Tekstweergave van KKO7536-448-183

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
^<3 y?lU- ^ -2 ^^exze^xn^z^ /^3 » /'/^^-» ' Ot- it- OSS VOOR DEN CENTRALEN RAAD. Z>e onbewogen president en de ^ beweeglijke verdediger. Utrecht, 1 December 1938. Een voile zaal in het gebouw van den Cen- tralen Raad van Beroep. Twee hooge ramen die uitzien op de Nieuwe Gracht, en daar- onder de Centrale Raad, die straks uitspraak zal moeten doen in de meest onaangename, maar ook meest opgeblazen civiele proce ­ dure van den laatsten tijd. Een affaire, waar- bij men zich niet ontzien heeft de eer van sommige menschen door het slijk te halen en de kleinste onvolkomenheden tot enorme misdrijven op te blazen. Het is z66 ingewikkeld en zoo onoverzich- telijk geworden in den loop der behandeling. Naarmate de affaire-Oss meer gemeengoed ' werd door de veelvuldige besprekingen en de vele kolommen, die de dagbladen er aan wijdden, is zij meer en meer vertroebeld, zoodat er een ware doolhof van beschuldl- gingen en tegenbeschuldigingen is ontstaan rond de figuur van de marechaussees, die hun overplaatsing niet konden verkroppen en in beroep gingen. Soms neemt dit beroep zuike felle vormen aan, dat men, daar de klagers toch een uniform dragen, bijna moet denken aan insubordinatie. Als de twee verdedigers, rechts mr. James en links mr. Meyes, hun plaatsen achter den lessenaar hebben ingenomen en de getuigen de banken vullen, beeedigt de president allereerst de getuigen. De mare- chaussee's komen de een na den ander, slaan de hakken militair aaneen en leggen den eed af. De Gier draagt zijn Koninklijke onder- scheiding zelfbewust op de uniform. De president, mr. Beumer, is de meest on- bewogene. Hij zit roerloos in zijn zetel; de lorgnet heeft een zwart koord, dat langs de revers van zijn jas speelt; zijn oogen richten zich strak op de sprekers, doordringend als zijn stem, die soms door de kleine ruimte knettert als een harde slag. Een simpele vraag als „Uw voornaam" klinkt, alsof de stem tienmaal werd versterkt. Tegenover deze presidentieele onbewogen- heid staat de beweeglijke mr. James, den neus in de lucht en de handen breeduit op den lessenaar. Nu eens draait hij zich naar zijn clienten dan lacht hij eens bij een getui- genverklaring, waar hij zoo het zijne van | denkt of spreekt weer fluisterend met wacht- meester De Gier. Mr. Meyes is een jongeling, vergeleken bij zijn tegenpleiter. Hij luistert voorloopig maar rustig op zijn stoel en veert nu en dan reso- luut op, om den president verlof te vragen voor het stellen van een of andere vraag. Achter in de zaal waken eenige Rijksveld- wachters over de orde en tegen al te drieste persfotografen. Langs den wand zijn tallooze tafeltjes ge- plaatst, om de enorme persbelangstellirig op te vangen. Van alle richtingen zijn verslag- gevers vertegenwoordigd en het valt op, hoe de collega's van bepaalde bladen „frere et compagnon" zijn geworden met de mare- chaussee's in den loop van de behandeling dezer affaire. Bepaald ongelooflijk en onaangenaam doet de houding van den getuige Van B. aan, die zich nu ineens niets meer herinert, na de verklaringen, die hij tevoren aan den Rijks- rechercheur en in de proessen-verbaal heeft afgelegd! Dat er bij de verklaring van bur- gemeester Ploegmakers, dat hij Van B. steeds had gekend als een eerlijk en betrouwbaar man, eenige deining in de zaal ontstond, was na die voorgeschiedenis zeer wel te verkla- ren. De man heeft de zaak, die hij door te zwijgen wellicht dacht te dienen, niet veel goed gedaan. Mr. James beheerscht de zoo ingewikkelde en ultgebreide materie terdege. Hij heeft een uitermate ingewikkeld betoog opgezet over de juridische kwestie, of de minister van Justitie de opsporingsbevoegdheid kan ont- nemen aan Rijksopsporingsambtenaren. Hij heeft willen aantoonen, dat, na het in- trekken van de opsporingsbevoegdheid nog wel degelijk opsporingsopdrachten aan hen zijn gegeven, door dezelfde justitie-autori- teit, die hun eerst de bevoegdheid ontnam om te speuren in zaken, die de gemeente Oss Detroffen. Het middaguur was reeds lang verstreken, toen mr. James bedenkelijk zijn horloge raad- pleegde en excuus vroeg voor zijn langdurig pleidooi. En toen hij verlof vroeg, ook nog uitvoerig op de onderdeelen van de zaak te mogen ingaan, antwoordde mr. Beumer hof- felijk: „Gaat u gerust voort; het is zoo aan- genaam naar uw betoog te luisteren. We zul- len voor de pauze nog een half uur verder gaan, wij zijn hierop geprepareerd". Zoo heeft deze behandeling ook een hu- mor-zijde, al is die heel spaarzaam. Tot nu toe heeft men dat gedeelte der zaak, waarbij twee priesters werden betrokken, van beide zijden, dus ook van de zijde der klagers, zeer kiesch en correct behandeld. Of men tegenover den burgemeester van Oss zoo correct is gebleven, betwijfelen we sterk. Het slot van mr. James' eerste pleidooi was een harde beschuldiging. Hiertegenover heeft mr. Meyes, die des avonds aan het woord kwam, zich met groote bewustheid verzet. Het was niet noodig aan de integriteit van burgemeester Ploegmakers te twijfelen. Daarom betreurde hij het, dat mr. James er desondanks nog op terug kwam en er zelfs een scherper stempel van wan- trouwen op drukt. Trouwens deze jeugdige advocaat had in de avondzitting nog een heel gelukkig mo ­ ment al pleit hij niet zoo sanguinisch als. mr. James toen hij den procureur-generaal en diens verhouding tot de Ossche brigade eens in een ander daglicht plaatste. De centrale raad had voor deze passage speciale aandacht.