Tekstweergave van KKO7536-446-181
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
%^cyyvoUA.^
DE
PERS
OVER
MIN.
GOSELING'S
ANTWOORD.
(Vervolg
van
pag.
3).
Het
Nationals
Dagblad
(nat.
soc.)
herinnert
aan
de
Fransche
justitieele
zaak,
waarin
mgr.
De
la
Villerabel
,:ich
op
het
stand-
punt
had
gesteld,
dat
hij
als
Franschman
wet-
telljk
verplicht
was
voor
den
recbter
van
in-
struotie
te
getuigen
tegen
een
kanunnlk
van
het
kapittel
te
Rouaan,
mgr.
Bertin,
ter
zake
van
verduistering
en
een
zedendelict.
Het
Va-
ticaan
sommeerde
den
aartsbisschop
af
te
treden.
Deze
weigerde,
waarop
Rome
een
gees-
telijtee
naar
Rouaan
zond,
die
den
aartsbisschop
wegens
schending
van
het
canondeke
recht
af-
zette.
In
de
R.
K.
Volkskrant
werd,
zoo
zegt
het
Nat.
Dagblad,
de
volgende
toelichting
ge-
geven;
„De
kerk
is
tegen
den
aartsbisschop
opgetreden,
niet
vi^egenr
feiten,
welke
bij
het
proces
tot
uiting
zijn
gekomen,
noch
wegens
de
sanctles
tegen
den
kanunnik,
dooh
omdat
hlj
in
strijd
met
de
meest
strikte
maatregelen
van
het
kerkelijke
recht,
een
geestelijke
voor
het
wereldlijk
gerecht
heeft
gedaagd."
Aan
j
deze
zaak
knoopt
het
Nat.
Dagblad
dan
een
vergelijking
met
de
Ossche
affaire
vast.
Het
gaat
dan
verder:
Het
is
de
vraag,
of
de
handhaving
van
het
Nederlandsohe
recht
onder
alle
omstandig-
heden
vellig
is
in
handen
van
een
minister,
die
nauwe
betrekkingen
met
de
Staatspartij
onderhoudt.
_De
Staatspartij
toch
wordt
bij-
eengehouden
door
de
R.
K.
geestelijkheid,
welke
haar
geestelijk
gezag
daartoe
aan-
vvendt
bij
de
kiezers.
Aan
den
steun
en
het
gezag
der
geestelijkheid
danken
de
leiders
der
Staatspartij
daardoor
hun
ambt,
hun
positie,
hun
invloed
en
aanzien.
Maar
afgezien
daarvan
is
er
een
merk-
waardige
overeenkomst
tusschen
het
ingrlj-
pen
van
minister
Goseling
in
een
loopend
justitieel
onderzoek
tegen
enkele
geestelij-
ken
en
de
voorschriften
van
het
canonieke
recht,
dat
verbiedt
een
geestelijke
voor
den
wereldlijken
rechter
te
brengen.
Van
de
katholieke
bladen
probeert
„D
e
M
a
a
s
b
o
d
e"
het
schandaal
op
de
„Orga-
non"
te
verkleinen.
Het
spreekt
van
opblazen
in
de
pers
en
zegt:
„Maar
toen
bleek,
dat
al-
leen
de
directeur
schuldig
was
en
niet
twee-
honderd
maar
vijf
of
zes
meisjes
of
zelfs
nog
minder
het
slachtoffer
waren
geworden,
toen
was
er
niemand
die
er
aan
dacht
te
herstel-
len,
wat
hier
aan
eer
en
goeden
naam
van
on-
schuldigen
was
stukgeslagen".
Het
blad
spreekt
verder
van
het
„op
hun
nummer
zet-
ten"
der
marechaussee'
en
zegt:
En
dat
ingrijpen
was
noodig.
De
mannen
die
bij
de
beruchte
groote
schoonmaak
zich
zooveel
verdiensten
hebben
verworven.
schljnen
den
roem
niet
te
tiebben
kunnen
verdragen
en
nog
veel
minder
den
wierook,
die
geregeld
in
de
sensatiepers
voor
hen
werd
gebrand.
Zij
zijn
methoden
gaan
toe-
passen,
die
niet
door
den
beugel
konden
bij
hun
politiewerk
en
ook
bij
de
berichtgeving
daarover,
zoodat
een
arrestatie
tot
een
soort
publieke
vermakelijkheid
kon
worden.
Het
blad
besluit
het
artikel
met
de
woor-
den:
De
vrees
is
reeds
bij
voorbaat
uitgespro-
ken,
dat
door
het
ingrijpen
van
Den
Haag
de
in
gang
zijnde
onderzoeken
niet
zouden
worden
doorgezet.
Voor
hen,
die
dit
vrees-
den,
mag
de
verklaring
van
minister
Gose-
ling
in
antwoord
op
de
vragen
des
heeren
Wijnkoop
een
geruststelling
zijn.
Men
kan
er
daarenboven
gerust
op
zijn,
dat
den
marechaussees,
over
wier
belang
door
deze
departementen
wordt
gewaakt,
geen
onrecht
zal
geschieden.
„De
Tijd"
(r.k.)
zegt
ook
melding
gemaakt
te
hebben
van
't
opsporingsonderzoek
ten
aan
zien
van
twee
Ossche
geestelijken.
Het
gaat
dan
verder;
En
geenszins
om
iets
in
te
brengen
tegen
het
feit,
dat
zulk
een
onderzoek
werd
inge-
steld,
maar
wel
tegen
de
methoden,
die
ook
daarin
werden
gevolgd
en
met
name
tegen
eeti
politioneel
totaal
onverantwoordelijke
publiciteit,
die
aan
deze
zeer
voorloopige
opsporingen
gegeven
werd
door
politie-amb-
tenaren,
die
hun
medereizigers
in
den
trein
gaarne
bezighielden
met
verhalen
over
de
„zaak",
waarmee
zij
bezig
waren.
Dat
zijn
feiten,
die
ons
ter
oore
kwamen
en
waarin
rechtmatige
belanger.
van
bur
gers
—
ook
priesters
zijn
burgers
—
op
pijn-
lijke
wijze
werden
gesohonden.
Wij
doen
in
eerbied
voor
de
politie
en
voor
de
orde
voor
niemand
onder.
Met
••lame
verwachten
wij,
dat
de
zedelijkheidsmisdrij-
ven
in
Oss
ook
verder,
en
zonder
aanzien
des
persoons,
met
de
meeste
scherpte
zullen
worden
vervolgd.
Of
de
marechaussee
te
Oss
daarvoor
de
beste
waarborgen
bood,
is
een
vraag,
die
terzijde
kan
blijven:
ook
de
ma
rechaussee
te
Oss
heeft
den
rampzaligen
toe-
stand
jarenlang
laten
bestaan
en
is
eerst
door
een
aanklacht,
min
of
meer
toevallig
bij
haar
in
plaats
van
bij
de
gemeente-politie
aangebracht,
in
actie
gekomen.
Maar
hoe
dan
ook:
de
bestrijding
der
criminaliteit
mag
onder
dezen
maatregel
van
den
minister
niet
lijden.
Ook
„De
Tijd"
dringt
er
ten
slotte
op
aan,
dat
de
minister
van
Justitie
de
meest
volledige
opheldering
geeft
over
de
feiten,
die
zijn
maat-
'
regel
hebben
gemotiveerd.
„0
n
s
N
o
o
r
d
e
n"
verbaast
zich
er
over,
dat
ook
de
chr.
hist.
Nederlander
en
De
Stan-
daard
slecht
te
spreken
zijn
over
het
commu
nique
van
den
Regeerings
Persdienst
en
dringt
dan
eveneens
op
„meer
licht"
aan.
„Zou
hier
nu
geen
aanleiding
voor
een
spoedinterpellatie
zijn,
welke
den
minister
gelegenheid
geeft
alle
tendentieuze
praatjes
den
kop
in
te
drukken?"
vraagt
het
blad.
De
Tweede
Kamer
heeft
daar-
op
reeds
het
antwoord
gegeven.