Tekstweergave van KKO7536-446-190

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
oLol^ , ^ C2^ I ZAAK-OSS IN TWEEDE KAMER De heer Drop interpelleert over de voorloopige beslis- singen ten aanzien van de brigde der Konink- lijke Marechaussee en hetgeen daar- mee in verband staat. ZES VRAGEN GESTELD In de vergadering van de Tweede Kamer is hedennamiddag aan de orde gesteld de interpellatie van den heer Drop (s. d.) over de voorloopige be- slissingen ten aanzien van de brigade der Koninklijke Marechaussee te Oss en hetgeen daarmede in verband staat. De heer Drop (s. d.) dankt de Kamer voor het veriof tot het houden dezer interpellatie. De ongewoon snelle beantwoording der vragen van den heer Wijnkoop doet het vermoeden rijzen, dat de minister prijs stelt op andere verklaringen, dan in het persbericht van den Regeeringspersdienst. Bij de zaak van een hoofdcommissaris en bij de zaak tegen twee hoofdambtenaren beb- ben de toenmalige ministers in den gang der justitie niet willen ingrijpen. Er is wel verschil met de thans aanhangige zaak der marechaus ­ see te OsB, doch men zal het niet kwalijk nemen, dat er weinlg onderscheid wordt ge- maakt en dat het ingrijpen wordt beschouwd als het ingrijpen in een justitieele zaak. De procureur-generaal heeft natuur- lijk gehandeld op bevel van den minis ­ ter. Men kan het niet ahders zien, dan dat onderzoekingen der rechterlijke macht zijn stopgezet op bevel van den minister. Men heeft algemeen het optreden van de marechaussee te Oss gewaardeerd. Zonder entihousiasme heeft spr. het optreden in 1935 der marechaussee te Oss gevoljg'd. Er zijn toen verhalen gedaan over een ruw optreden van de marechaussee aldaar. Ingegrepen is toen niet. In den laatsten tijd hebben berichten melding gemaakt van de aanhouding van menschen zonder bijnamen. De eerste vraag, die spreker wil stellen, is: „Welke zijn de niet te verantwoorden uitingen in spmmiige persorganen, die tegenstellingen hebben geschapen tusschen de brigaxie der Koninklijke Marechaussee te Oss en andere organen anderzijds". De minister heeft in het persconamuniqu^ vermeld, dat deze tegenstelling geen reeeJen grond heeft. Waaroin dan dat ingrijpen? De beslissinig van den minister schijnt plotseling te zijn genomen. Er zijn geruohten ontstaan over meeningsverschil tusschen de departe- menten van Defensie en van Justitie. Prac- tisch heeft de brigade der marechaussee een groote zelfstandiig-heid. Als hulpofficier van BRIGADE TE OSS Mutaties aangekondgd. (Van onzen correspondent.) N ij m e g e n, 7 April. Naar wij vernemen is hedenmorgen bij de brigade van de Koninklijke Marechaussee te Os bericht ingekomen, dat de volgende leden van de brigade met ingajig van morgen naar de nader vermelde standplaatsen zgn overge- plaatst. De opperwachtmeester L. Curfs naar Venlo, wachtmeester C. de Gier naar Maas ­ tricht, wachtmeester J. van den Berg naar Roermond, wachtmeester J. Tap naar Sittard, wachtmeester G. van Renes naar Siebenge- wald en wachtmeester F. Roffel naar Roer ­ mond. Als commandant van de brigade te Oss is aang'jwezen, eveneens ingaande morgen, de opperwachtmeester R. Mintjes, thans brigade- commandant te Venlo, die tot 1 October 1936 de brigade te Oss heeft gecommandeerd. De opper-wachtmeester Curfs maakte van 1924 tot 1 Februari 1935 deel uit van de brigade te Oss als wachtmeester. Op laatst- genoemde datum werd Tiij bevorderd tot op ­ perwachtmeester en belELSt meit het commando van de brigade te Vlodrop. Sinds 1 October 1936 commandeert hij de brigade te Oss. Wachtmeester De Gier maakt sinds 1924 onafgebroken deel uit van de brigade te Oss. justitie is de commandant onderdeel van de zelfstandige rechterlijke macht. V/aaromtrent kan er nu meeningsverschil tusschen de depar- tementen bestaan? Spr. vraagt hieromtrent inlichtingen. Spr. neemt aan, dat het depar- tement van justitie de volledige bevoegdheid heeft tot beschikking in dezen. Sinds hoelang is uit verbalen en rap- porten gebleken, dat de marechaussee te Oss onjuiste opsporingsmethoden toepaste? Het Nederlandsche volk zou hieromtrent gaarne inlichtingen heb ­ ben. Wat bedoelde de minister met de woorden, dat de belangen van de bur ­ gers op pijnlijke wgze zijn geschonden? Welke bepaalde feiten zijn er gebleken? Hoever strekte eigenlijk het verbod van op ­ treden aan de marechaussee? Ook hierover zijn de mededeelingen nog vaag geweest. Waren de oorzaken van de wrijving met de gemeentepolitie bij de gemeentepolitie ? Dan moet tegen hS,clr worden opgetreden. Beston- den de feiten, die gebleken zijn, in een ver- keerd optreden jegens de gemeentepolitie ? Spr. constateert, dat de ministerieele beslis- sing de positie van het gemeentebestuur heb ­ ben versterkt. Spr. kan de in de pers verschenen mededee ­ lingen niet geheel ter zijde laten en wil een zoo sober mogelijke samenvatting daarvan geven. Spr. is niet op sensatie belust en wil op een bepaalde godsdienstige groep geen blaam werpen. Anti-clericalisme, dat met zedenmis- drijven propaganda voert, staat hem tegen. Anderziids meent spr., dat het voor het pres ­ tige van geen enkel gezag nuttig is, te ver- doezelen hetgeen openbaar behoort te worden. Van een deel der bevolking in Oss, behoo- rende tot de armste bevolkingsgroep, moesten tot voor eenigen tijd de misdrgven worden op- gespoord. Nu is een hankier gearresteerd, doch niet in verzekerde bewaring genomen. Een _ industrieel werd gearresteerd en men ver- i wachtte, dat nu de gesloten monden zouden ' gaan spreken en dat over notabelen, ja zelfs greestelijken, feiten bekend zouden worden. Nu opeens heet het, dat de eerst zoo verdienste- lijke marechaussee (volgens „De Tijd") niets ' dan vergisfflingen begaan, hehoudens een toe- valllge goede daad. Het wekt den schtjn, of: wel Toon de Soep, maar niet mijnheer Zus of 2loo mag worden vervolgd. Het zedelijke gezag' der regeering eischt, dat hier categorische op-' heldering wordt gegeven. ; (Zie verder bla-1^4^