Tekstweergave van KKO7536-448-186

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
VCUX^ c>2-/z_ A ys?- // / men een „run" van alle opsporingsambtenaren op alle strafbare feiten krijgen. Het uitvoeren van den opsporingsplicht wordt geleid door de hlerarchieke ran^orde, aan welker hoofd de procureur-generaal en de minister van Justitie staan. Indien de marechaussees na het ontnemen van de opsporlngsbevoegdheid proces-verbaal hadden opgemaakt, was dit proces-verbaal op zichzelf zeker rechtsgeldig geweest; zij hadden dan alleen disciplinair verkeerd gedaan. Eerst om negen uur des avonds begon de vertepnwoordiger van den minister met het I'eitelijke deel van zijn betoog; in het Juridi- sche sloot hij zich aan bij de uitspraak van het ambtenarengerecht. Dienstbelang. zakgeld van de gemeente. Maar een verder onderzoek mocht niet plaats hetoben, want de procureur-generaal had het door het perscommuniqu^ min of meer ver- boden. Men kon dus _nu zijn gang gaan in Oss; men kon het bewijs volkomen wegwerken, hetgeen ook geschied is en men kon contra- verhooren houden, waarbij men de menschen afschrikte om mededeelingen aan de mare- chaussee te doen. Nog meer. Doch dit was nog nlet voldoende. Op 15 No ­ vember gaf de procurenr-generaal aan den of- ficier van Jnstitie last, dat hij den onderoffi- cleren van de marechanssee moest gelasten, om van alle opsporingszaken, waarbij organen van de gemeente Oss betrokken waren, af te zien. De marechanssees ontkennen, ooit dezen last gekregen te hebben. Dat blijkt ook wel nit de feiten, want zy zijn rustig doorgegaan en de oflcier van Justitie heeft daarop nooit aan- merking gemaakt. Het is niet waar, aldus mr. James, dat Ij de marechaussee het onderzoek in de zaak van ' de jeugdwerkloozen heeft voortgezet, hoewel een vervolging van hoogerhand niet wensche- lijk werd geacht. Men heeft na het perscom- muniqu6 het onderzoek niet meer voortgezet; alleen enkele menschen, die bij de zaak betrok- ;ken waren, zijn eigener beweging bij de bri- : gade gekomen. en zijn daar nog over gehoord. ; 'Het is niet waar, dat er onvoldoende ; contact met den burgemeester is geweest. Op- I perwachtmeester Curfs heeft met den burge- I meester over de heele zaak gesproken. * Het is niet waar, wat de minister zegt, dat de twee opzichters op onvoldoende aanwijzingen zijn gearresteerd. De officier van Justitie heeft de arrestatie zelf gelast en draagt dus de verantwoordelijkheid. Maar bovendien waren er aanwijzingen te over. Mr. Meyes, tot het feitelijke gedeelte van zijn pleidooi komende, zeide, dat het dienst ­ belang bij de overplaatsing der marechaussees den doorslag had gegeven. Ik zal hier geen uit- voerig pleidooi houden, aldus mr. Meyes, ik zal mijn tegenpleiter niet volgen om alles mi- nutieuis uiteen te zetten, ik zal slechts een kort I overzicht geven van de belangrijkste zaken en daarbij het standpunt van den minister uiteen- zetten. In September waren de marechaussees reeds gewaarschuwd, ernstig gewaarschuwd. Deze waarschuwing was aan mr. v. d. Burg doorge- geven en ik mag toch wel aannemen, dat deze haar weer aan de marechaussees heeft doen toe- komen. Nu is er critiek op uitgeoefend, dat de collectiviteit door den maatregel getroffen is. Men komt dan met wachtmeester Tap voor den dag, wien totaal niets in de klaagschriften is aangewreven en die tdch is overgeplaatst. Deze critiek ware juist, indien de overplaatsing een strafmaatregel was, maar zoo is deze nooit be- | doeld. ' Geen mishandeling. Mr. James bespreekt dan nog twee zaken. In de eerste plaats de mededeeling van den mi ­ nister van Justitie, dat er ernstige aanwijzin ­ gen waren om de marechaussee van mishan- , deling te beschuldigen. Het ambtenarengerecht - heeft dit verworpen, doch Z. Exc. had dit niet j mogen zeggen. Hij heeft het gezegd, aldus mr. James, op gezag van een vuurwapen- en siga- rensmokkelaar, voordat nog de brigade over deze beschuldiging was gehoord. Hij hield daarbij tevens onvoldoende reke- ning met de toestanden te Oss, waar het moge- ijk is, dat een aangifte tegen een ander politie- corps door de gemeentelijke politie wordt uii- gelokt en door den aangever met het grootste gemak de meest fantastische beschuldiffin?en worden geuit. ® ^ In zijn pleidooi wijdde mr. James ook nog eemge woorden aan de zaak van den manufac- turier, die volgens den minister enkele uren IS opgesloten, hoewel volgens den minister ziin strakzaak van den aanvang af als civiel-rech- telijk te onderkennen sou zijn geweest. Mr James zei hiervan: ,,Elk goed politieman zou hetzelfde gedaan hebben als de marechaussee en doet dit dage- lijks. te meer waar hij den officier van Justitie ; zich had tot de in verzekeringstelling." pogenblik stilte in de zaal. Mr. James is met zijn pleidooi klaar. De president, mr. B e u m e r: „Kriiffen wij geen slotstuk?" ••■"-"jgen Mr. James: „Ik neem aan, dat u het ook zoo wel voldoende vindt." Mr. Meyes spreekt. r^E vertegenwoordiger van den minister, mr. K daarna met zijn pleidooi oegonnen. Hij ving aan met een zeer uitvoe- rige juridische uiteenzetting, waarbij hit ziin tegenpleiter fel aankeek. Een deel van het ad- vies van prof. Van Bemmelen, noemde hij een poging om den Oentralen Raad een rad voor de oogen te draaien. De presidem, mr. B e u m e r: „Sommige personen heebten aan dat wcord „een rad voor de oogen draaien" een onvriendelijke betee- kenis." Mr. M e y e s I „Da'n zal ik het gaarne ver- vangen door misleiden." Het advies van prof. dr. D. Hazewinkel— buringa kenschetste hij als zich kenmerkend door een gebrek ten aanzien van de werkelifk- heid, hoewel het op het eerste gezicht den In- druk maakt van een ernstige studie. Mr. Meves ontkent, dat de minister juridisch oniuist "ge- handeld zou hebben; hij is er integendeel vln overtuigd, dat de minister binnen de perken van zijn bevoegdheid is gebleven. Het begrip „opsporingsambtenaar" moet men in hierar- chieken zin zien. WeJ is waar heeft elke op- sporingsambtenaar de bevoegdheid om strafbare feiten op te sporen, maar daarmede nog niet den plicht het te doen. Anders zou De minister had alleen de overtulglng, dat brigade-Oss op hoi was ^raakt, en wiWe haar een tijdje rust geven, wllde even de actl- vitelt stopzetten, om dan naderhand de opspo ­ rlngsbevoegdheid weer aan de mannen terug te geven. In dat kader past het ontnemen van de opsporlngsbevoegdheid aan wachtmeester Tap; de geest van de brigade was niet in orde en tot die brigade behoorde hij. Noch de procureur-generaal noch de minister heeft de marechaussees willen treffen, zooals voorgesteld is, men vond het alleen noodig, dat zij even werden geremd. Dat is alles! En dat daar voor hen nu zulk een groot nadeel uit is vooptgevloeid, wil er bij mij ook niet in, aldus mr. Meyes. Een verschil van meening tusschen den mi ­ nister van Justitie en den minister van De- fensie over de overplaatsing is er nie.t geweest. De minister van Justitie heeft zijn ambtgenoot onmiddellijk in kennis gesteld en deze ging met den maatregel accoord. Wat nu de zaak van de zgn. fraude bij de jeugdwerkloozen betreft, hierover maakte mr. Meyes slechts zeet- enkele opmerkingen. Hij zeide, dat ook hier een te groote, verkeerd ge- richte, dlenstijver van de marechaussees bleek. Van eigenlijke fraude was er geen sprake, het ging alleen een beetje nonchalant toe en dit | wettigt niet, dat de marechaussee een zoo ge- weldig onderzoek op zoo eclatante wijze tegen de leiders van dit werk instelde. Hier is elke redelijkheid zoek. Men had ook met den burgemeester overleg moeten plegen. Van den burgemeester van Oss is niets verkeerds bekend, maar men heeft nimmer voldoende contact met hem gezocht. men veel te ver gegaan. Het bewijs tegen hem was uitermate zwak. Hier ziet men weer hetzelfde: de marechaussee besefte onvoldoende haar verantwoordelijkheid als zij tegen burgers strafrechtelijke onderzoe- kingen opende. Zij beseft niet voldoende, wat dat beteekent. De minister heeft op zichzelf geenjwaardeering voor de wijze, waarop v. d. H. zijn zaken deed, daar mankeerde wel lets aa'^i. Maar dat wil nog niet zeggen, dat er tegen hem bewijzen waren voor strafrechteliike af- dwalingen. Inderdaad geeft de minister toe, dat niet al ­ leen door de marechaussee fouten zijn gemaakt, rnaar ook door den officier van Justitie. Doch dit feit heft de verantwoordelijkheid van de marechaussees niet op. Er zijn nu in de zaak V. d. H. talrijke nieuwe dingen naar voren ge- bracht; ik vind dit een verkeerde wijze van procesvoeren, ik kan mij op deze nieuwe din- i gen niet verdedigen, omdat ik ze niet ken. Bo ­ vendien hebben ze grootendeels na 1 April plaats gehad en het oordeel van den minister I was gebaseerd op de gebeurteniesen van v6(5r 1 April. De wachtmeester Van Rennes was niet de man, om de ingewikkelde bankzaken van v d Hoven uit te zoeken; dat is geen miskenning van smans verdiensten, maar men kan van een niet-specialist niet eischen, dat hii in een zoo ingewikkelde materie thuis is. De maatregelen van den minister hebben goed gewerkt Er heerscht op het oogenblik in j Oss orde en rust. De verstandhoudlng met de ! marechanssee is ultstekend, de normale ver- hondlngen zijn weer hersteld. Van weerszijden is men tevreden en er wordt veel beter gewerkt dan vroeger. Meer wil ik van deze zaak niet zeigigen, aldus mr. Meyes; ik verzoete den Centralen Raad de 'uitepraak van het Ambtenarengereobt te be- vestigen. * » Hiermede is, om kw^art over tien des avonds de behandeling van de eerste zaak afgeloopen. De tweede zaak van Oss, de klacht van de marechaussees tegen den inspecteur van hun wapen, is van zuiver formeelen aard en de behandeling daarvan duurt slechts enkele mi- nuten. De president, mr. Beumer, bepaalt daar- na de uitspraak op heden over drie weken en sluit met een zwaren hamerslag deze langdu- rige zitting.