Tekstweergave van BWB1924_0712_00005

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zaterdag^12 Ju!i 1924« 57e Jaargang Mo. 28. BOXMEERSCH WEEKBLAD Tweede Blad. PRIKKELS. DE PATROON DER ANTI-CLERI- CALEN. Het Fransche Ministerie heeft nog duidelijker door de daad van vol- tallig aanwezig te zijn Mj de stand- beeld-onthulling van de vuilschrijver Zola dan door woorden getoond anti-katholiek te zijn. De Katholieken weten nu wat ze 'r aan hebben. In de „Croix" teekent naar we lezen in de „N. T. C." Yves de la Briere S. J. dit ook nog met 6en raak woord. Hi] veroordeelt Zola in een gedocu- menteerd artikel, dat ook veel inte- ressante bizonderheden geeft. Een la- ten we 'r hier van volg^en, om te laten zien wat ordinaire proletaar Zola was. In den tijd, dat Zola zoo hardnek- kig streefde naar een zetel in de Fransche Academie, bracht hij ook geregeld bezoek bij den hertog van Aumale in Chantilly. Zola deed dan ziJn best de manieren der groote wereld na te bootsen. In de zittingen van het bestuur van de Vereeniging van Letterkundigen, iederen Maan- dag gehouden, merkte men op, dat hij altijd aan zijn linkerhand zijn glace aanhad, en er de rechterhand- schoen, vlekkeloos nieuw, in vast- hield. De oorzaak van dit verschijnsel was, dat een ander lid van dat be- .stuur, lid tevens van den adel, wiens linkerhand misvormd was, cm dit te bedekken, de linkerhandschoen altijd aanhield. En Zola, die met aan dacht dezen aristocraat bestudeer- de en na-aapte, meende dat het al dus de gewoonte der adellijken was. Erger was't dat z'n letterknndige en ethische smaak niet hooger stond. Hoe laag, gaf hij zelf't best aan. Een keer maakte 'n katholieke schrijver een bescheiden aanmer- king op de pornographische gedeel- ten van den te beroemden schrijver. Juist was een boek verschenen, een realistische en pakkende beschrij ving^ van de zeden en ondeugden dor menschen van de Beurs. Er wa ren daar een twintig bladzijden in, stuitend voor iedere eerlijke natuur en die zelfs voor den gang van den roman zonder nut waren. En het antwoord van Zola? Wat wilt ge? Als er die twin- tig bladzijden niet in stonden, dan was het geen Zola meer. De la Briere die ze^ in te staan voor de strikte authenticiteit van dit woord, voegt er nog al scherp bij, „dat hij verder geen andere opmerking over de patroon en den held van het Link- sche Cartel (Herriot) meer behoeft te maken". Met dit eene woord is alles gezegd. SOCIALISTISCHE TERREUR. Nu de socialistische terreur, bij de staking in Twente uitgeoefend, is mis- lukt, regent het in „Het Volk" allerlei kwaadaardige mededeelingen over ka ­ tholieke geestelijken, op wie men de terreur tracht voort te zetten. Zoo heeft thans het blad in zijn blinden ijver op de papenjacht weer een stuk opgenomen, waarin de pastoor van Spekholzerheide, „de Eerw. Stefanie", wordt beschuldigd, op voorspraak van een katholiek meisje aan haar aan- staande, zekeren J. B., te hebben toe- gezegd, hem werk te bezorgen, „als hij beloofde met juffrouw M. te tronwen en roomsch te Nforden". Hoe valsch dit verhaaltje is, waar- aan nog meer verzinsels worden vast- geknoopt, blijkt reeds hieruit, dat er in Spekholzerheide heelemaal... geen pastoor Stefanie bestaat. En dat een katholieke geestelijke zulke absurde toezeggingen zou doen, als hierboven door „Het Volk" vermeld, kan alleen in een brein opkomen, dat behoefte heeft, om een katholieken geestelijke te belasteren. (Tijd.) 6 FEUILLETON Verwoest Geluk. Inderdaad, zeide zij voor zich, het is al te dwaas vaa mij- Ik gevoel mij den ge- heelen dag al zoo gejaagd, zoo zenuwach- tig, het is mij of mij ©en ongeluk boven't hoofd hangt. Een loodzware last drukt op mijn borst. Ja, ik ben wel dwaas. Welk onheil kan mij bedreigen? Welk gevaar heb ik te duchten. Mijn zoon geniet een uit- stekende gezondheid, Goddaiik, en mijn echtgenoot is rastig in zijn garnizoen te Versailles. Hij denkt er met genoegen aan, dat wij weldra weer voor den geheelen winter vereenigd zullen zijn. Hij maakt zich al gereed om ons dezer dagen te ko- men afhalen en ik zal recht verheugd zijn als ik weer bij hem ben. Als hij in mijii afwezigheid maar geen dwaasheden be- gaat. Wanneer ik bij hem ben, dan denkt hij geen oogenblik aan het spel en onder niijn invloed zal hij zijn slechte neiging wel voor goed afleggen. Ja, daar reken ik vast op. Het is waar, dat ik kort geleden nog een groote som voor hem aan een woeker- heb moeten betalen. Honderdduizend Isaacs 1 Het is hard, als dat zoo vportging, ^an zouden wij spoedig geruineerd wezen. ®^ar Lucien heeft gezien, hoeveel verdriet mij deed, hij heeft mij lief en hij "zal met opnieuw beginnen. „De belofte van ®en speler is evenveel waard als die van een dronkaard", zegt mijn vriendin, mevr. t-arrouge, maar dat doet er niet toe, ik stel vertrouwen in mijn echtgenoot die mij De bekoring. Brusselsche vertelling van Jos. W. Kom, Nelly, zei de jonge man op ver- drietigen toon, wees niet zoo kinderachtig! Kinderachtig? 't Gaat over de vervul- ling van mijn vurigsten wensch! —. Hoe kunt gij er op aandringen, dat ik een zoo kostbaar kleinood, een halssnoer van 600 frank, voor u zal lioopen! Dat is voor mij even onmogelijk als kostte 't ding zes duizend. Waarlijlt ik kan niet, hoezeer ik u ook bemin. Gij weet^ dat ik een een- voudige klerk ben, en niet zwaar bezoldigd. En ge wilt er mij aan herinneren, dat ik zelf niets ben dan een eenvoiidige juf ­ frouw van gezelschap en voorlezeres! ant- woordde het jonge meisje meer dan bits. . Neen, hernam Paul zachtmoedig, maar ik wilde, dat gij uwe verlangens niet zoo ver liet gaan; ik zou ze dan tot mijn groote blijdschap kunnen vervullen.... Is 't mijn schuld, dat ik gaarne mooie dingen zie? Ik kan nu eenmaal geen „ar- moe" velen, dat ligt zoo in mijn aard. Zal ik dan nooit in mijn leven kunnen hebben wat ik droom? Op u moet ik in ieder geval niet rekenen. Wat bedoelt gij daarmee? stamelde de verliefde Paul, als verbijsterd. Gij zijt niet in staat, iets stouts, iets avontuurlijks te wagen om u een weinig van dat geld te verschaffen, naar het bezit waarvan ik zoo viirig verlang. Gelooft gij niet, dat het mij verveelt bij dat schepsel te moeten blijven, bij die oude millionnaire wie ik met geduld van een engel gezel ­ schap houd, in de hoop, dat zij mij in haar testament zal bedenken? Als ge een van die kranige mannen waart, die de fortuin weten te dwingen nu en dan eens toe te lacheii, zou onze toestand gauw verande- ren. En dat ware ook het beste middel om mij een bewijs te geven van wat gij uwe „liefde" noemt. 0, Nelly, hoe kunt gij zoo spreken! Maar het meisje was nu eenmaal „ge- lanceerd" en zag er niet op, den ponjaard nog dieper in de wonde te drukken. Ja, gij zegt wel; „0 Nelly!" Maar gij hebt geen moed om voor Nelly een van (Jie dwaasheden te begaan, die voor een vrotiw bewijzen, dat men haar werkelijk bemint. Gewetensbezwaren, he? Gij durft niet Maar iemand van karakter moet alles dur- ven. Kent gij vele van die jongens, die zoo- veel „moed" bezitten? Missehien antwoordde Nelly met een uitdagend lachje. En zij ging haars weegs en liet Paul alleen. Dit onderhoud had plaats op een plein te Schaerbeek, waar de jongelui elkaar iederen dag ontmoetten op het mir van 't ' ontbijt, het eenige oogenblik van den dag waarover ze beiden konden beschikken. Zij waren zoo goed als verloofd. Het eeni ­ ge beletsel bestond hierin, dat de beschei ­ den positie van Paul zijn kokette, eerzuch- tige en romaneske Nelly niet kon bevredi- gen. kinema- en romanavonturen had- den haar mooi hoofdje een weinig van stieek gebracht; zij beweerde, dat een ver- iiefd man zelfs den dood moest trotseeren voor een glimlach van zijn uitverkorene. Dien keer verliet Paul zeer droevig ge- stemd het plein; de harde woorden van zijn meisje bleven hem den heelen dag in de ooren suizen, maar hij vleide zich met de hoop, bij hun volgende ontmoeting Nelly ill betere stemming te zullen vinden. Den volgenden morgen, op het gewone uur, wandelde hij koortsig op en iieer tus- schen de perken en het sierhout. Nelly was niet gekomen. Hij was schier wanhopig en met die wanhoop mengelde zich een zweempje jaloezie, bij de gedachte aan ze- kere woorden. Eindelijk kon hij niet meer wachten het was hoog tijd om naar zijn kantoor te gaan Om niet te laat te komen wenkte hij een taxi. De auto had reeds eenige honderden meters afgelegd, toen Paul, met een ge- baar van onvrijwillige verbolgenheid, met de vuist op de kussens sloeg. Die beweging deed een voorwerp op den bodem van de taxi vallen. Hij bukte zich werktuigelijk om het op te rapen en hield, tot zijn niet geringe verbazing, een zwaar gevulde por- tefeuiUe in de hand. .. , Met bevende vingers maakte hij ze open. De portefeuille bevatte bankbiljetten, een verkleurde foto en een sleuteltje, maar geen indenditeitspapieren. Met kloppend hart, en zonder te weten waarom, begon Paul nu de biljetten te tellen, te zamen voor een bedrag van achttienduizend frank Te eenemale verbijsterd door hetgeen hern overkwam, wierp hij zich achterover. Hij dacht aan de scene, den vorigen dag tus- schen hem en zijn meisje afgespeeld. Maar Paul was een door-en-door rechtschapen jongen en zijn gevoelens van eerlijkheid namen onmiddellijk de overhand. Kom, sprak hij bij zich zelven, ik denk, ik redeheer niet meer. Dat geld be- hoort mij niet toe; ik heb geen recht om het te behouden. Ik ken mijn plicht. .. Hij zocht weer naar een naam, naar een adres, maar vond niets van dien aard. Paul kreeg het warm. Het noodlot scheen nu eenmaal niet te willen, dat het geld aan zijn eigenaar werd teruggegeven. Met een mengsel van blijdschap en droefheid dacht Paul aan zijn Nelly. Ze houdt van dengene, die een con- dottiere-zi-il hebben en niet gewoon zijn, naar de stem van hun geweten te luiste- ren! Zij zou mij niet laten zitten als ik Mijn God! wat te doen? Wat schrijft de plicht mij voor? En is het niet mijn eerste plicht, haar gelukkig te maken?.. Er verliepen eenige minuten, gedurende welke hij tot alles besloten was. Hij duw- de zelfs de portefeuille nog dieper in zijn zak. De gedachte aan Nelly werkte als geestrijk vocht op hem; hij werd „woest", als een dier dat op zijn prooi uitgaat De taxi hield stil. Paul sprong op het trottoir en stopte den chauffeur twee brief- jes van vijf frank in de hand; dat de man raar opkeek, zal niemand verwonderen; klanten, die er Sjovel uitzien, zijn door- gaans niet zoo goedgeefsch. Van dat oogenblik af had Paul een ge ­ voel als was hij een dief. Werktuigelijk verrichtte. hij zijne gewone bezigheden, maar den heelen namiddag voelde hij den angel der wroeging. Hij schaamde zich daarover als hij aan de scherpe woorden van zijn meisje dacht, als toonde hij zich laf en zwak; maar feitelijk kwam geheel zijn wezen in opstand tegen de oneerlijk- heid, die hij wilde begaan. De jonge man was te rechtschapen om ,,geluk" uit on- reine bron te kunnen genieten. De strijd in zijn binnenste woedde lang en hevig; maar toen hij't kantoor verliet, gevoelde hij zich niet in staat, het gebouw zijner toe- komst en zijner liefde op zullce grondsla- gen te vestigen. „Ik zou", dacht hij, „geen oogenblik rust meer genieten, geen ware vreugde mesr kennen. Ik wist niet, dat het gevoel' van eerlijkheid zoo sterk kan zijn: maar ik be- hoor nu eenmaal niet tot dezulken, die al ­ les durven " Het veroorzaakte hem bijna lichamelijk lijden de portefeuille tegen zijn borst te voelen. „Als Nelly mij op dit oogenblik zag, zou ze mij verachten! Wat er met haar of met mij ook gebeure ik zal geen recht meer hebben om haar iets te verwijten; want ik heb de troeven in de handen gehad en niet den moed bezeten om het spel tot het ein- de toe vol te houden". Die gedachte deed hem schronielijk lij, den, maar zijn besluit was genomen; hij had den strijd gewonnen, de invloed van Nelly was niet sterk genoeg geweest om hem tot een dief te maken. Paul vertelde den kommissaris, van poli- tie, onder welke omstandigheden hij in het bezit gekomen was van de portefeuille. Naar den vorm te oordeelen is het een damesportefeuille; zei de kommissaris, en hij bracht ze aan den neus, als ik mij niet vergis heeft er een geparfumeerde zakdoek in gezeten. Ik zal ze bij de gevon den voorwerpen leggen; ik denk, dat de ei- genares haar schat wel zal komen opvra- gen. Geef mij uw naam en uw adres; wordt de portefeuille niet binnen een jaar en een dag teruggehaald dan is ze uw eigendom. " Paul glimlachtte. „Binnen een jaar!" dacht hij. „Nelly zal nooit een jaar geduld willen hebben." Drie dagen later, in die drie dagen had hij zijn meisje niet eens te zien gekre- gen, ontving hij volgenden brief; „Mijnheer,' „lk ben zooeven weer in het bezit geko ­ men van een portefeuille, die ik had ver ­ ier en en ik verneem, hoe eerlijk gij in deze zaak hebt gehandeld. Wil zoo vriendelijk zijn, mij een bezoek te brengen; ik zou gaarne persoonlijk danken. (Get.) Mejuffr. DAMAERT, 7, atraat" Paul las het briefje zeer kalm, maar de handteekening deed hem opkijken; de eige- nares van de portefeuille was de oude dame, bij wie Nelly de betrekking van voorlezeres en juffrouw van gezelschap ver yuldei. „Wer', dacht hij met zekere geheime hoop, „het toeval brengt de dingen beter in orde, dan ik had gemeend". 's Avonds meldde hij zich bij Mejuffrouw Daniaert aan. Hij werd ontvangen door Nelly, die zich zoodra de deur van den salon gesloten was in zijne arm en wierp. "iit) ik heb drie schrikkelijke dagen achter den rug!.... Verbeeld u, dat juffrouw Damaert bij het doen van haar gewone boodschapjjen die soin verloren had, maar zij hield -zich over- tuigd, dat het geld was gestolen. En weet nB@®8t §@voi»iig@ huid laai zich volsti*®kt PiJiilsGsSchapan^ door do baard- opparviakt® ¥061* hat iiizaapaii aerst in ta Mfrijvan mat aan wainig PlIROL bemint, die zielsveel houdt van onzen kleinen Henri, onzen kleinen lieveling. Om onzentwille zal hij wel verstandig worden, daar ben ik zeker van. Maar Wat is dat? Daar wordt gebeld. Komt er nu nog bezoek! Ik ben toch nie ­ mand te wachten, zoover ik weet. Door een onweerstaanbaren aandrang gedreven, stond de jonge vrouw op en met luid kloppend hart ging zij naar de deur der kamer, die zij opende. Vervolgens begaf hij zich naar de vesti ­ bule en zag daar een man staan, een work ­ man naar zijn kleeding te oordeelen, die zijn zijden pet, met slijk bespat, eenigszins verlegen in zijn handen ronddraaide. Marguerite naderde dien onbekende en vroeg hem: Wat verlangt ge mijn vriend? Ue man sloeg de oogen naar de bekoor- iijKe vrouw op en mompelde; Ik heb een brief. Welnu? Ik heb t al aan de dienstbode gezegd en di6 is 0.6 patrones gaan roep6D. Meviouw Bauquesne kon niet nalaten te glimlach en en zeide; Ik ben de patrones, mijn vriend. De werkman maakte een bewegiiig, die een groet moest verbeelden en zeide- In dat geval zal ik u het bewuste pa ­ pier maar geven. Welk papier? De man tastte in den zak van zijn wijde fluweelen broek en haalde daar een enve- loppe uit, die hij aan Marguerite overhan- digde, terwijl hij antwoordde; -Dit. , De jonge vrouw wierp een blik op het adres van dezen brief en sidderde van het ge, wie zij beschuldigde?.... Mij!.... Ja, Paul, op mij liet ze heur lichtvaardige ver- moedens rusten, en ik kon mijn onschuld niet bewijzen. Zij „wist zoo zeker", ;de por ­ tefeuille niet verloren te hebben!.I.. Gis- teren is ze eindelijk naar het commissari- aat gegaan, om aangifte van „diefstar' te doen, en daar vernam zij, dat men het ding had gevonden en ingeleverd! Uw nobele handelwijze Paul, heeft mij van die ont- eerende beschuldigiiig gered. Gij kunt niet gelooven, wat ik er onder geleden heb! Nelly snikte zoo hevig, dat zij niet meer kon spreken. Paul was aangedaan en sloot haar in zijn armen. Ach, liefste, sprak hij, wat zijn we beiden op een gevaarlijken weg geweest! Het geluk komt dikwijls langs ongedachte paden. Zulk een belooning voor mijne daad zou ik nooit hebben verwacht. En die belooning is nog heeiiijker dan gij meent, hernam Nelly, terwijl zij haar oogen, waarin reeds blijdschap glin- sterde, naar hem opsloeg. Toen juffrouw Damaert den naam van den eerlijken vin- der hoorde, zag ze aan mijn gezicht, dat ik hem kende. Zij ondervroeg mij. Ik sprak haar over .... onze plannen. En met het doel, het vermetel oordeel, dat ze over mij had geveld, weer goed te maken, schenkt zij ons de helft van de som, die gij gevon ­ den hebt. En zij stond er op, dat ik zelf u van alles op de lioogte zou brengen. De juffrouw beweert, voegde Nelly er bij, ter ­ wijl zij, een weinig beschaamd, het hoofd op de borst liet zinken, dat het u wellicht aangenaam zoude zijn uit mijn mond te ver nemen, dat eerlijkheid vaak geen slecht middel is om door de wereld te komen. „De Standaard" (Belgie.) KWELLBNDB PIJNBN IN KIEZEN, tanden en aangezicht, verdrijft men door Sanapirin-Tabletten (Mijnhardt). Kokor 75 ct. Bij apoth. en drogisten. hoofd tot de voeten. Het schrift van mijn echtgenoot, sta ­ melde zij voor zich. _ Het schijnt geen goede tijding te zijn, die ik u breng, merkte de boodschapper op, toen hij zag hoe zij ontroerde. Ik hoor hier niet thuis, moet ge weten, ik kom uit Es- bly, waar ik wegwerker ben. Ik was daar vanmiddag met, mijn werk bezig en wilde juist naar huis gaan, omdat het werk af- geloopen was, toen een heer bij mij kwam; hij was goed gekleed, niet groot en ook niet klein, met een inooien knevel, men zou zeggen een militair in politiek. Hoelang moet ge nog werken, vroeg hij mij. Het is klaar voor vandaag, mijnheer, zei ik, ik wilde juist naar huis gaan. Wilt gij tien francs verdienen? Sapperloot, liever tweemaal dan eens. Nu neem dan dezen brief en stap in den trein die om halfzes van Meaux ver- trekt. Van Meaux naar Trilport is drie ki ­ lometer ver. Als gij den weg van het sta ­ tion langs loopt, zult gij, alvorens het dorp te bereiken een groot kasteel zien of als gij het niet spoedig- vindt, vraag dan maar naai- het kasteel La Marliere en elk zal het u kunnen aanwijzen. Bel dan aan en geef dezen brief persoonlijk aan de meesteres van het huis, mevrouw Bauquesne de Champdeuil. Dat is alles en hier hebt gij tien francs voor de moeite, benevens 40 sous voor de reis. Gij kunt wel begrijpen dat ik dadelijk bereid was mijn goede dame, en zoo ben ik dus hier gekomen. Mevrouw Bauquesne haalde haar beurs uit haar zak en nam hier een geldstuk uit, dat zij den boodschapper gaf. Merkwaardjghedeti van't Land van Cuijck en Boxmser. DOOR A. F. VAN BEURDEN. DE BEEKER STAAIJ EN HARE EIGE- NAARS. Nu wij de verschillende geschiedkundige merkwaai digheden van Vierlingsbeek en omstreken verteld hebben, mogen wij niet verzuimen ook het een en ander te vertellen van de Beeker Staaij; zeer be- kend en oud. Ze ligt bij den uitloop der beek, die uit het Venraysch broek en de Spurkt komt, als Loobeekwater leverde voor den Loo- beeker of Smackter en voor den Beekschen watermolen. De Staay is er gekomen uit de noodzakelijkheid der verbinding tus- schen de twee Maasdorpen Vierlingsbeek en Bergen, die recht tegenover elkander liggeii, terwijl de overgang in de flauwe boclit der Maas er rustig is. De hoogte, waarop het veerhuis de Staaij staat, is met een ringmuur aan de Zuidzij- de bevestigd, waarin een hardsteenen wa- penschild met schildhouders een tweetal leeuwen gemetseld is. Zij zijn afkomstig van de afbraak van het kasteel Makken, waaraan het Veer een tijdlang toebehoord heeft. Allereerst behoorde het aan een familie, die zich ook van de Staaij schreef, en nog langen tijd zich in Beek en ook te Groe- ningen voortgezet heeft. De eerste door mij gevonden omstreeks 1580 was Ebbert of Elbert van de Staaij, die het Veer, huis, hof, schuur, tuin en bouwland bezat en een perceel weiland, genaamd het Over- stuk groot ongeveer anderhalven morgen. Het goed was belast met een sester ha ­ ver aan het Gilde van Holthees. Elbert werd door zijn zoon Jan opgevolgd die met Geetruida PalLncq trouwde en weer twee zoneii had, omstreeks 1635 geboren, Geurt en Assuerus. Zij kregen ieder hun aandeel in de Staaij en het Veer. Gcurt trouwde met Anneke Vlocken en had twee jongens Alard van de Staaij, ter ­ wijl Sweer zijn breeder met Coba Reijn- ders in den echt trad en vijf kinderen had, van welke Christiaan met zijn vrouw Anneken Albers in Groeningen woonde. Het Veer was in gemeenschappelijk bezit. der families en dat is gewoonlijk maar half werk. De heer van Macken, Johan Renier Baron van der Bogen, van Nederich enz. enz. had het Veer en de Staay gaarne ge- kocht. Dat behoorde zoo tot de attiibuten van een volledig kasteel als te Well, te Geysteren en Arcen b.v. om vrije over- vaart en het recht van veerheffing te be ­ zitten. De erven van de Staaij hadden er nu wel wat meer oor voor, om ieder voor zich klein geld te maken van hun aandeel. 28 Ik dank u, vriend, zeide zij, goeden- avond en wel thuis. De wegwerker putte zich uit in dankbe- tuigingen en verwijderde zich. Marguerite was blij dat hij weg was, want sedert zij dien brief in haar hand had, was het haar alsof zij op gloeiende ko- len stond. Snel keerde zij naar haar kamer terug. Henri zat nog altijd heel rustig zijn pren- tenboeken te bekijken. De jonge vrouw ging onder het licht van de lamp zitten en met eenigszins bevende vingers scheurde zij het convert open. Toen zij den brief ontvouwd had, die op een gewoon velletje postpapier was ge- schreven, keek zij het eerst naar de onder- teekening. 0, mijn God, stamelde Marguerite met half versmoorde stem. 0, mijn God, dat is wel van Lucien, ik bedroog mij niet. Zij las nog niet, maar verdiepte zich in gepeins. Waarom al die geheimzinnigheid ? Waarom heeft hij mij door dien man een brief laten bezorgen? Waarom is hij niet te Versailles, zooals ik veronderstelde! Met groote moeite bedwong zij zich ech- ter, hoewel een vreeselijke angst haar het hart beklemde en nu begon de jonge vrouw liet geheimzinnige schrift te lezen. Het bevatte slechts een twintigtal regels. Die waren weldra doorgelezen. Terwijl haar oogen op het papier geves- j tigd bleven, was het gelaat van Margu^- i rite doodsbleek geworden. j Zij kneep hare rose lippen krampachtig samen, tranen welden in haar oogen op, een gekreun klonk uit haar keel en zij. ^ beefde over haar geheel lichaam. Febr. 1671 kocht de heer van Macken van Sweer en Geurt al drie vijfde en een jaar later de rest of twee vijfde. Dat bracht allemaal bijeen maar op 7500 gulden, voor ons eene betrekkelijk kleine som, maar destijds dubbel zooveel waard. Van dien tijd af bleef de Staaij bij Macken en zetten de heer er een pachter op. Toen Macken verkocht werd is het veer met de Staaij in handen van den heer v. den Boogaard gekomen. Het is evenals Boxmeer, Afferden en Cuijk een particulier Veer. De familie van de Staaij is later door huwelijk verbonden met de families Swerts van Osch, Peters, Gabriels, Verrosmeulen, Arts, de Hond, Goossens Janssen. Bij de Staaij liggen nog de grondlagen van het alleroudste Maaskasteel van Vier ­ lingsbeek op het Ortje. De grondslag is er nog oneffen en bij graven in den grond vindt men nog -de oude fundamenten terug. Het kan best esn der oude bevestigingen langs de Maas zijn, evenals die te Afferden op den Heeren- waard in de XlVe eeuw verwoest door de steden. P.EEKSCHE PRBDIKANTEN EN SCHOOL MBBSTBRS. In 1648 werd door de Hooge Regeering verklaard dat in den vervolge in het land van Cuijk de uitsluitingswetten zouden gel den voor de - overgroote meerderheid der bevolking, dat alle kerken en kapellen in gebruik afgestaan moesten worden aan het handjevol Gereformeerden eu dat alle open bare ambten bezet moesten worden door personen der nieuwe leer. Dat was voor de bevolking een hard ge- lag. Verzet hielp niet; de macht gold als recht. Men trachte zich te helpen. Het duur de zoo tot aan het Fransche bestuur onge ­ veer anderhalve eeuw eer weer recht recht werd. Aldus vormde men te Vierlingsbeek, te Sambeek,' te Beugen, zelfs in de Peelge- meenten gereformeerde gemeenten, die echter door gebrek aan leden, steeds nood- lijdend geweest zijn. In Vierlingsbeek woonden op de Hat- tert nog al eens gereformeerden als de Ruyll's, de van Woeldereiis, Hurlers, waar door de gemeente versterkt werd. Predikanten te Vierlingsbeek, voor zoo- verre ik die vanaf 1700 tot 1800 heb kun ­ nen achterhalen waren; Nanning de Greve, 27 Dec. 1709, Daniel Hoppenbrouwer, bevestigd in 1710 door Adriaan van Ardenne, predikant te Mill Hij ging 1715 naar de Graaf. Op hem volg- de in 1715 J. W. Goldbach, die spoedig ver- trok, gevolgd in 1717 door Stephanus van Lamzweerde; toen was Ankersnut koster en voorzanger. Albert Ruyll op Hattert wonende werd in 1736 bevestigd; Wilhelmus Maas in 1766, Engelbath Janssen in 1793, J. v. Stolk in 1797, S. Hanewinkel in 1802. In 1792 was A. M. Richard predikant te Sambeek, in 1776 Wijsenbach te Beugen, in 1789 Carel Ludwig Frans te Cuijk. In dien tusschentijd, van 1648 tot 1800 trof men ook op de dorpen gereformeerde schoolmeesters aan, meestal menschen die in hun eigen belang en ook gekalmeerd door het verblijf tusschen de Roomschen zeer gematigd waren. Maar daar het over het algemeen be- schermelingen van een of anderen hoogen ome waren, werd er op hun schoolkennis niet erg gelet, terwijl de ouders van het hooge nut der geleerdheid ook niet zoo doordrongen waren. Een beetje lezen en schrijven was al mooi genoeg. De school- meester was er gewoonlijk ook nog voor ­ zanger der kleine gemeente bij en fun- geerde als klokkenluider en doodgraver. Vierlingsbeek, geheel onderhoorig aan de heeren van Cuijk, de Stadhouders uit het huis Oranje Nassau had aldus een an- dersdenkende schoolmeester n.l. Jan van Walsem, die getrouwd was met Jacoba Pe- tronella Boess. Waar hij zijn vrouw van daan had staat er niet bij, wel dat hij nog al goed met kinderen gezegend was. Zij hadden er zeven. 1. Jacoba, geboren 1768 te Vierlingsbeek 2. Susanna Johanna geb. 1770. 3. Johan, geb. 1771 id. 4. Johanna, geb. 1774 id. 5. Susanna, geb. 1776 id. 6. Petronella, geb. 1781 id. 7. Francijntje. De eerste, Jacoba trouwde met Johan Hendrik van Moock en bleef te Beek wo- nen. Zij hadden drie kinderen. Francijntje was gehuwd met Jan Willem Perje, terwijl Petronel met Johan Frans Adolph Herckenrath in den echt verbon ­ den M'as. De meeste afstammelingen zijn wegge- trokken. Daarna streek de jonge vrouw werktui ­ gelijk de hand over haar oogen. Wanneer men slechte tijding ontvangt, dan meent men in het eerste oogenblik het slachtoffer van een zinsbegoocheling te zijn, men hoopt nog dat men verkeerd gelezen heeft. Helaas neen, de arme vrouw had zich niet bedrogen. Hetgeen haar echtgenoot haar in dien brief mededeelde, was zoo verschrikkelijk, dat zij er eerst als door verpletterd was. Met een zwakken zucht liet de ongeluk- kige zich neervallen in den fauteuil, die achter haar de met zijde bekleede armen voor haar uitstrekte; haar bekoorlijk hoofd zonk als machteloos tegen de leuning, haar handen vielen slap langs haar neer en het noodlottige epistel ontsnapte er aan. Mevrouw Bauquesne had haar bewustzijn verloren. Toen zij eenige oogenblikken later weer tot zichzelf kwam, voelde zij dat haar ge ­ laat met kussen werd overdekt. Het was Henri, die, toen hij zijn moeder zoo onbeweeglijk zag zitten, eerst gemeend had dat zij in slaap gevallen was. Daar dit hem verveelde, had hij haar aan haar japon getrokken; vervolgens, daar zij toen de oogen nog niet opende, had het knaapje een tabouret naar den fauteuil geschoven en, op de knieen van Marguerite geklommen, trachtte hij haar nu met lief- koozingen te wekken. Diep geroerd bij het aanschouwen van dit aanvaUig knaapje, haar zoon, zoo tee- der, zoo liefdevol, reeds zoo verstandig on- danks zijn prille jeugd, drukte mevrouw Bauquesne hem Innig aan het hart en be ­ gon te schreien. Uit de Raadzaal. Gemeenteraad van OPLOO c. a. Vergadering van Zaterdag 28 Juni Toorm. ten 9 uur. Tegenwoordig de Voorzitter tevens Se- cretaris en alle Raadsleden. De Voorzitter opent de vergadering. 1. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. 2. Aan de orde zijn de ingekomen stuk- ken, betreffende enkele voorgestelde wij- zigingen en intrekking van besluiten, als; a. van heeren Ged. Staten van Noordbra- bant dd. 11 Juni 1924, legesverordening: b. van dezelfde dd. 11 Juni 1924, inschrij- ving Grootboek en hypothecair crediet; e. van dezelfde d.d. 18 Juni 1924 belas- tingen welke alle overeenlfomstig de daar- in voorgestelde veranderingen worden ee- wijzigd. 3. Worden gekozen tot schatters voor on- roerende goederen der gemeente de heeren W. BardoS, A. Hoenselaar en P. Vloft, al ­ ien te Oploo. 4. Wordt den Raad voorgelegd een inge ­ komen schrijven van de N^erl. Heide- Maatschappij met daarbij overgelegd plan voor het graven van een sloot langs de te verkoopen perceelen in de Peel, voor wa- terafvoer en van de verbetering van de Kleine Beek aan den Noordkant met de daarbij behoorende kosten van bogrooting, Wordt besloten dew werken aan de Hei- de-Maatschappij op te Iragen. 5. Nog wordt besloten tot uitgifte in erf- pacht van plm. 8 H.A. geploegden woesten grond onder Oploo. 6. Besloten tot af- en overschrijving op enkele begrootingsposten van den dienst ^923. 7. Besloten in de gemeente waterleidin- gen enkele duikers te vervangen door groo tere en enkele met een buis te verlengen. Na rondvraag sluit de Voorzitter de ver ­ gadering. Binnenland. VERJAARDAG H.M. DE KONINGIN. Daar 31 Augustus dit jaar op een Zondag valt, heeft de Minister van Bimienlandsche Zaken de Gemeentebesturen doen mede- deelen, dat het hem gewenscht voorkomt voor feestelijkheden ter viering van den a.s. verjaardag van H. M. de Koningin den len September a.s. te bestemmen. DE TARIBFWET. Naar uit parlementaire kringen gemeld wordt, heeft de nieuwe Tariefwet bij het onderzoek in de afdeelingen van de Twee ­ de Kamer sterken tegenstand pntmoet, niet alleen bij alle linker groepen, doch ook bij rechtsche Kamerleden, n.l. bij de Chr. Historischen. Biijft dez© fractie bij haar principieel verzet (gelijk dat ook tot uiting is gekomen bij de verlenging van het Schoenwetje) dan worden de kansen op aanneming van het ontwerp ongunstig ge- acht. (Tel.) DE NIEUWE LEERPLICHTWET. Tengevolge van de laatste wijziging der Leerplichtwet kunnen thans evenals voor eenige jaren de leerlingen de la- gere school weer verlaten; lo. Als zij zes jaren leerling eener lagere school zijn geweest en aUe klassen hebben doorloopen van een school, die slechts zes leerjaren telt, al waren zij op het eind der 6e klas nog geen 12 jaar oud; 2o. als zij, voor zoover het onderwijs ge- geven wordt in klassen, die samen een. lan- geren leertijd dan zes jaren imiemen, zoo- vele klassen hebben doorloopen, als samen een leertijd omvatten van 6 jaren, met dien verstande, dat dan de verplichting niet ein- digt, voordat zij 12 jaar zijn en de klasse waarin zij 12 jaar werden, doorloopen hebben; 3o. In ieder geval, als zij de klasse door ­ loopen hebben, waarin zij 13 jaar werden. Ten aanzien van een kind, dat op 30 Ju ­ ni 1924 op school was of moest zijn, is de leerverplichting geeindigd op 1 Juli 1924, als het tusschen 1 Juli 1923 en 30 Juni 1924 in een der bovengeiioemde gevallen heeft verkeerd. Van met vrucht doorloopen, of blijven zitten of doubleeren is geen sprake. Een ­ maal doorloopen is dus voldoende. MAAS EN WAALSCHB BANK. Tegen de beschikking der Arrondisse- ments-Rechtbank te Arnhem van den 27 Juni j.l. waarbij aan de Maas en Waalsche Bank Kneppers en Cie te Nijmegen voorloo- pige suEseance van betaling is verleend, is bij het Gerechtshof te Arnhem hooger be- roep ingesteld. Het appel is aangeteekend namens eeni ­ ge crediteuren door den heer mr. Bondam, Mijn lieveling.... mijn schat... stamelde zij door snikken afgebroken, ja gij... gij... gij ten minste biijft mij nog over. U heb ik nog in mijn grenzelooze wanhoop, om mij te helpen in het leven te blijven, om mij zelfs nog te troosten. Ja... ja... lieve moeder, antwoordde Henri met zijn ongekunsteld kinderstem- metje, ja, ik heb u lief, ik heb u van gan- scher harte lief. En haastig voegde hij er bij; Ea papa ook. Bij het vernemen van deze woorden nam de blik van Marguerite een uitdrukking van hardheid aan. Uw vader, zeide zij, uw vader, dien hebt ij niet meer, mijn jongen. Uw vader is vertrokken, ver, heel ver van hier, en voor zeer langen tijd, missehien wel voor immer. Slechts uw moeder biijft u over. Wij samen zullen alleen blijven. Dat is jammer, inaar dan zal ik toch iederen dag een gebed voor papa opzeg- gen, antwoordde Henri, terwijl hij zijn bei- de armen liefkoozend om den hals van zijn moeder sloeg. Mevrouw Bauquesne keek strak voor zich uit, terwijl zij dacht; Zoo is dus het leven. Men is jong, men heeft het hart vol illusien, men vat liefde op voor een man... Hij is schoon, hij schijnt goed te zijn, men vetrouwt hem zijn toekomst, zijn geluk toe, men vestigl j al zijn hoop op hem... En wat gebeurt ; er dan? (Wordt vervolgd)