Tekstweergave van KKO7536-445-148
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
€/-
/pS
Eert
lastercampagne.
De
„N,
Venlosche
Cour."
schrijft
o.m.:
In
de
laatste
drie
weken
heeft
het
N.S.B.-orgaan
'n
lastercampagne
ontketend,
waarvan
de
oogmerken
al
te
duidelijk
zijn.
Onder
het
motto:
er
blijft
toch
altijd
wat
van
hangen,
werd
gepubliceerd:
a.
een
sensatiestuk
over
maximum
loo-
nen
van
8
gulden
voor
werkloozen
met
8
kinderen,
werkzaam
in
de
Sevenumsche
Peel.
Er
is
geen
moeite
gedaan
deze
ordi-
naire
laster
na
onderzoek
door
de
waar-
heid
te
vervangen;
b.
een
eerroovend
stuk
over
zedelooze
toe-
standen
op
een
zeepfabriek
te
Leiden,
grof
beleedigend
zoowel
voor
personeel
als
lei-
ding.
In
enkele
gluiperige
zinnetjes
heeft
men
nadien
een
onopvallend
tegenspraakje
gelispeld;
c.
een
insinueerende
publicatie
naar
aan-
leiding
der
Nijmeegsche
brochure
tegen
het
departement
van
Economische
Zaken;
de
katholieken
worden
beschuldigd
de
baan-
ties
op
te
slokken
(terwijl
nota
bene,
een
niet-katholiek
benoemd
werd!
—
Red.
Msb.)
d.
de
vunzige
artikelen
over
Oss-
De
in
het
buitenland
met
succes
beproef-
de
taktiek
is
duidelijk:
men
wil
in
Neder-
land
een
sfeer
van
wantrouwen
wekken,
gegrond
op
leugens
en
verdachtmaking,
maar
zoodanig,
dat
men
het
gevoel
krijgt
te
leven
te
midden
van
corruptie
en
bedrog,
zedeloosheid
en
rechtsverkrachting.
Waar-
tegenover
dan
de
N.S.B.
als
flinke
en
blaamlooze
wreker
der
gerechtigheid
kan|
worden
voorgesteld.
Propaganda
van
del
goedkoopste
en
schandelijkste
soort.
Het
is,
een
beleediging
van
het
geheele
Nederland-'
sche
volk,
dat
deze
verachtelijke
campagnei
geschiedt
in
de
kolommen
van
een
blad,-
dat
zich
„nationaar'
noemt.
„Ons
Noorden",-
dat
tegenstander
was
van
beperking
der'
persvrijheid,
verklaart
zich
ten
overstaam
van
dit
persvuil
bekeerd
en
vraagt
breide-
ling
opdat
de
politieke
strijd
niet
tot
gang-
sterpeil
zal
afzakken.
„De
Gelderlander''
verzocht
krachtig
regeeringsingrijpen
ona
aan
deze
volksvergiftiging
een
einde
t«
maken.
Inderdaad,
onze
volksgezondheid
eischt
dat
deze
afschuwelijke
ziektehaard
met
be-|
kwame
hand
wordl
uitgesneden.
pers
werd
verbasterd
tot
„orgie-non"
—
en
dit
terwijl
geen
sterveling
tot
dusver
ook
maar
eenige
religieuse
in
de
beweer-
de
feiten
heeft
betrokken!
—
dan
ziet
men
daaruit
reeds,
hoe
diep
de
katholieken
zijn
gegriefd.
Zonder
eenigen
twijfel
is
er
tegenover
hen
onrecht
begaan;
dit
kan
en
mag
niet
worden
ontkend.
En
er
is
een
volksdeel,
dat
over
de
katholieken
bijna
alles
ge-
looft.
Hiertegenover
staat
—
en
ook
daaraan
moeten
wij
nog
eens
uiting
geven
—
dat
van
roomsohe
zijde
zelve
elke
critiek
op
de
Hbuding
van
katholieke
personen
al
te
veel
en
al
te
spoedig
wordt
besehouwd
als
te
zijn
gericht
tegen
het
katholicisme
als
zoodanig.
Zoodoende
wordt
men
onbillijk
tegenover
anderen.
Tegen
het
volstrekte
misbruik
van
het
woord
„anti-papisme"
zijn
wij
dezer
dagen
reeds
opgekomen,
maar
ongetwijfeld
is
er
gelijk
dezer
dagen
reeds
werd
gezegd,
ook
een
zeker
papis-
me,
en
dat
is
ook
in
deze
zaak
gebleken.
Wanneer
wij
dus
de
belans
opmaken,
moeten
wij
aanstonds
een
deel
der
pers-
beschouwingen
als
onwaar
en
onwaardig
en
diepgrievend
voor
onze
katholieke
land-
genooten
ter
zijde
schuiven.
Zij
hebben
daarover
aile
reden
tot
ernstig
beklag.
Tot
zelfs
in
een
groot
Belgisch
blad
zijn
feiten
inzake
Oss
vermeld,
die
in
flagran-
ten
strijd
zijn
met
de
werkelijkheid.
Het
blad
houdt
vervolgens
vol,
dat
een
,aanzienlijk
deel"
des
volks
niet
is
bevre-
Idgd
door
de
verklaringen
van
minister
Go-
eling,
die
„te
snel
en
te
straf"
zou
hebben
fehandeld.
Oss
und
kein
Ende.
De
„Avondpost"
maakt
de
balans
op
van
de
affaire-Oss
en
schrijft:
Wij
hebben
ons
met
de
feestdagen
nog
eens
rustig
bezonnen
op
alles
wat
er
ge-
schreven
is
in
de
laatste
weken
over
de
affaire-Oss.
Bij
die
bezinning
kwam
deze
vraag
op
den
voorgrond:
heeft
het
roomsch-katholieke
volksdeel
aanleiding
zich
inzake
dat
geschrevene
gegriefd
te
toonen
?
Wij
meenen
eerlijkheidshalve,
die
vraag
bevestigend
te
moeten
beantwoorden.
Inderdaad
is
een
deel
van
de
pers-
artikelen,
d.w.z.
zijn
d^
besehouwingen
in
e
n
k
e
1
e
bladen,
zoo
kwetsend
geweest.
zoo
over
de
schreef
gaand,
dat
zij
tegen
over
een
zoo
belangrijke
groep
des
volks
onverantwoordelijk
mogen
heeten.
Wij
gevoelen
ons
gedwongen,
dit
ronduit
te
erkennen,
nu
wij
de
pers-polemdekeii
nog
eens,
in
den
geest,
aan
ons
hebben
laten
voorbijgaan.
Wij
hebben
bier
met
name
—
maar
niet
alleen
—
het
oog
op
de
fascistische
pers,
welke
het
geval
heeft
uitgebuit
op
een
wijze.
die
een
duidelijke
demonstratie
vormdc
van
het
feit,
dat
pers-vfijheid
ontaarden
kan
in
een
volstrekte
bande-
loosheid,
en
zich
kan
bedienen
van
termen
en
woordspeiingen,
die
neerkomen
op
de
felste
beleedigingen.
Wanneer
wij
er
alleen
maar
op
wijzen,
dat
de
naam
van
de
maatschappij
„Oiiganon"
in
de
fascistische
Jere
wanklank.
In
de
„Morgen"
schrijft
„Quaeritur":
Het
was
natuurlijk
een
plechtige
Hoog-
mis
op
Eersten
Paaschdag.
Natuurlijk
een
Mis
met
drie
Heeren.
Daarbij
een
cere-
moniarius,
'n
aantal
akolythen,
een
schola
van
kleine
zangers
in
rood
en
wit,
met
de
groote
zangers
opgesteld
voor
een
zij-
altaar.
En
ook
op
het
altaar
en
in
het
priesterkoor
eenige
feestelijkheid.
Het
koor
zong
de
Gregoriaansche
mis,
zeer
verzorgd,
en
ieder
die
naar
den
zang
luisterde
kon
gevoelen,
dat
de
plechtigheid
van
een
hoo-
gen
feestdag
geen
vier-
of
zesstemmige
mis
noodig
heeft
om
op
de
welsprekendste
wijze
in
den
zang
tot
uiting
te
komen.
Het
zou
in
zijn
geheel
een
ongestoorde
plechtigheid
zijn
geweest,
als
maar
niet
bij
het
slot
een
gedeelte
van
de
kerkgan-
gers
weer
niet
had
gezorgd
voor
een
van
die
wanklanken,
welke
je
in
de
kerk
tel-
kens
opnieuw
moet
meemaken
als
gevol-
gen
van
hun
spitsburgerlijke
onnadenkend-
heid.
Natuurlijk
werd
de
Hoogmis
besloten
met
den
zegen
met
het
Allerheiligste,
en
natuurlijk
werd
daarbij
het
indrukwek-
kende
ceremonieel
gevolgd,
zooals
dat
ge-
volgd
moet
worden
na
een
Mis
met
drie
Heeren:
de
diaken
die
de
monstrans
van
den
expositietroon
neemt,
terwijl
de
cele-
brans
voor
hem
is
neergeknield;
die
ze
dan
aan
den
celebrans
overgeeft
en
zelf
neer-
knielt
alvorens
de
trede
van't
altaar
af
te
gaan.
Het
is
zoo
indrukwekkend,
omdat
't
zoo
duidelijk
spreekt
van
den
eerbied,
door
den
mensch
verschuldigd
aan
den
Eucha-
ristischen
God,
verborgen
onder
de
ge-
daante
van
brood.
Maar
nauwelijks
heeft
voor
de
derde
maal
de
bel
geklonken,
als
een
teeken
dat
de
zegen
gegeven
is,
of
daar
breekt
al
het
geschuifel
los
van
een
groep
aanwezigen
die
de
kerk
verlaten.
Zij
hebben
geen
oog
voor
het
ceremonieel
op
het
altaar,
nu
in
omgekeerde
volgorde;
zij
kunnen
niet
behoorlijk
geknield
blijven
tot
het
H.
Sacrament
weer
in
het
tabernakel
is
geplaatst
en
de
deuren
van
het
taber
nakel
gesloten
zijn.
Zij
loopen
er
uit,
even
goed
langs
het
altaar
naar
den
uitgang
aan
de
altaarzijde
als
naar
de
achterzijde.
Gewilde
oneerbiedigheid?
Neen,
maar
onnadenkendheid,
gebrek
aan
eerbied
en
geloof,
gebrek
aan
godsdienstige
bescha-
ving.
Een
gebre^k.
dat
zich
vandaag
zoo
en
morgen
weer
anders
toont.
Doen
we
daar
niets
tegen?