Tekstweergave van KKO7536-450-169
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
i/o/A
c"/?
/o-
ol~/,
•So
J'jn
/
Vf
OSS
DE
REDE
VAN
ROST
Bij
de
behandeling
van
het
rapport
der
commissie-Schouten
1^
i
Vit
de
Handelingen
nemen
wij
hier
-
thans
een
groot
gedeelte
van
de
rede
van
kam.
Rost
over.
IBDER
mensch
zal
bij
een
zoo
ernstige
'
aangelegenheid
als
die,
waarover
wij
geroepen
zijn
heden
ons
oordeel
te
vellen,
de
gelegenheid
aangrijpen,
cm
ten
overstastn
van
God
en
zijn
volk
te
getuigen
van
de
in
hem
levende
wereldbeschouwing,
waaruit
hij
handelt.
Hij
kan,
bewust
van
die
ver-
antwoordelijkheid,
een
eerlijk
getuigenis
afleggen;
hij
kan
ook
ter
wllle
van
eigen
menschelijke
belangen
zijn
verantwoorde-
lijkheid
verzaken.
Het
is
echter
een
dwaas
beginnen,
als
men
wil
beproeven
door
onop-
rechtheid
de
eeuwige
gerechtigheid
te
ont-
vluchten.
Zulks
is
immers
gebrek
aan
geloof.
Aan
dat
geloof,
dat
uiteindelijk
in
deze
wereld
altijd
het
recht
zegeviert.
Erger
dan
de
mensch,
die
uit
zwakheid
zijn
plicht
ver-
zaakt,
is
hij,
die
bewust
de
goddelijke
vs'etten
schendt
en
de
heiligste
rechten
van
zijn
medemenschen
vertrapt.
Het
is
mij
een
voorrecht
te
getuigen
van
den
geest,
waarin
wij,
nationaal-socialisten,
nu
vijftien
maanden
lang
onze
handelingen
hebben
bepaald
in
een
zaak,
waar
zooveel
leed
is
veroorzaakt
en
zooveel
onrecht
is
geschied,
als
die,
waarover
wij
heden
be-
raadslagen.
De
wijze,
waarop
wij
deze
zoo
ernstige
aangelegenheid
hebben
moeten
behandelen,
ontspruit
aan
onze
nationaal-socialistische
levensopvatting.
De
nationaal-s'ocialist
be-
schouwt
als
etn
der
grootste
misdaden
elke
handeling,
die
weerlooze
volksgenooten,
d.\y.z.
menschen
van
hetzelfde
bloed,
in
hun
lichamelijke
of
geestelijke
ongereptheid
schendt.
Zijn
hoop
voor
de
toekomst
is
ge-
vestigd
op
de
jeugd,
die
nog
onbedorven
en
ongerept
de
bouwstof
zal
vormen
voor
seen
socialistischen
staat
der
kameraad-
schap,
die
ons
als
ideaal
voorzweeft.
Hij
Ibeschouwt
als
een
der
grootste
misdaden
itegenover
mensch
en
volk
het
ontstelen
fvan
de
ongerepte
eerbaarheid
aan
mider-
iarigen.
Rost
haalde
vervolpens
aan
wat
mr.
Marchant
in
het
R.K.
blad
Ons
Noorden
over
de
onzedelijke
toestan-
den
in
Brabantsche
bedrijven
had
geschreven,
naar
aanleiding
van
twee
vergaderingen
van
Katholieke
jeugdvereenigingen,
waar
een
aantal
meisjes
hoar
ervaringen
hadden
medegedeeld.
Deze
en
de
misdrUven,
die
door
anderen
in
Oss
zijn
gepleegd,
behoorden
de
kern
te
vormen
van
de
onderzoekingen
dezer
Tweede
Kamer.
toen
de
minister
en
zijn
:partij^6traot
"Baron
ispeytcre
van
woerden
de
opsporingsbevoegdheid
aan
de
mare-
chaussee
te
Oss
ontnamen
en
daardoor
de
slachtoffers
hulpelooa
aan
hun
lot
over-
lieten.
De
heer
Schouten,
die
de
voorzitter
van
deze
commissie
is,
heeft
met
de
heele
Anti-
Revolutionnaire
Partlj,
met
den
zwijgenden
minister
van
Oorlog
en
den
anti-rev.
minis
ter-president
Colijn,
bij
interpellatie
van
7
April
den
minister
van
Justitie
gedekt.
De
christelijk-historische
afgevaardigde
Tila-
nus
behoort
tot
de
fractie,
die
in
deze
volks-
vertegenwoordiging
bij
monde
van
den
heer
De
Geer,
den
met
de
Joodsche
jeugd
steeds
zoo
beganen
fractieleider,
op
7
April
geen
,woord
van
afkeuring
wist
te
vinden,
maar
feveneens
den
minister
ten
voile
dekte.
De
?Jieer
De
Geer
wist
niet
beter
te
doen
dan
en
reeds
overledene
in
zijn
nagedachtenis
n
te
tasten.
De
heer
De
Geer,
de
hoofd-
schuldige,
beschuldigde
ds.
Kersten
het
negende
gebod
te
hebben
overschreden.
Doch
hij
zelf
deed
beter
dat
gebod
niet
te
overschrijden.
Het
R.K.
lid
der
commissie
behoort
tot
die
Staatspartij,
die
zich
over
de
marechaussee
uitliet
als
over
lleden
met
Gestapo-manieren,
die
de
minister
hier
te
lande
niet
zou
willen
laten
insluipen.
De
heer
Wendelaar
overlaadde
den
minis
ter
met
lof
voor
zijn
overtuigend
en
glas-
helder
betoog
en
de
S.D.A.P.-er
Drees
is
de
vertegenwoordiger
dier
partij
in
de
com
missie,
die
gedurende
het
geheele
verloop
der
behandeling
dezer
aangelegenheid
zulke
vele
en
gewichtige
diensten
heeft
bewezen
aan
het
politieke
katholicisme,
waarmede
zij
ongeacht
het
leed,
aan
de
arbeiders-
kinderen
aangedaan
—
zoo
spoedig
mogelijk
wil
samenwerken.
De
heer
Wendelaar,
die
zich
vervolgens
op
25
April
1938
met
een
voorstel
tot
het
houden
van
een
enquete
wilde
rehabili-
teeren,
heeft
zich
bij
den
eersten
tegen-
stand,
dien
hij
ondervond,
gehaast
zijn
voorstel
in
dier
voege
te
wijzigen,
dat
het
©nderzoek
naar
het
beleid
van
zijn
vriend
tninister
Goseling
uit
zijn
voorstel
werd
%elicht.
'
Het
aldus
ontzielde
voorstel
werd
op
22
:|runi
1938
verworpen
met
de
hulp
van
de
Jich
christelijk
noemende
partijen
van
lechts,
terwijl
het
politieke
katholicisme
ook
van
links
de
hulp
kreeg
van
den
vrij-
ilnetselaar
Oud
en
den
leider
der
S.DJ^.P.
j^lbarda.
1
DE
VOORZITTER:
Ik
verzoek
u
dergelijke
ftersoonlijke
opmerkingen,
waarmede
u
^renkingen
bedoelt,
niet
te
bezigen.
'"'^OST
VAN
TONNINGEN:
Vrijmetselaar,
is
at
krenkend?
DE
VOORZITTER:
U
bedoelt
het
als
renkend.
I
ROST
VAN
TONNINGEN:
Ik
bedoel
het
'hiet
als
krenkend.
W
DE
VOORZITTER:
Ik
verzoek
u
in
elk
i^e\
al
dergelijke
qualificaties
achterwege
te
"aten,
ROST
VAN
TONNINGEN:
Zoo
ziet
men,
"fioe
politiek
katholieken,
vrijmetselaars
en
inarxisten
hier
broederlijk
samenwerkten.
Door
deze
wijze
van
behandeling
van
het
enquete-voorstel,
die
vooral
door
den
heer
Schouten
werd
gesteund,
heeft
de
Kamer
gichzelf
onthalsd.
Ik
heb
in
de
zitting
van
m
Juni
den
heer
Schouten
de
volgende
%oorden
toegevoegd:
ROST
VAN
TONNINGEN
„....dat
de
heer
Schouten,
door
deze
houding
aan
te
nemen,
den
pas
wil
af-
snijden
aan
elke
mogelijkheid,
om
door
getuigenverhooren
de
waarheid
vast
te
stellen".
Ik
heb
in
deze
voorspelling
maar
al
te
zeer
gelijk
gekregen
en
de
Kamercommissie
van
vijf
is
dus
zelf
mede
schuldig
aan
het
feit,
dat
zij
niet
de
mogelijkheid
heeft
ge-
had
de
mondelinge
getuigenverklaringen
te
ontvangen,
waartoe
zij
bij
een
enquete
ge-
rechtigd
ware
geweest.
De
voile
verantwoor-
delijkheid
voor
de
onvolledigheid
van
het
rapport
der
commissie
treft
haar
zelf
en
de
politieke
partij
en,
die
met
haar
samenge-
werki
hadden.
Het
zijn
wederom
de
heer
Oud
eh
de
heer
Albarda,
die
verantwoorde-
lijk
zijn
voor
den
thans
gevolgden
weg,
n.l.
om
een
Nota
van
Inlichtingen
te
vragen.
Ik
heb
hiertegen
in
de
zitting
van
22
Juni
ge-
protesteerd
en
de
heer
Albarda
heeft
mij
toen
als
volgt
geantwoord:
„dat
een
ieder,
die
meent,
dat
de
minister
in
de
Nota
niet
voldoende
inlichtingen
zou
geven,
de
ge
legenheid
heeft
om
aanvullende
inlich
tingen
te
vragen".
De
minister
heeft
de
noodige
aanvullende
inlichtingen
gewei-
gerd;
de
heer
Albarda
meet,
na
jarenlang
afgevaardigde
geweest
te
zijn,
zulks
geweten
hebben.
Wist
hij
dit
niet,
dan
is
hij
onbe-
kwaam,
in
dez'e
Kamer
zitting
te
hebben.
De
heer
Albarda
heeft
trouwens
geen
enkelen
stap
geda,an
om
het
verzuim,
v/aar-
aan
hij
zich
schuldig
gemaakt
heeft,
te
herstellen,
hoewel
het
hier
gaat
om
de
Bchending
van
weerlooze
arbeiderskinderen.
DC
heer
Oud
is
tot
belooning
voor
zijn
parlementair
goed
gedrag
tot
burgemeester
van
Roterdam
benoemd.
Ik
geloof,
dat
deze
feiten
DE
VOORZITTER:
Ik
verzoek
den
geach-
ten
afgevaardigde
opnieuw
zich
te
matigen.
Het
gaat
niet
aan
om
opmerkingen
als
deze
te
maken.
ROST
VAN
TONNINGEN:
Maar
ik
heb
het
hier
niet
beleedigend
toedoeld.
DE
VOORZITTER:
Ik
neem
aan,
dat
u
het
niet
beleedigend
hebt
bedoeld,
maar
het
komt
niet
te
pas,
de
regeering
ervan
te
be-
tichten,
dat
zij
om
een
dergelijke
reden
den
heer
Oud
heeft
benoemd
tot
burgemeester.
ROST
VAN
TONNINGEN:
Ik
zal
er
reke-
ning
mee
houden.
Ik
geloof,
dat
deze
feiten
voldoende
zijn
om
het
oordeel
van
het
Nederlandsche
volk
te
vestigen,
ware
het
niet,
dat
aan
ons
volk
door
een
nalatige
pers
de
waarheid
wordt
onthouden.
In
lijnrechte
tegenspraak
met
deze
parlementaire
wen-
dingen
der
met
het
politiek
katholicisme
samenspannende
politieke
partij
en
staat
de
houding-
van
N.S.B.
Onze
heele
strijd
was
er
op
gericht
door
het
beroep
op
het
volk
de
onwillige
Kamer
tot
actie
te
dwingen.
Rost
geeft
dan
een
uitvoerig
chro-
nologisch
overzlcht
van
de
pogingen,
die
gedaan
zijn,
om
licht
in
de
zaak
Oss
te
beletten.
Na
de
verkiezingen
is
een
nieuwe
ont-
wikkeling
ontstaan.
De
Staatspartij-minis
ters
in
het
kabinet
wenschten
de
leiding
van
den
heer
Colijn
niet
langer
te
volgen,
toen
gebeurde,
wat
wij
jarenlang
voorspeld
hadden,
dat
nl.
Colijn
slechts
den
weg
ef-
fende
voor
het
politieke
katholicisme
hier
te
lande,
is*
als
bij
tooverslag
de
houding
dier
zelfde
heeren,
die
gedurende
meer
dan
een
vol
jaar
op
alle
mogelijke
en
ohmoge-
lijke
wijzen
de
gedragingen
van
den
minis
ter
van
Justitie
hadden
gedekt,
wederom
plotseling
gewijzigd.
Plotseling
begonnen
in
de
pers
geruchten
op
te
duiken,
dat
de
commissie
het
nood-
zakelijk
achtte
een
enquete
te
houden,
daar
de
minister
van
Justitie
haar
de
noo
dige
inlichtingen
onthield
en
het
hooren
van
getuigen
onmogelijk
maakte.
Er
geschiedde
dus
datgene,
waarover
onze
fractie
de
Kamer
nadrukkelijk
gewaar-
schuwd
had,
de
Kamer,
die
met
de
hulp
van
de
marxisten
en
den
heer
Oud
het
enquete-
voorstel
verwierp
en
zich
tevreden
ging
stellen
met
de
Nota
van
Inlichtingen
van
den
minister
van
Justitie.
Het
werd
in
de
eerstvolgende
weken
steeds
duidelijker,
dat
de
plotselinge
manifestatie
van
de
zich
Christelijk
noemende
Protes-
tantsche
pers,
die
plotseling
met
luid
mis-
bar-
in
de
zaak
Oss
recht
ging
eischen,
ten
nauwste
verband
hield
met
de
kabinets-
crisis,
die
door
het
ontslag
van
minister
De
Wilde
was
uitgelokt.
Wat
rechtsherstel
moest
zijn,
werd
nu
een
anti-papistisch
rel-
letje
der
politieke
Protestanten.
De
geruchten
en
beschouwingen
voor
en
tegen
de
enquete
zijn
van
dat
oogenblik
af
niet
meer
van
de
lucht
geweest,
tot
wij
thans
in
het
bezit
zijn
geraakt
van
het
verslag
van
de
commissie
van
vijf.
Heel
dit
verslag
is
een
klacht
over
de
onvolledigheid
der
inlichtingen,
waarover
de
commissie
be-
i
\
-
r
schikte,
als
gevolg
van
de
welgering
van
den
minister
van
Justitie,
om
inzage
van
de
noodige
bescheiden
te
geven
en
het
verbod
dat
de
regeering
uitvaardigde
aan
de
aar
haar
ondergeschikte
ambtenaren,
om
vooi
de
commissie
te
verschijnen.
Men
zou
dus
verwacht
hebben,
dat
de
commissie
de
Kamer
zou
voorstellen
om
tot
een
enquete
over
te
gaan,
doch
op
verras-
sende
wijze
komt
de
commissie
thans
tot
de
conclusie,
dat
de
enquete
niet
meer
noo-
dis
is.
Zoo
wordt
In
Nederland
recht
ge
daan.
Het
politiek
overleg
achter
de
coulissen
heeft
slecbts
ten
doel
om
de
coalitie
onder
den
heer
Colijn
te
red
den
of
nieuwe
parlementaire
machts-
groepen
tot
stand
te
brengen.
Voor
deze
parlementaire
machtsgroepeerin-
gen,
voor
persoonlijke
aspiraties,
wor-
den
de
slachtoffers,
in
wier
geheugen
de
herinnering
aan
geschonden
eer
baarheid
brandt,
in
den
steek
gelaten.
Wij
kunnen
over
de
nota
van
den
minis
ter
kort
zijn.
Het
is
nauwelijks
zoo,
dat
men
dit
een
geschrift
van
een
bewindsman
kan
noemen;
het
is
veeleer
een
pleidooi
van
een
advocaat,
die
alle
verdachten,
waartegen
de
marechaussee
opsporingen
had
ingesteld,
volkomen
onschuldig
vindt
en
zijn
heele
actie
richt
tegen
de
marechaussee
zelf.
Dit
is
trouwens
de
tactiek
geweest
van
dezen
minister
en
van
den
procureur-generaal
van
Den
Bosch,
om
de
aandacht
af
te
leiden
van
de
ware
schuldigen
en
hun
aanvallen
te
richten
op
het
corps,
dat
zijn
plicht
deed.
De
commissie
van
vijf
concentreert
zich
bij
haar
beschouwingen
op
de.
beleids-
quaestie
van
den
minister,
in
zake
de
maat-
regelen
tegen
de
marechaussee-brigade
van
Oss.
Blijkens
het
telegram
van
den
minister
aan
den
procureur-generaal
van
1
April
1938,
gaf
de
minister
als
motiveering
van
zijn
maatregel
op,'dat
de
brigade
Koninklijke
marechaussee
te
Oss
bij
haar
opsporings-
onderzoek
den
laatsten
tijd
een
methode
toepaste,
die
zoo
ernstige
bedenkingen
heeft,
dat
ingrijpen
geboden
zou
zijn
ge
weest.
In
de
aangehaalde
woorden
heeft
men
dus
de
algemeene
tenlastelegging
te
zien,
welke
den
minister
als
grondslag
voor
zijn
ingrijpen
diende;
daarnaast
heeft
de
minister
in
antwoord
op
de
vraag
van
den
heer
Drop
in
de
Tweede
Kamer
op
7
April
1938
een
aantal
meer
gespecificeerde
be-
zwaren
tegen
de
marechaussee
geuit,
die
wederom
ten
grondslag
lagen
aan
de
sa-
menvatting
in
het
genoemde
telegram,
t
De
Kamer
zal
haar
oordeel
over
het
be
leid
van
den
minister
dus
moeten
baseeren
op
het
antwoord
op
deze
vraag;
in
hoeverre
werd
het
ingrijpen
van
den
minister
gedekt
door
de
juistheid
van
zijn
bezwaren
tegen
de
marechausee?
M.a.w.:
zijn
de
door
den
minister
in
zijn
antwoord
aan
den
heer
Drop
tegen
de
marechaussee
geuite
beschul-
digingen
juist?
zoo^s
noodzakelijk
geweest.
De
commissie
van
vijf
constateert
in
haar
verslag,
dat
de
nota
van
den
minister
niet
alle
gegevens,
welke
op
de
zaak-Oss
in
den
geheelen
omvang
be-
trekking
hebben,
bevatten.
Blijkens
het
verslag
der
commissie
wei-
gert
de
minister
per
brief
van
21
Maart
alle
rapporten
en
processen-verbaal,
die
aan
de
gerechten
zijn
overgelegd
en
waarin
geen
strafvervolging
is
ingesteld.
Dat
beteekent,
dat
de
van
verduistering,
oplichting
en
valschheid
in
geschrift©
verdachte
assu-
rantiemakelaar
v.
d.
H.;
de
van
de
schen-
ding
van
vijf
minderjarigen
verdachte
twee
priesters;
de
van
verduistering
verdachte
twee
opzichters
van
de
jeugdwerkloozen-
tewerkstelling,
die
alien
door
dezen
minis
ter
en
den
procureur-generaal
van
Den
Bosch
door
de
stopzetting
van
de
opspo
ringen
en
de
ontneming
der
opsporings
bevoegdheid
aan
de
marechaussee,
worden
gedekt,
buiten
het
veld
van
onderzoek
der
commissie
moeten
verblijven.
Daar
het
in
hoofdzaak
deze
drie
gevallen
waren,
waarin
het
optreden
der
marechaussee
den
minis
ter
het
voorwendsel
gaf
om
tot
zijn
uitzon-
derlijken
maatregel
over
te
gaan,
moet
hier
uitdrukkelijk
worden
vastgesteld,
dat
aldus
de
commissie
van
vijf
haar
arbeid
niet
naar
behooren
heeft
weten
te
vervullen.
zij
had,
ware
zij
zich
van
haar
plichten
en
verant-
woordelijkheden
bewust
geweest,
haar
taak
moeten
neerleggen
en
de
Kamer
moeten
verzoeken
andere
maatregelen
tegen
dezen
minister
te
nemen.
Zooals
ik
reeds
herhaal-
delijk
gezegd
heb,
dient
deze
minister
te-
recht
te
staan
voor
den
Hoogen
Raad,
daar
deze
Kamer
zich
onwillig
en
onbekwaam
heeft
getoond
om
het
justitieele
schandaal
van
Oss
uit
te
snijden.
Instede
daarvan
heeft
de
commissie
op
typisch
democratische
wijze
besloten,
ik
ci-
teer
hier
letterlijk,
mijnheer
de
voorzitter,
„niet
verder
te
trachten
nadere
gegevens
te
verkrijgen"
(men
zie
pag.
8
van
het
ver
slag
der
commissie).
Na
den
voorgaanden
zin
is
een
door
den
voorzitter
ontoelaatbaar
geoor-
deeld
gedeelte
teruggenomen.
Het
ergeriyke
in
het
geheele
betoog
is,
dat
dezelfde
minister,
die
in
het
openbaar
de
marechaussee
heeft
beleedigd,
die
een
procureur-generaal
van
Den
Bosch,
die
hetzelfde
in
het
openbaar
doet,
met
zijn
autoriteit
dekt,
bij
zijn
welgering
om
docu-
menten
over
te
leggen,
een
ontroerende
zorg
verraadt
voor
individuen,
die
door
elk
rechtschapen
mensch
uit
den
grond
van
zijn
hart
worden
veracht.
Het
moge
de
ma
rechaussee
een
troost
zijn,
dat
de
beleedi-
gingen,
haar
aangedaan,
stammen
uit
den
koker
van
twee
personen,
twee
vertegen-
woordigers
van
het
politieke
katholicisme
hier
te
lande,
die
de
partij
hebben
getrok-
ken
van
lieden,
die
van
schending
van
min
derjarigen,
oplichting,
verduistering
en
valschheid
in
geschrifte
worden
verdacht.
De
zaak
v.
d.
H.
Na.
voor
wat
betreft
eenige
kleinere
zaken
te
hebben
aangetoond,
dat
er
van
de
beschuldigingen,
door
den
minister
tegen
de
brigade
Oss
der
marechaussee
mgebracht.
niets
blijft
steck
houden.
gaat
Rost
over
tot
de
zaak
van
den
.Jiankier-
v.
d,
H,
fSE
minister
vindt
hem
natuurlijk
zoo
onschuldig
als
een
pas
geboren
lam
en
in
zijn
nota
beweert
hij,
dat
de
brigade-
Oss
onoordeelkundig
en
ondoordacht
was
te
werk
gegaan.
Dit
is
de
bevestiging
van
de
concrete
be
schuldigingen,
die
de
minister
op
7
April
1938,
dus
tien
maanden
voor
het
opmaken
van
zijn
nota
ter
gelegenheid
van
de
in-
terpellatie-Drop
had
geuit.
Tien
maanden
zijn
onvoldoende
geweest
om
den
minister
tot
bezinning
te
brengen.
Hij
beweert,
dat
de
marechaussee
processen-verbaal
heeft
opgemaakt,
die
reeds
geruimen
tijd
zijn'
verjaard
en
waarvan
de
belangen
zoo
ge-
ring
waren,
dat
al
ware
de
verjaringster-
mijn
nog
niet
voltooid
geweest,
een
op-
sporingsduderzoek
niet
opportuun
was
te
achten,
Wat
de
minister
hier
als
kleiriigheden
betitelt,
waren
feiten
als
verduistering
of
oplichting
van
onbemiddelde
personen
ter
waarde
van
f
150,
de
mogelijkheid,
dat
door
een
polisvervalsching
bij
brandschade
een
bedrag
van
24.000
gulden
niet
aan
de
belanghebbenden
zou
zijn
uitbetaald
ge-
worden.
Het
in
rekening
brengen
van
een
te
hooge
verzekeringspremie
aan
een
80-
Jarige
vrouw
stond
vast
en
het
feit
was
nog
juist
niet
verjaard.
Volgens
de
ver-
klaring
van
een
ontslagen
incasseerder
zou
V.
d.
H.
bij
negen
personen
te
hooge
brand-
premies
in
rekening
hebben
gebracht.
Een
ander
geval
van
oplichting
en
ver
duistering
was
wel
is
waar
verjaard,
doch
de
eventueel
daarmede
samenhangende
valschheid
in
geschrifte
niet.
Het
eerste
bovengenoemde
geval
van
verduistering
en
oplichting,
ter
waarde
van
150
gulden,
is,
naar
het
eenstemmig
oor
deel
van
den
substituut-officier
van
justi
tie
mr.
V.
d.
Burgh,
van
den
rechter-com-
missaris
en
van
den
substituut-officier
mr.
Dubois,
een
geval
van
verduistering.
De
minister
vindt
dit
alweer
een
kleinig-
heid.
De
procureur-generaal
vindt
natuurlijk
een
strafvervolging
onnoodig,
de
minister
blijft
bij
zijn
opvatting
van
7
April
1938,
dat
deze
zaak
niet
nader
moet
worden
aan-
gepakt.
Dit
zijn
de
rechtsopvattingen
van
de
twee
heeren,
minister
Goseling
en
baron
Speyart
van
Woerden,
op
grond
van
wier
mededeelingen
de
marechaussee
voor
haar
plichtsvervulling
werd
gestraft.
0;k
aan
de
quaestie
van
de
verduiste
ring
van
gelden
van
het
waterschap
wijdt
de
minister
nauwelijks
eenige
aandacht.
De
commissie
besteedt
er
twee
pagina's
aan.
De
heer
Goseling
heeft
zich
over
de
arrestatie
van
dit
individu
zeer
geergerd.
Natuurlijk
was
deze
volgens
hem
volkomen
onnoodige
arrestatie
geheel
en
al
de
schuld
van
de
marechaussee.
De
Kamer-commis-
sie
toont
in
haar
verslag
aan,
dat
de
ver-
antwoordelijkheid
hiervan
ligt
bij
den
substituut-officier
van
justitie.
Ook
wat
het
geval
van
ruchtbaarheid
aan
deze
zaak
betreft,
acht
ik
de
mare-
ehaussee
volkomen
onschuldig.
De
zaak
der
geestelijken
THANE
komen
wij
op
het
Jaelanjgrijkste
"
punt,
nl.
dat
der
twee
geesteiyken.
Het
is
merkwaardig,
met
welk
een
opper-
-Wfarf;dr.fa>1iiinii>iimii.irlirr
-TOaimmumwtwattm^SBie,
xivac.
deZfi
quaestie
is
heengegleden.
Bli.ikbaar
is
aeze
Kamercommissie
van
meening,
dat
deze
twee
geesteiijken
niet
verder
moeten
wor
den
vervolgd,
want
zij
verklaart
in
haar
verslag,
dat
zij
zelfs
niet
getracht
heeft
een
onderzoek
in
te
stellen
naar
de
om-
standigheden
of
hier
strafbare
feiten
ge
pleegd
waren,
of
minderjarigen
dus
in'
Oss
blijkbaar
straffeloos
kunnen
worden
misbruikt.
Hoewel
zij
dus
niet
de
minste
moeite
heeft
gedaan,
verklaart
de
Kamer
commissie
ten
aanzien
van
pastoor
V.,
dat,
voor
zoover
zij
kan
nagaan,
de
strafver
volging
niet
zou
hebben
kunnen
slagen.
Er
zou
slechts
een
verklaring
ten
aanzien
van
een
niet
verjaard
feit
verkregen
zijn.
De
zaak
tegenover
pastoor
B.
verklaart
de
commissie
voor
nog
onduidelijker.
Doch
zij
voegt
er
onmiddellijk
aan
toe
dat,
waar
zij
niet
over
alle
haars
inziens
noodzakelijke
gegevens
beschikt,
zij
over
het
optreden
van
de
marechaussee
in
deze
zaak
geen
definitief
oordeel
kan
vellen.
Wij
hebben
reeds
in
het
begin
van
onze
beschouwingen
gezegd,
dat,
als
deze
com
missie
met
de
haar
toegemeten
bevoegd-
heden
haar
taak
niet
naar
behooren
kon
vervullen,
zij
den
plicht
had
gehad
om
haar
mandaat
neer
te
leggen
en
de
Kamer
verslag
uit
te
brengen.
De
commissie
heeft
zi(lks
niet
gedaan,
doch,
erger
dan
dat,
zij
is
in
verzuim
gebleven
om
van
de
moge
lijkheid,
die
haar
door
mij
geopend
werd
om
over
de
gedragingen
van
de
twee
gees
teiijken
nader
te
worden
ingelicht,
gebruik
te
makeii.
Ik
heb
reeds
in
den
aanvang
van
mijn
rede
melding
gemaakt
van
het
schrijven,
dat
ik
op
8
Maart
aan
den
voorzitter
der
Kamercommissie
den
heer
Schouten
heb
gericht
en
waarbij
ik
de
commissie
ver-
zocht
inzage
te
vragen
van
de
nos.
.137,
138
en
196
van
de
processen-verbaal
der
marechaussee
betreffende
de
5
zedenmis-
drijven,
waarvan
twee
geesteiijken
in
Oss
verdacht
werden.
Zooals
wij
nu
weten,
weigerde
de
minister
inzage
van
deze
do-
cumenten;
ik
heb
toen
de
commissie
in
elk
geval
in
de
gelegenheid
willen
stellen
zich
een
oordeel
te
vormen
over
de
praktijken,
die
in
deze
zaak
zijn
tbegepast.
Ik
heb
dus
bij
schrijven
van
8
Juni
aan
den
voorzit
ter
der
Kamercommissie
aangeboden
haar
den
inhoud
van
deze
processen-verbaal
mede
te
deelen.
De
commissie
heeft
zich
echter
achter
een
formaliteit
verscholen,
om
van
dit
aanbod
geen
gebruik
te
ma
ken;
ik
mocht
n.l.
op
14
Juni
van
den
voor
zitter
den
heer
Schouten
een
schrijven
ontvangen,
dat
de
commissie
juist
op
den
dag,
waarop
ik
mijn
brief
verzond,
op
8
Juni
om
7
uur's
namiddags
den
tekst
van
haar
rapport
had
vastgesteld.
De
commis
sie,
die
niet
minder
dan
ruim
4
maanden
noodig
had
gehad
om
haar
rapport
op
te
stellen,
achtte
het
dus
overbodig
om
het
opstellen
van
het
rapport
nog
eenige
dagen
uit
te
stellen
en
aldus
in
de
gelegenheid
te
komen
om
van
de
strafbare
feiten,
waarvan
de
twee
geesteiijken
verdacht
worden.
kennis
te
nemen.
Had
de
commissie
dit
wel
gedaan,
dan
zou
zij
een
meer
volledig
rapport
hebben
kunnen
indienen.
Ik
wil
deze
processen-verbaal
een
oogen
blik
ter
zijde
latsn
en
verhalen
op
welke
wij^e
in
deze
zaak
door
den
minister
en
door
den
procureur-generaal
van
Den
Bosch
is
opgetreden^
Reeds
in
1930
is
tegen
pastoor
V.
een
onderzoek
wegens
strafbare
handelingen
ingesteld
door
den
toenmaligen
inspecteur
der
gemeentepolitie
te
Oss,
tezamen
met
de
marechaussee.
Dit
onderzoek
leverde
toentertijd
niet
voldoende
bewijzen
op,
om
met
vrucht
een
vervolging
in
te
stellen,
De
geruchten
over
strafbare
handelingen
van
dezen
pastoor
bleven
echter
loopen
en
ver-
dichtten
zich
voortdurend,
totdat
de
ma
rechaussee
tegen
de
verspreiders
dezer
ge
ruchten
ging
optreden.
Het
is
niet,
zooals
de
heer
Van
Maarseveen
zegt,
dat
de
ma
rechaussee
deze
geesteiijken
in
opspraak
heeft
gebracht;
het
is
het
gedrag
van
de
geesteiijken,
dat
hen
zelf
in
opspraak
heeft
gebracht.
De
marechaussee
heeft
de
ver
spreiders
der
geruchten
ter
verantwoor-
ding
geroepen,
De
marechaussee
vond,
dat
er
positieve
aanleiding
was
voor
een
straf
vervolging.
De
marechaussee
zag
zich
ge-
noopt
opnieuw
getuigen
te
hooren,
waar-
onder
ook
zekere
jongens,
wier
vaders
on-
dergeschikt
waren
aan
genoemden
pastoor.
Een
dezer
vaders
verzette
zich
nu
tegen
deze
verhooren.
Een
conferentie
in
dit
sta
dium
met
den
off
icier
van
justitie
leidde
tot
het
resultaat,
dat
deze
besloot
de
min-
derjarige
jongens
zelf
te
hooren,
terwijl
de
feiten,
die
toen
reeds
aan
den
dag
wa
ren
gekcmen,
zoo
ernstig
waren,
dat
tot
arrestatie
van
genoemden
pastoor
in
be-
ginsel
werd
besloten.
De
arrestatie
zou
geschiedCn
bij
avond
door
wachtmeester
De
Gier
in
burger,
ook
de
pastoor
zou
zich
in
burger
kunnen
kleeden,
het
vervoer
zou
met
een
taxi
geschieden,
in
alle
stilte,
ten
einde
geen
opspraak
te
verwekken.
.
Ondertusschen
hadden
echter
het
hoofd
der
bijzondere
jongensschool
te
Oss,
wiens
naam
ik
hier
liever
achterwege
laat,
mr.
van
K.,
pastoor
B.
en
pastoor
V.,
notaris
B.
en
vermoedelijk
ook
nog
de
onderwijzer
Van
S.
en
de
burgemeester
met
elkander
vergaderd.
Zij
besloten
terstond
zich
tot
den
minister
van
Justitie
te
Tvenden
om
aan
de
strafvervolging
in
Oss
een
einde
te
maken.
In
chronologische
orde
voltrokken
zich
de
stopzettingen
der
vervolgingen
als
volgt:
Op
24
Maart
is
het
onderzoek
tegen
pas
toor
V.
gesloten;
het
betreft
hier
het
pro-
ces-verbaal
no.
196.
Op
23
Maart
is
het
proces-verbaal
tegen
pastoor.
B.
gesloten.
Wie
heeft
deze
stopzettingen
gelast?
Wij
staan
hier
tegenover
twee
b'eeedigde
getuigenverklaringen,
n.l.
die
van
den
pro-
cm-eur-generaal
van
's-Hertogenbosch,
baron
Speyart
van
Woerden,
en
die
van
den
substituut-officier,
mr.
Van
der
Burg.
De
Kamei'commissie
haalt
op
pag.
29
van
haar
verslag
de
beide
verklaringen
aan.
Baron
Speyart
van
Woerden
verklaarde:
„dat
hij
niet
het
onderzoek
tegen
de
beide
geesteiijken
heeft
doen
staken;
dat
het
onderzoek
was
stopgezet;
dat
hij
het
wel
aannemelijk
acht,
dat
deze
•stopzetting
was
geschied
als
gevolg
van
de
door
hem
geuite
critiek
op
het
on
derzoek".
De
substituut-officier
van
Justitie
ver
klaarde,
dat
het
onderzoek
in
verband
met
het
ingrijpen
van
den
procureur-generaal
Was
stopgezet.
Wij
mogen
hier
gerust
aanhpi^--:
'
j-
_
I
iiT
T»r
Tsrantwoorde-
lijkheid
van
de
stopzetting
draagt.
Zijn
interesse
in
dezen
was
trouwens
geprik-
keld
door
de
tusschenkomst
van
den
bis-
schop,
die
hem
ter
zake
van
de
vervolgmg
van
de
beide
pastoors
reeds
had
opgebeld.
Met
welk
een
verbetenheid
de
procu
reur-generaal
trouwens
in
de
zaak
van
de
Pastoors
is
tusschenbeide
gekomen,
blijkt
Wel
uit
het
verhoor
van
IVz
uur,
hier
gis-
teren
in
de
Kamer
gekenschetst
als
inqui-
sitoriale
methode,
dat
hij
wachtmeester
E>e
Gier
staande
heeft
laten
ondergaan.
De
commissie
noemt
deze
wijze
van
han-
delen
„niet
behoorlijk"
(zie
pag.
41
van
haar
verslag).
In
al
den
tijd
van
het
ver
hoor
is
—
de
commissie
zegt
het
—
vrij-
Wei
uitsluitend
gesproken
geworden
over
de
Zaak
van
de
beide
pastoors.
Wachtmeester
De
Gier,
een
goed
katholiek,
die
het
ver
hoor
staande
onderging,
heeft
toen
geen
voorlezing
van
proces-verbaal
verlangd
en
het
ongelezen
onderteekend.
Wij
vinden
deze
methode
van
optreden
van
den
pro
cureur-generaal
niet
te
qualificeeren.
De
ze
.
procureur-generaal
heeft
gehandeld
tegen
de
meest
elementaire
rechtsbegrip-
Pen
in
en
ter
wille
van
de
stopzetting
der
Vervolging
alle
rechtsbeginselen
op
zij
Sezet.
Aan
het
eind
van
het
verhoor
zegt
de
Procureur-generaal
tegen
De
Gier:
„De
hemel
beware
je,
als
er
iets
van
deze
Zaak
uitlekt".
Op
30
Maart
is
een
deputatie,
onder
lei
ding
van
burgemeester
Ploegmakers,
naar
Den
Haag
gegaan,
waar
de
zaak
met
den
minister
van
Justitie
werd
besproken.
GOSELING,
MINISTER
VAN
JUSTITIE:
Dat
is
onwaar,
mijnheer
de
voorzitter!
ROST
VAN
TONNINGEN:
In
Den
Haag.
GOSELING,
MINISTER
VAN
JUSTITIE:
Nergens
ter
wereld.
ROST
VAN
TONNINGEN.
Ik
houd
dit
vol.
Het
heele
optreden
in
deze
zaak
van
baron
Speyart
van
Woerden
tegen
de
ma
rechaussee
is
een
lange
welvoorbereide
aanval.
Baron
Speyart
van
Woerden
schrijft
reeds
in
het
begin
van
1937
aan
den
mmis-
ter
van
Justitie:
„Er
zitten
daar
honderden
marechaus-
sees
in
het
Zuiden
en
ik
kan
met
deze
menschen
niet
samenwerken".
Ik
heb
in
het
najaar
van
1937
reeds
ge-
waarschuwd
tegen
de
wijze,
waarop
de
Staatspartij
probeerde
zich
van
de
mare
chaussee
te
ontdoen.
Maar
als
deze
procu
reur-generaal
den
officier
van
de
mare
chaussee
ontvangt,
hoedt
hij
zich
wel
om
eenigerlei
critiek
te
uiten.
Zoo
wordt,
ach
ter
den
rug
van
eerlijke
officieren
om,
een
fcorps
becritiseerd,
dat
zich
zulke
ont2ag-
lijke
verdiensten
verworven
heeft.
De
procureur-generaal
beperkt
willekeu-
vig
het
terrein
van
werkzaamheid
van
de
marechaussee-brigade
zonder
daarvan
mededeelingen
te
doen
aan
de
officieren.
Hij
verhoorde
wachtmeester
De
Gier
op
nquisitoriale
wijze.
En
nu
ten
slotte
de
processen-verbaa'
an
de
marechaussee.
Wat
de
commissie
in
haar
verslag
zegt
op
grond
van
onvoldoende
in-
iichtiugeu
ten
aauzien
van
pastoor
v.,
n.l.
dat
er
onvoldoende
gronden
'
voor
een
strafvervolging
waren,
is
een
flagrante
onjuistheid.
Drie
der
slachtoffers
van
pastoor
V.
hebben
bekentenissen
afgelegd.
Van
een
zijn
er
ontuchtige
handelingen
en
bestaat
er
bovendien
een
getuigenverklaring.
Pastoor
V.
heeft
zich
echter
sinds
de
gebeurtenissen
in
Oss
opnieuw
mis-
dragen.
Daarvan
hebben
wij
de
feiten
in
handen.
Ik
heb
hier
voor
mij
een
onderteekende
verklaring
over
een
nieuw
feit.
In
de
processen-verbaal
137
en
138
worden
twee
minderjarige
meisjes,
zooals
de
heer
Van
der
Goes'
van
Naters
zei,
als
slachtoffers
van
pastoor
B.
aangednid.
De
namen
van
eenige
van
deze
ge
tuigen
worden
genoemd.
Zij
luiden
als
volgt:
Ceelen,
Van
Bergen,
v.
d.
Lee,
De
Brok,
De
Reuver,
De
Hie,
Vesters.
Ik
ben
alsnog
bereid
de
namen
de
zer
slachtoffers
bekend
te
maken.
De
commissie,
die
het
heeft
gewaagd
op
grond
van
de
totaal
onvoldoende
inlich
tingen
de
strafbaarheid
van
een
der
pas
toors,
die
vaststaat,
te
ontkennen,
heeft
daarmede
een
blaam
geworpen
op
de
Ko
ninklijke
marechaussee.
Ik
zou
deze
hee
ren
onderschatten,
als
ik
niet
mocht
ver-
langen,
dat
zij
deze
fouten
herstelden.
Deze
commissie
moet
daarom
al
evenzeer
voor
het
geweten
van
de
natie
worden
aangeklaagd
als
de
minister
van
Justitie
en
de
procureur-generaal
van
Den
Bosch.
Ik
weet,
dat
hier
geen
recht
zal
worden
gedaan,
althans
niet
door
dit
bewind,
doch
het
natioiiaal-socialisme
heeft
een
goed
geheugen.
Wij
kennen
nu
al
diegenen,
die
verantwoordelijk
zijn
voor
de
rechtverbui-
men,"doch
wij
willen
"deze
Kamer
een
laat-
ste
kans
geven
om
in
dezen
haar
plicht
te
doen
en
eischen
\daarom,
dat
de
volgende
maatregelen
worden
genomen.
Den
minister
van
Justitie
moet
door
deze
Kamer
beduid
worden,
dat
een
verdere
samenwerking
tusschen
hem
en
de
Kamer
onmogelijk
is.
De
noodige
maatregelen
moeten
worden
getroffen
om
den
procureur-
generaal
van
Den
Bosch
te
ontslaan.
Een
onmiddellijk
onderzoek
moet
worden
ingesteld
door
de
Koninklijke
marechaussee
en
wel
door
dezelfde
brigade-Oss,
die
door
dezen
minister
werd
overgeplaatst,
naar
de
bedrij-
vers
van
zeden-
en
andere
misdrij-
ven
van
Oss
en
omgeving.
GOSELING,
MINISTER
VAN
JUSTITIE;
Er
zijn
er
twee
weg.
ROST
VAN
TONNINGEN:
Dan
zendt
u
de
anderen
maar.
Daarmede
zijn
wij
ook
tevreden.
Formeele
bezwaren
dlenen
niet
te
be-
staan
of
moeten
bij
wet
verwijderd
wor
den.
In
een
motie
moet
de
Kamer
verklaren,
dat
de
eer
van
de
marechaussee
door
de
zen
minister
en
door
den
procureur-gene
raal
van
Den
Bosch
is
aangetast.
De
Ka
mer
dient
te
verklaren,
dat
dit
onverdiend
is,
De
inspecteur
van
het
wapen
dient
uit-
genoodigd
te
worden
voor
het
front
van
den
troep
de
marechaussee
in
haar
eer
te
herstellen.
De
twee
priesters
van
Oss
moeten
ten
spoedigste
onschadelijk
worden
gemaakt;
hetzij
dat
zij
door
hun
geestelijke
overheid
verwijderd
worden
of
door
de
justitie
wor
den
vervolgd.
En
hiermede
ben
ik
aan
het
eind
van
mijn
rede.
Ik
ben
de
felste
bestrijder
ge
weest
van
dezen
minister
van
Justitie
en
kan
hier
eerlijk
getuigen,
dat
ik
zonder
eenige
voldoening,
noch
eenig
leedver-
maak,
thans
wederom
tegenover
hem
sta.
Ik
zou
dezen
minister
van
Justitie
en
die
Kamerleden,
die
hem
in
bescherming
heb
ben
genomen,
den
wensch
willen
mede-
geven,
dat
hun
kinderen
nimmer
datzelfde
zal
overkomen,
wat
de
weerlooze
slacht
offers
in
het
zuiden
ondervonden.
Ik
wil
ook
nog
den
wensch
uitspreken,
dat
weldra
in
ons
land
de
tijd
moge
aanbreken,
dat
het
Nederlandsche
volk,
ongeacht
zijn
ge-
zindten,
vereenigd
de
handen
in
elkander
slaat
en
dat
het
geluk
van
dit
volk
in
al
zijn
geledingen
door
de
eendraehtige
in-
spanning
van
alien
zal
worden
gewaarr
borgd.
Ik
hoop,
dat
spoedig
de
tijd
moge
aanbreken,
dat
de
jeugd
ongerept
en
on-
gedeerd
kan
opgaan
naar
een
nieuwe
toe
komst,
in
dat
geluk,
dat
de
geschonden
slachtoffers
van
dit
bewind
helaas
niet
meer
zullen
beieven.