit is de achtergrond van de kwestie: In de hoofden van de marechaussee leefde sterk de gedachte: Als Oss op den duur gezond zal moeten worden, dan moet de geestelijke overfteld zoowel als de wereldlijke worden uit- geoefend door zeer hoogstaande menschen. Deze gedachtengang was een gevolg van de opdracht aan de marechaussee gegeven. Nu liepen er over een der pastoors, die de moei- lijkste parochie had, uitermate vreemde ge- ruchten. Is het de marechaussee nu kwalijk te nemen, dat zij iiiernaar een onderzoek in- stelde? Men moet de zaak goed begrijpen; liet gaat bij ons niet om de vraag, of de geestelijken al dan niet schuldig zijn. Het gaat hier uitsluitend en alleen over de kwes ­ tie, of de onderzoekingen door de mare ­ chaussee ingesteld, zoodanig waren, dat deze daarom moest worden overgeplaatst. Daarvan is ook hier weer geen sprake. De minister zegt nu, het den leden van de Ossche brigade kwalijk te nemen, dat zij een dame in Den Haag over een der pastoors heb ­ ben gehoord. Dit verwijt getuigt nu toch waar- lijk van een verbljsterende onkunde in zake Ossche toestanden. ledereen, die ook maar iets van Oss weet, stuit op den naam van deze vrouw, die allerlei beschuldigingen uit aan het adres van een der pastoors. Wat steekt er nu toch voor kwaad in, dat een der wachtmees ­ ters deze vrouw eens aan den tand voelt? of haar beschuldigingen zijn onjuist en dan is het zaak, dat haar duidelijk wordt gemaakt, dat zij haar mond moet houden, of zij zijn juist en dan kan er sprake van een vervolging zijn. ledere politieman, die met eenigen ernst de gedragingen van dezen geestelijke aan ons Wetboek van Strafrecht wilde toetsen, moest deze vrouw hooren. Dit verhoor is destijds evenwel reeds in hoogere regionen in slechte aarde gevallen. Hoe anders te verklaren, dat zij kort daarop bezoek kreeg van een Rijks- rechercheur, die haar verhoorde over. . .. het- geen zij aan de marechaussee had verklaard. De minister keurde dit verhoor af, omdat het alleen feiten kon opleveren, die verjaard wa ­ ren. Is de heer Goseling werkelijk zoo naief, om niet te weten, dat niet alleen door de Os ­ sche brigade, maar door tal van politie-beamb- ten in Nederland de methode wordt gevolgd om via verjaarde feiten den aclitergrond te verkrijgen, noodig om nieuwe feiten op te spo- ren? In deze methode heeft de Ossche brigade uitgeblonken. Wle herinnert zich niet, dat zij misdrijven ophelderde, die bljna verjaard waren of waarvan de voorbereiding reeds verjaard was? Mede door toepassing van deze methode is de brigade Koninklijk onderscheiden. Steeds heeft men bekentenissen verkregen en is men nieuwe feiten op het spoor gekomen, door eer ­ ste verjaarde feiten te' onderzoeken. Men krijgt dan een keten, beginnende bij het begin. Onder opperste leiding van den Procureur-Generaal is deze methode altijd gevolgd, doch nu wordt zij plotseling zoo aficeurenswaardig geacht, dat men er verdienstelijke politiemenschen om desavoueert. Een handis;heid, Het is niet waar, dat de Officier van Justitie met dit onderzoek niet op de hoogte was. Hij heeft er alles van geweten. Ten aanzien van den tweeden geestelijke levert het onderzoek bezwarende dingen op. De minister komt hier weer voor den dag met een aantal mededeelingen, die van A. tot Z. onjuist zijn. Hij spreekt over den kroonge- tuige en zegt, dat deze ook volgens den wacht meester zelf een beestachtig individu was. Hij haalt het verbaal van den wachtmeester aan en dit maakt diepen indruk in de Kamer. Doch dit succes verkreeg de minister zeer goedkoop, n.l. door een handigheid- Wij zullen dit verbaal ook aanhalen. Er staat ih: „ffet onderzoek in 1931 is ook door mij verricht en betrof toen o.a. feiten in 192S en 1924: Dit onderzoek heeft toen tot geen resultaat geleid. De eenige die bezwarende verklaringen aflegde tegen den pastoor was X. Het is mij bekend, dat dit een der ge vaarlijkste en beruchtste individuen van Oss is, die zich ook op zedelijk gebied beestachtig heeft misdragen". Een handigheid.. .. het gaat hier om den kroongetuige in 1931, Doch dit is geenszins de kroongetuige van thans. Dit is een man, die geen veroordeeling achter den rug heeft en die zeer gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd, evenals een aantal andere getuigen. De vroe- gere kroongetuige, het beestachtig individu, is thans weer als gewoon getuige gehoord. De mi ­ nister verwart de situatie. Het is niet waar, dat een verhoor, waarop de minister doelt, in hei bijzijn van enkele marechaussees heeft plaats gehad. Ook alweer een kleine onjuistheid, een kleine handigheid, waarmede Zijne Excellentie de zaken vertroebelt. De minister is nu zoo verontwaar- digd, dat het „beestachtig individu" is gehoord. Doch weet Zijne Excel ­ lentie wel, dat deze man in enkele andere zaken op verzoek van Justitie zelf, handlangersdiensten verricht heeft en toen a raison van f 100 be ­ paalde getuigenissen heeft afgelegd? Toen het tegen de Ossche onderwereld ging, was hij als getuige bruikbaar genoeg. Men voelt: hier wordt voortdurend met twee maten gemeten en dat is het, wat de geheele zaak zoo ergerlijk maakt. Hoe 1.S deze zaak tegen den pa.stoor afgeloo ­ pen? De wachtmeester zegt daarvan „op gron- den aan het algemeen belang ontleend, Is de verdachte met medevveten van den heer Offi ­ cier van Justitie niet gehoord en is het onder- ioek in dezen gestaakt. Dit houdt dus in, dat een volledig overleg met den Officier is gepleegd. De Officier herinnert zich zulks niet meer, doch de wachtmeester zegt, dat de Officier van alles geweten heeft en dat de Officier hem mededeel- de de zaak niet te willen vervolgen, omdat hij de affaire wel met den bisschoi) zou regelen. Hier zijn dus twee verklaringen, die lijnreclit tegenover elkaar staan. De minister neemt voetstoots die van den Officier aan, be- schuldigt en passant den wachtmeester van een vaisch proces-verbaal en heeft weer een ar ­ gument tegen de marecihaussee. Wij heibben echter bij den Officier ail enkeie malen een zwak herinneringsvermogen opgemerkt, en wij be- twijfelen, of bij een onderzoek zijn mededeelin ­ gen wel steekhoudend zullen blijven. Maar een onderzoek is nimmer gehouden. Indien echter de wachtmeester gelijk heeft, zouden wij gaar ­ ne de gronden, aan het algemeen belang ont ­ leend, eens willen vernemen waarom dit on ­ derzoek is gestaakt. Doch ook aJ ac'ht men deze gronden juist, dan kan men de marechaussee dit onderzoek tocih nimmer verwijten. Er worden openlijfc in Oiss allerlei beschuildigingen tegen den eenen pastoor geuit en deze beschiulidiiigdnigen zijn door de nationaalisocialdstisobe pers ovei-geno- men. Zoo iets kan tooh geen fatsoenlijlk mensch op zioh laten zitten. Dat de marechaus ­ see hier een onderzoek instelde, was haar plioht en niets dan haar pldoht. Zij aou in ge ­ breke zijm gebleven, indien zij het had na- gelatien. ^ De minister zegt, dat het onderzoek op on- kiiesche wijze is veirricibt. Het is nimmer aan- genaam, dat minderjarigen in zedendelicten wopden gehoord, doch men moet of deze metllnode toepassen, of geen vervolgimg wegens zedendedicten meer instellen. Dat het onder- zoeik op zichzelf onikiesoh zou zijn geweest ge- looven wij niet, want dan komen wij voor een psyohiodogisch raadsel te iStaan. De directie van de N.V. Organon brengt den wachtmeester De Gier openilijik hulde voor de kiescihe wijze waarop in de zaak tegen den directeur is op- getreden. Is het nu aan te nemen, dat de innig katlholieke wachtmeester eenaklaps ten op- ziohte van de pastoors op ortkiesche wijize gaat bandelen? Tot zoover de aangelegeniheid van de twee geestelijken. Al® angiument voor den maatregel \ ten apmchte van de marechaussee had de mi ­ nister dit, zonder onderzoek, nimmer mogen gebruiken. ^ Een derde angument van den minister was het W'K'finde, wij citeeren h^m: „Nog een andere zaak was mij in dezen tijd ter kennis gekomen. Men zal zeggen: een kUinigheidje, maar in de geheele sfeer toch teekenend. Men moet die sfeer niet onderschatten. Men moet de gevolgen zien van e(n stroom van verkeerd gerichten dienstiper. Het betreft hier een kleinen manufacturier, die een kwestie had met een mtikeljuffrouw over de betaling van f 13.6S. Die manufaaturier wordt op 8 Maart in de marechaussee-kazerne geroe- pen en men houdt hem daar vast tot in den loop van den volgenden ochtend, ter- wijl te duidelijk was, dat het een civiele zaak bltrof." Alweer, volmaakt onjuist. De niinister weet eenTOudiig'piet, waarover hij spreekt. Er was wed degeli^k sprake van een strafrechtelijke zaak. Het jneisje beschuldigde er den kleinen manufactufier van een bedrag, dat haar toe- kwam, veiduisterd te hebben en zelf gaf de man toe to geld voor reparatie van een auto te hebben gebruikt. Het was een vrij inigewik- kelde k-westie, te uitvoerig om hier uiteen te zetten. Het is den minister misschien wel duidelijk, dat het hier am een civiele zaak gaat, doch hij staat hierin alleen op de wereld. Het was een auiver strafrechtelijke zaak. Niettemin heeft de mindster de ongelhoorde vrijmoed'iigh eid de mareohaussee ten laste te leggen door vrijheidstieroovdng pressie tot op- lossing der kwestie in een bepaalde richting te beinvloeden. Daar is eenvouddg niets van waar. De man is gedurende den door die wet vast- gestelden termijn vastgeihouden. De mare ­ chaussees zijn in het geheeil ndet hun boekje t6 budten j^egaan. Nogmaals, het gaat ons ook Merbij weer niet oni de vraag, of die man ad dan niet schuldig is. Wij ontkennen echter positief, dat de mare ­ chaussees hier iets gedaan hebben, dat zij niet mochten doen. Als argument voor het optre ­ den van den minister is dit stukje uit zijn be ­ toog even fout als waardeloos. Een onwelgevallig onderzoek. WIERDE argument van Zijne Excellentie. V Ditmapl geeft de minister het in telegram- stijl: .,Ondanks mededeeling van het hoofd van politic van Oss, dat hem bij onderzoek ge ­ bleken was, dat het hier geen strafbaar feit betrof, overgegaan tot arrestatie van twee jonge menschen, welke bij voorgeleiding na 4 dagen door den Officier van Justitie wer- den iu vrijheid gesteld. Indien van eenig strafbaar feit sprake zou zijn geweest, had dit geen hoogere waarde kunnen hetreffen. dan ong^veer tien gulden. Veel ruchtbaar- heid, wMrdoor gemeentelijke gezagsdragers volkomen ten onrechte in een kivaad dag- licht werden gesteld". O n w aa r : Zijne Excellentie kent de fei ­ ten niet. Hij geeft dit mln of meer toe, door te zeggen, dat hij deze kwestie slechts S dagen voor zijn rede van zeer nabij kehde. Wij ken- nen de kwestie langer. Er zijn wel degelijk strafbare feiten gepleegd, alleen zij vielen niet te bewijzen en het is de vraag, of men met de gearresteerden inderdaad de daders te pak- ken had. Dit bleek niet vast te staan en daarop zijn de jongens vrijgelaten door den Officier, die van de geheele zaak alweer op de hoogte was. BU het vooral in Oss zeer teere werk voor de jeugdige werkloozen heerschen toestanden, die ten hemel schreien. Wij hebben destijds ongeveer 17 jongens gesproken en wat wij hoord^ was meer dan erg. Het beginsel van contra-prestatie "w^erd er toegepssit op een wijze, zooals niemand dat gaarne wenscht. En dat in een gfcieente, waarvan het hoofd als bij- betrekkinf de functie van rijksinspecteur der werkversftiaffing bekleedt. Sociale Zaken in Den Haa| heeft toen bepaalde maatregelen moeten nefmen. Dat door deze zaak gemeente ­ lijke gezagsdragers in een kwaad daglicht zijn gesteld, is'waar, maar niet ten onrechte, zooals de minister zegt, doch volkomen terecht. Nu hooren ■wl) tot onze verwondering over deze affaire i^ nieuws. De minister zegt; ,,Om^W'ijld ingrijpen was te meer ge- bode% omdat de wijze waarop het onder ­ zoek de zaak der jeugdwerkloozenzorg had hlaats gevonden, den Officier van Just^ bereids aanleiding had gegeven om M 15 November 1937 de brigade Ko- ninkmke marechaussee te verbieden onder- zoekm in te stellen in zaken, waarbij or- ganew.der gemeente Oss waren betrokken, hetge^n voor de brigade der Koninklijke maredliaussee een ernstige waarschuwing moet'iijn geweest." Wij he]|)en ernstige reden om aan de julst- heid van ieze mededeeling te twijfelen. Is zij juist, danis de Officier van Justitie ver buiten zijn boek|! gegaan. Waarom mag een opspo- ringsambtlnaar, die aan de wet alleen zijn be- voegdheid ontleent, zich niet bezighouden met misdaden floor gemeentelijke organen en haar functionajsscn bo Hoe kan de Officier van Justiie zooiets verbieden en hoe kan de minister It dekken? De za^ is zoo: By de jeugdwerkloozen ­ zorg is fonder twijfel geknoeid, de mare- chausse^ stond deze maand op het punt een streng onderzoek in te stellen naar onregel- matigheden, die zouden bestaan bij een an ­ dere gemeente-instelling. Dit onderzoek Is thans stopgezet. Dit onderzoek was den ge- meentel^ken antoriteiten hoogst onwelge ­ vallig. Toen de marechaussees een gemeentebeamb- te wegens knoeierij arresteerden en de man kort daarop veroordeeld werd, is hij daarna weer rustig tot gemeentebeambte aangesteld. Dit geeft toch alles te denken. Bovendien, als er een dergelijk verbod van den Officier van Justitie was, hebben de marechaussees er niet naar gehandeld, want zij zijn in Maart nog met medeweten van denzelfden Officier een onderzoek tegen een andere gemeente-instel ­ ling begonnen. Als het waar is, dat de Officier op 15 November 1937 dit onwettig bevel heeft gegeven, heeft Irij het in feite dan toch in Maart weer ingetrokken. Doch dit deelde de minister niet aan de Kamer mede. Hij gewaagt slechts van een ernstige waarschuwing. Hoe rijmt men dit alles met elkaar? Aan wie de schuld? De minister is de reeks van zijn argumenten met een insinuatie begonnen, hij eindigt wederom met een insinuatie: er zou een man mishandeld zijn in de marechaussee-kazerne. Wij kunnen dez? zaak laten voor wat zij is, zij is nog in onderzoek en wij willen gaarne de resultaten van dit onderzoek afwachten. Wij wilden er echter onze verbazing over uitdruk- ken, dat dit onderzoek opgedragen is aan de gemeentepolitie, die niet eens de bevoegdheid heeft de betrokken marechaussee te hooren. De minister heeft in eerste instantie nog twee punten aangehaald, waarom hij tegen de briga ­ de Oss gekant was. Het eerste betreft de slech ­ te verhouding, die er bestond tusschen de ma ­ rechaussee en de gemeentelijke overheid, de tweede de ruchtbaarheid, die vele zaken in Oss hebben gekregen. Wanneer men als buiten- staander de verhouding marechaussee en ovei-- heid in Oss beziet, valt een ding duidelijk op: de marechaussee is in de weer om schoon , schip te maken, zij pakt alles flink aan, zij is ijverig en de stroom van haar dienstijver is gedurende jaren zoo goed gericht, dat zij tientallen arrestaties weet te verrichten, die evenzooveel veroordeelingen met zich mede- brengen. Stel tegenover deze actie het lauwe optreden van de gemeentelijke overheid. Bur ­ gemeester Ploegmakers ontkent in den begin- ne, dat de misdadigheid in Oss erger is dan elders, de gemeentepolitie doet nagenoeg niets, bespionneert de marechaussee, er is geen en ­ kele drift waar te nemen, om de zaken ernstig aan te pakken, als er een nieuwe inspecteur moet zijn moeilijke politioneele functie juist in Oss neemt men een onervaren jong- mensch. Want men ontkent immers, dat er in Oss een bijzondere misdadigheid zou zijn. De gemeentelijke autoriteiten ontkenden dat ten heftigste in hetzelfde jaar, dat er 88 arrestaties zijn verricht, de gemeentelijke autoriteiten ont ­ kennen het nu ook weer, nu men op't punt staat andere personen aan te pakken dan „Toon de Soep" en de zljnen. Dit alles moet wel een slechte verhouding ten gevolge hebben, te meer, waar. de marechaussee ook gaat ingrij ­ pen in het doen en laten van gemeentelijke organen. Maar aan wie ligt hier de schuld? Het spreekt toch voor zichzelf, dat een frau- de, door een gemeente-ambtenaar verricht, door een marechaussee ontdekt moet worden. En als dank voor deze activiteit wordt de marechaus ­ see. weggejaagd en wordt burgemeester Ploeg ­ makers niet alleen herbenoemd, doch ook nog geprezen om zijn tact en voortvarendheid. Om zijn voortvarendheid, nota bene! Dat aan het gebeurde in Oss ruchtbaarheid is gegeven, ligt in den aard der zaak. Oss staat nu eenmaal in het middelpunt van de belang- stelling en een plaatsje, waar een dergelijke enorme criminaliteit heerscht, trekt nu een ­ maal de aandacht. Het is niet waar, dat deze ruchtbaarheid door' de marechaussee is bevor- derd. Hoe zou b.v. anders de arrestatie van een bekenden industrieel een week lang geheim zijn gebleven? Het is nog minder waar, dat de lof, de marechaussee toegezwaaid, deze men ­ schen op hoi heeft gebracht. De minister zegt, dat de mannen op hoi zijn geslagen om den grooten lof, die hun den laatsten tijd is toege ­ zwaaid. Zijne Excellentie stelt ons hier alweer voor een psychologisch raadsel. Drie jaar ge- leden worden de marechaussees door Hare Ma ­ jesteit persoonlijk gehuldigd, staan de kranten vol van lofuitingen te hunner aanzien en zij slaan niet op hoi. Nu plotseling worden ze even geprezen en de geheele brigade, bestaande uit tien man, slaat zoozeer op hoi, dat zij in haar geheel moet worden overgeplaatst. Dit zijn toch alle zaken, .die men niet kan verdedigfen* Het ministerieele betoog is wel bij uitstek slap. Wat blijft er nu over van hetgeen de minis ­ ter aan den Procureur-Generaal telegrafeerde, toen hij dezen opdroeg de opsporingsbevoegd ­ heid aan de marechaussee te benemen? Dat te ­ legram luidde aldus: „Vit verhalen en rapporten blijkt mij, dat de brigade Koninklijke marechaussee te Oss naast haar u bekende activiteit in een aanhangige belangrijke strafzaak bij haar opsporingsonderzoek in andere ge ­ vallen den laatsten tijd een methode toe- past, die zoo ernstige bedenking heeft, dat ik aanleiding vind u op te dragen den be ­ trokken divisiecommandant namens mij mede te deelen, dat de brigade tot nader order zich, behoudens uw uitdrukkelijken last, te onthouden heeft van ieder opspo ­ ringsonderzoek. Aangiften, bij de b7'igade inkomende, zijn door te geven aan gemeert- tepolitie." Er is door de brigade Oss geen an ­ dere methode toegepast dan die zy onder goedkeuring van het hoogste justitieele gezag reeds jaren toepaste en waarom zij Koninklijk onder ­ scheiden is. De minister heeft met geen woord en met geen feit waar kunnen maken, waarom hij een zoo krassen maatregel tegen de mare ­ chaussee trof en waarom deze zoo haastig en waarschijnlijk met een onwettig middel moest worden door- gevoerd. De minister zegt, dat zijn oordeel ook berust op de verbalen van de marechaussee zelf, die hij gezien heeft; in tweede insitantie komt hij daarop zelfs nog uitvoerig tervig. Het is moste- lijk, d'at hij bepaaide verbalen gezien heeft, dioc'h hij ciiteept sleclnts Tsorte stuKjes en uit de citaten blijkt niets ten nadeele van de maipe- chaussees. Neen, de mdnister voelt dit ook wel en komt wederom in tweede instantie terug op het verhoor van den waohbmeester, dat hij als liet piece de resistance van zijn onderzoek be- schouwt. Over dit sohandelijke verhoor van een der tien leden der brigade hebben wij onze meening reeds gezegd en ook over de waarde, die men daaraan hecbten moet. De mindster zegt: „De wacihtmeesiter moest gelegenheid heb ­ ben, zijn standpunt uiteen te zetten." En de negen andere leden van de brigade, wier op- sporingsbevoegdlheild geschorst is, waarom heb ­ ben deze die gelegenheid niet gekregen? ■Voor diitmaail wilden wij eindigen. Lasteraars hebben ons in de schoenen gesehoven, dat wij terwille van sensatie of uit antd-papdstische overwegingen deze zaak hebben aangevat. In werkelijkheid zijn wij deze zaak begonnen, omdat wij de waarachtige overtuiging hebben, dat er in Oss groot onreoht is gesohded. Wij hebben de rede van den minister uiteengera- feld, wij hebben nog een dossier van onjuist- heden, die daarin voorkomen. Wat zijn het voor zaken, dde men met onjuiste mededeelin ­ gen gaat verdedigen? Zaken, die niet deugen. De miniister is in gebreke gebleven zijn maat ­ regel en de haast, waarmede deze is doorge- voerd, te verklaren. Hij heeft stoutweg enkele dingen gedebuteerd, dde den toete van het sim- pel onderzoek zedfs niet kunnen doorstaan. 'Van een siimpel onderzoek want wij bescihdkken niet over de mogelijfcheden van een mdnister van Jusitiitie te dezen opzichte. De mdnieter van Justitie heeft den leden van de brigade nog eens ultdrukkelijk den zwijg- plioht, dien zij als mdlitairen hebben, ingegrift. Wij meenen in dit stuk aangetoond te hebben, dat de minister daarin van zijn standpunt ge ­ lijk had. Er moest hier niet alleen g e z w 0- g e n, er moest hder ook verzwegen -worden.