Tekstweergave van BWB1924_0712_00005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zaterdag^12
Ju!i
1924«
57e
Jaargang
—
Mo.
28.
BOXMEERSCH
WEEKBLAD
Tweede
Blad.
PRIKKELS.
DE
PATROON
DER
ANTI-CLERI-
CALEN.
Het
Fransche
Ministerie
heeft
nog
duidelijker
door
de
daad
—
van
vol-
tallig
aanwezig
te
zijn
Mj
de
stand-
beeld-onthulling
van
de
vuilschrijver
Zola
—
dan
door
woorden
getoond
anti-katholiek
te
zijn.
De
Katholieken
weten
nu
wat
ze
'r
aan
hebben.
In
de
„Croix"
teekent
—
naar
we
lezen
in
de
„N.
T.
C."
—
Yves
de
la
Briere
S.
J.
dit
ook
nog
met
6en
raak
woord.
Hi]
veroordeelt
Zola
in
een
gedocu-
menteerd
artikel,
dat
ook
veel
inte-
ressante
bizonderheden
geeft.
Een
la-
ten
we
'r
hier
van
volg^en,
om
te
laten
zien
wat
ordinaire
proletaar
Zola
was.
In
den
tijd,
dat
Zola
zoo
hardnek-
kig
streefde
naar
een
zetel
in
de
Fransche
Academie,
bracht
hij
ook
geregeld
bezoek
bij
den
hertog
van
Aumale
in
Chantilly.
Zola
deed
dan
ziJn
best
de
manieren
der
groote
wereld
na
te
bootsen.
In
de
zittingen
van
het
bestuur
van
de
Vereeniging
van
Letterkundigen,
iederen
Maan-
dag
gehouden,
merkte
men
op,
dat
hij
altijd
aan
zijn
linkerhand
zijn
glace
aanhad,
en
er
de
rechterhand-
schoen,
vlekkeloos
nieuw,
in
vast-
hield.
De
oorzaak
van
dit
verschijnsel
was,
dat
een
ander
lid
van
dat
be-
.stuur,
lid
tevens
van
den
adel,
wiens
linkerhand
misvormd
was,
cm
dit
te
bedekken,
de
linkerhandschoen
altijd
aanhield.
En
Zola,
die
met
aan
dacht
dezen
aristocraat
bestudeer-
de
en
na-aapte,
meende
dat
het
al
dus
de
gewoonte
der
adellijken
was.
Erger
was't
dat
z'n
letterknndige
en
ethische
smaak
niet
hooger
stond.
Hoe
laag,
gaf
hij
zelf't
best
aan.
Een
keer
maakte
'n
katholieke
schrijver
een
bescheiden
aanmer-
king
op
de
pornographische
gedeel-
ten
van
den
te
beroemden
schrijver.
Juist
was
een
boek
verschenen,
een
realistische
en
pakkende
beschrij
ving^
van
de
zeden
en
ondeugden
dor
menschen
van
de
Beurs.
Er
wa
ren
daar
een
twintig
bladzijden
in,
stuitend
voor
iedere
eerlijke
natuur
en
die
zelfs
voor
den
gang
van
den
roman
zonder
nut
waren.
En
het
antwoord
van
Zola?
—
Wat
wilt
ge?
Als
er
die
twin-
tig
bladzijden
niet
in
stonden,
dan
was
het
geen
Zola
meer.
De
la
Briere
die
ze^
in
te
staan
voor
de
strikte
authenticiteit
van
dit
woord,
voegt
er
nog
al
scherp
bij,
„dat
hij
verder
geen
andere
opmerking
over
de
patroon
en
den
held
van
het
Link-
sche
Cartel
(Herriot)
meer
behoeft
te
maken".
Met
dit
eene
woord
is
alles
gezegd.
SOCIALISTISCHE
TERREUR.
Nu
de
socialistische
terreur,
bij
de
staking
in
Twente
uitgeoefend,
is
mis-
lukt,
regent
het
in
„Het
Volk"
allerlei
kwaadaardige
mededeelingen
over
ka
tholieke
geestelijken,
op
wie
men
de
terreur
tracht
voort
te
zetten.
Zoo
heeft
thans
het
blad
in
zijn
blinden
ijver
op
de
papenjacht
weer
een
stuk
opgenomen,
waarin
de
pastoor
van
Spekholzerheide,
„de
Eerw.
Stefanie",
wordt
beschuldigd,
op
voorspraak
van
een
katholiek
meisje
aan
haar
aan-
staande,
zekeren
J.
B.,
te
hebben
toe-
gezegd,
hem
werk
te
bezorgen,
„als
hij
beloofde
met
juffrouw
M.
te
tronwen
en
roomsch
te
Nforden".
Hoe
valsch
dit
verhaaltje
is,
waar-
aan
nog
meer
verzinsels
worden
vast-
geknoopt,
blijkt
reeds
hieruit,
dat
er
in
Spekholzerheide
heelemaal...
geen
pastoor
Stefanie
bestaat.
En
dat
een
katholieke
geestelijke
zulke
absurde
toezeggingen
zou
doen,
als
hierboven
door
„Het
Volk"
vermeld,
kan
alleen
in
een
brein
opkomen,
dat
behoefte
heeft,
om
een
katholieken
geestelijke
te
belasteren.
(Tijd.)
6
FEUILLETON
Verwoest
Geluk.
—
Inderdaad,
zeide
zij
voor
zich,
het
is
al
te
dwaas
vaa
mij-
Ik
gevoel
mij
den
ge-
heelen
dag
al
zoo
gejaagd,
zoo
zenuwach-
tig,
het
is
mij
of
mij
©en
ongeluk
boven't
hoofd
hangt.
Een
loodzware
last
drukt
op
mijn
borst.
Ja,
ik
ben
wel
dwaas.
Welk
onheil
kan
mij
bedreigen?
Welk
gevaar
heb
ik
te
duchten.
Mijn
zoon
geniet
een
uit-
stekende
gezondheid,
Goddaiik,
en
mijn
echtgenoot
is
rastig
in
zijn
garnizoen
te
Versailles.
Hij
denkt
er
met
genoegen
aan,
dat
wij
weldra
weer
voor
den
geheelen
winter
vereenigd
zullen
zijn.
Hij
maakt
zich
al
gereed
om
ons
dezer
dagen
te
ko-
men
afhalen
en
ik
zal
recht
verheugd
zijn
als
ik
weer
bij
hem
ben.
Als
hij
in
mijii
afwezigheid
maar
geen
dwaasheden
be-
gaat.
Wanneer
ik
bij
hem
ben,
dan
denkt
hij
geen
oogenblik
aan
het
spel
en
onder
niijn
invloed
zal
hij
zijn
slechte
neiging
wel
voor
goed
afleggen.
Ja,
daar
reken
ik
vast
op.
Het
is
waar,
dat
ik
kort
geleden
nog
een
groote
som
voor
hem
aan
een
woeker-
heb
moeten
betalen.
Honderdduizend
Isaacs
1
Het
is
hard,
als
dat
zoo
vportging,
^an
zouden
wij
spoedig
geruineerd
wezen.
®^ar
Lucien
heeft
gezien,
hoeveel
verdriet
mij
deed,
hij
heeft
mij
lief
en
hij
"zal
met
opnieuw
beginnen.
„De
belofte
van
®en
speler
is
evenveel
waard
als
die
van
een
dronkaard",
zegt
mijn
vriendin,
mevr.
t-arrouge,
maar
dat
doet
er
niet
toe,
ik
stel
vertrouwen
in
mijn
echtgenoot
die
mij
De
bekoring.
Brusselsche
vertelling
van
Jos.
W.
—
Kom,
Nelly,
zei
de
jonge
man
op
ver-
drietigen
toon,
wees
niet
zoo
kinderachtig!
—
Kinderachtig?
't
Gaat
over
de
vervul-
ling
van
mijn
vurigsten
wensch!
—.
Hoe
kunt
gij
er
op
aandringen,
dat
ik
een
zoo
kostbaar
kleinood,
een
halssnoer
van
600
frank,
voor
u
zal
lioopen!
Dat
is
voor
mij
even
onmogelijk
als
kostte
't
ding
zes
duizend.
Waarlijlt
ik
kan
niet,
hoezeer
ik
u
ook
bemin.
Gij
weet^
dat
ik
een
een-
voudige
klerk
ben,
en
niet
zwaar
bezoldigd.
—
En
ge
wilt
er
mij
aan
herinneren,
dat
ik
zelf
niets
ben
dan
een
eenvoiidige
juf
frouw
van
gezelschap
en
voorlezeres!
ant-
woordde
het
jonge
meisje
meer
dan
bits.
.
—
Neen,
hernam
Paul
zachtmoedig,
maar
ik
wilde,
dat
gij
uwe
verlangens
niet
zoo
ver
liet
gaan;
ik
zou
ze
dan
tot
mijn
groote
blijdschap
kunnen
vervullen....
—
Is
't
mijn
schuld,
dat
ik
gaarne
mooie
dingen
zie?
Ik
kan
nu
eenmaal
geen
„ar-
moe"
velen,
dat
ligt
zoo
in
mijn
aard.
Zal
ik
dan
nooit
in
mijn
leven
kunnen
hebben
wat
ik
droom?
Op
u
moet
ik
in
ieder
geval
niet
rekenen.
—
Wat
bedoelt
gij
daarmee?
stamelde
de
verliefde
Paul,
als
verbijsterd.
Gij
zijt
niet
in
staat,
iets
stouts,
iets
avontuurlijks
te
wagen
om
u
een
weinig
van
dat
geld
te
verschaffen,
naar
het
bezit
waarvan
ik
zoo
viirig
verlang.
Gelooft
gij
niet,
dat
het
mij
verveelt
bij
dat
schepsel
te
moeten
blijven,
bij
die
oude
millionnaire
wie
ik
met
geduld
van
een
engel
gezel
schap
houd,
in
de
hoop,
dat
zij
mij
in
haar
testament
zal
bedenken?
Als
ge
een
van
die
kranige
mannen
waart,
die
de
fortuin
weten
te
dwingen
nu
en
dan
eens
toe
te
lacheii,
zou
onze
toestand
gauw
verande-
ren.
En
dat
ware
ook
het
beste
middel
om
mij
een
bewijs
te
geven
van
wat
gij
uwe
„liefde"
noemt.
—
0,
Nelly,
hoe
kunt
gij
zoo
spreken!
—
Maar
het
meisje
was
nu
eenmaal
„ge-
lanceerd"
en
zag
er
niet
op,
den
ponjaard
nog
dieper
in
de
wonde
te
drukken.
—
Ja,
gij
zegt
wel;
„0
Nelly!"
Maar
gij
hebt
geen
moed
om
voor
Nelly
een
van
(Jie
dwaasheden
te
begaan,
die
voor
een
vrotiw
bewijzen,
dat
men
haar
werkelijk
bemint.
Gewetensbezwaren,
he?
Gij
durft
niet
Maar
iemand
van
karakter
moet
alles
dur-
ven.
—
Kent
gij
vele
van
die
jongens,
die
zoo-
veel
„moed"
bezitten?
—
Missehien
antwoordde
Nelly
met
een
uitdagend
lachje.
En
zij
ging
haars
weegs
en
liet
Paul
alleen.
Dit
onderhoud
had
plaats
op
een
plein
te
Schaerbeek,
waar
de
jongelui
elkaar
iederen
dag
ontmoetten
op
het
mir
van
't
'
ontbijt,
het
eenige
oogenblik
van
den
dag
waarover
ze
beiden
konden
beschikken.
Zij
waren
zoo
goed
als
verloofd.
Het
eeni
ge
beletsel
bestond
hierin,
dat
de
beschei
den
positie
van
Paul
zijn
kokette,
eerzuch-
tige
en
romaneske
Nelly
niet
kon
bevredi-
gen.
D©
kinema-
en
romanavonturen
had-
den
haar
mooi
hoofdje
een
weinig
van
stieek
gebracht;
zij
beweerde,
dat
een
ver-
iiefd
man
zelfs
den
dood
moest
trotseeren
voor
een
glimlach
van
zijn
uitverkorene.
Dien
keer
verliet
Paul
zeer
droevig
ge-
stemd
het
plein;
de
harde
woorden
van
zijn
meisje
bleven
hem
den
heelen
dag
in
de
ooren
suizen,
maar
hij
vleide
zich
met
de
hoop,
bij
hun
volgende
ontmoeting
Nelly
ill
betere
stemming
te
zullen
vinden.
Den
volgenden
morgen,
op
het
gewone
uur,
wandelde
hij
koortsig
op
en
iieer
tus-
schen
de
perken
en
het
sierhout.
Nelly
was
niet
gekomen.
Hij
was
schier
wanhopig
en
met
die
wanhoop
mengelde
zich
een
zweempje
jaloezie,
bij
de
gedachte
aan
ze-
kere
woorden.
Eindelijk
kon
hij
niet
meer
wachten
het
was
hoog
tijd
om
naar
zijn
kantoor
te
gaan
Om
niet
te
laat
te
komen
wenkte
hij
een
taxi.
De
auto
had
reeds
eenige
honderden
meters
afgelegd,
toen
Paul,
met
een
ge-
baar
van
onvrijwillige
verbolgenheid,
met
de
vuist
op
de
kussens
sloeg.
Die
beweging
deed
een
voorwerp
op
den
bodem
van
de
taxi
vallen.
Hij
bukte
zich
werktuigelijk
om
het
op
te
rapen
en
hield,
tot
zijn
niet
geringe
verbazing,
een
zwaar
gevulde
por-
tefeuiUe
in
de
hand.
..
,
Met
bevende
vingers
maakte
hij
ze
open.
De
portefeuille
bevatte
bankbiljetten,
een
verkleurde
foto
en
een
sleuteltje,
maar
geen
indenditeitspapieren.
Met
kloppend
hart,
en
zonder
te
weten
waarom,
begon
Paul
nu
de
biljetten
te
tellen,
te
zamen
voor
een
bedrag
van
achttienduizend
frank
Te
eenemale
verbijsterd
door
hetgeen
hern
overkwam,
wierp
hij
zich
achterover.
Hij
dacht
aan
de
scene,
den
vorigen
dag
tus-
schen
hem
en
zijn
meisje
afgespeeld.
Maar
Paul
was
een
door-en-door
rechtschapen
jongen
en
zijn
gevoelens
van
eerlijkheid
namen
onmiddellijk
de
overhand.
—
Kom,
sprak
hij
bij
zich
zelven,
ik
denk,
ik
redeheer
niet
meer.
Dat
geld
be-
hoort
mij
niet
toe;
ik
heb
geen
recht
om
het
te
behouden.
Ik
ken
mijn
plicht.
..
Hij
zocht
weer
naar
een
naam,
naar
een
adres,
maar
vond
niets
van
dien
aard.
Paul
kreeg
het
warm.
Het
noodlot
scheen
nu
eenmaal
niet
te
willen,
dat
het
geld
aan
zijn
eigenaar
werd
teruggegeven.
Met
een
mengsel
van
blijdschap
en
droefheid
dacht
Paul
aan
zijn
Nelly.
—
Ze
houdt
van
dengene,
die
een
con-
dottiere-zi-il
hebben
en
niet
gewoon
zijn,
naar
de
stem
van
hun
geweten
te
luiste-
ren!
Zij
zou
mij
niet
laten
zitten
als
ik
Mijn
God!
wat
te
doen?
Wat
schrijft
de
plicht
mij
voor?
En
is
het
niet
mijn
eerste
plicht,
haar
gelukkig
te
maken?..
Er
verliepen
eenige
minuten,
gedurende
welke
hij
tot
alles
besloten
was.
Hij
duw-
de
zelfs
de
portefeuille
nog
dieper
in
zijn
zak.
De
gedachte
aan
Nelly
werkte
als
geestrijk
vocht
op
hem;
hij
werd
„woest",
als
een
dier
dat
op
zijn
prooi
uitgaat
De
taxi
hield
stil.
Paul
sprong
op
het
trottoir
en
stopte
den
chauffeur
twee
brief-
jes
van
vijf
frank
in
de
hand;
dat
de
man
raar
opkeek,
zal
niemand
verwonderen;
klanten,
die
er
Sjovel
uitzien,
zijn
door-
gaans
niet
zoo
goedgeefsch.
Van
dat
oogenblik
af
had
Paul
een
ge
voel
als
was
hij
een
dief.
Werktuigelijk
verrichtte.
hij
zijne
gewone
bezigheden,
maar
den
heelen
namiddag
voelde
hij
den
angel
der
wroeging.
Hij
schaamde
zich
daarover
als
hij
aan
de
scherpe
woorden
van
zijn
meisje
dacht,
als
toonde
hij
zich
laf
en
zwak;
maar
feitelijk
kwam
geheel
zijn
wezen
in
opstand
tegen
de
oneerlijk-
heid,
die
hij
wilde
begaan.
De
jonge
man
was
te
rechtschapen
om
,,geluk"
uit
on-
reine
bron
te
kunnen
genieten.
De
strijd
in
zijn
binnenste
woedde
lang
en
hevig;
maar
toen
hij't
kantoor
verliet,
gevoelde
hij
zich
niet
in
staat,
het
gebouw
zijner
toe-
komst
en
zijner
liefde
op
zullce
grondsla-
gen
te
vestigen.
„Ik
zou",
dacht
hij,
„geen
oogenblik
rust
meer
genieten,
geen
ware
vreugde
mesr
kennen.
Ik
wist
niet,
dat
het
gevoel'
van
eerlijkheid
zoo
sterk
kan
zijn:
maar
ik
be-
hoor
nu
eenmaal
niet
tot
dezulken,
die
al
les
durven
"
Het
veroorzaakte
hem
bijna
lichamelijk
lijden
de
portefeuille
tegen
zijn
borst
te
voelen.
„Als
Nelly
mij
op
dit
oogenblik
zag,
zou
ze
mij
verachten!
Wat
er
met
haar
of
met
mij
ook
gebeure
—
ik
zal
geen
recht
meer
hebben
om
haar
iets
te
verwijten;
want
ik
heb
de
troeven
in
de
handen
gehad
en
niet
den
moed
bezeten
om
het
spel
tot
het
ein-
de
toe
vol
te
houden".
Die
gedachte
deed
hem
schronielijk
lij,
den,
maar
zijn
besluit
was
genomen;
hij
had
den
strijd
gewonnen,
de
invloed
van
Nelly
was
niet
sterk
genoeg
geweest
om
hem
tot
een
dief
te
maken.
Paul
vertelde
den
kommissaris,
van
poli-
tie,
onder
welke
omstandigheden
hij
in
het
bezit
gekomen
was
van
de
portefeuille.
—
Naar
den
vorm
te
oordeelen
is
het
een
damesportefeuille;
zei
de
kommissaris,
en
—
hij
bracht
ze
aan
den
neus,
—
als
ik
mij
niet
vergis
heeft
er
een
geparfumeerde
zakdoek
in
gezeten.
Ik
zal
ze
bij
de
gevon
den
voorwerpen
leggen;
ik
denk,
dat
de
ei-
genares
haar
schat
wel
zal
komen
opvra-
gen.
Geef
mij
uw
naam
en
uw
adres;
wordt
de
portefeuille
niet
binnen
een
jaar
en
een
dag
teruggehaald
dan
is
ze
uw
eigendom.
"
Paul
glimlachtte.
„Binnen
een
jaar!"
dacht
hij.
„Nelly
zal
nooit
een
jaar
geduld
willen
hebben."
Drie
dagen
later,
—
in
die
drie
dagen
had
hij
zijn
meisje
niet
eens
te
zien
gekre-
gen,
—
ontving
hij
volgenden
brief;
„Mijnheer,'
„lk
ben
zooeven
weer
in
het
bezit
geko
men
van
een
portefeuille,
die
ik
had
ver
ier
en
en
ik
verneem,
hoe
eerlijk
gij
in
deze
zaak
hebt
gehandeld.
Wil
zoo
vriendelijk
zijn,
mij
een
bezoek
te
brengen;
ik
zou
gaarne
persoonlijk
danken.
(Get.)
Mejuffr.
DAMAERT,
7,
atraat"
Paul
las
het
briefje
zeer
kalm,
maar
de
handteekening
deed
hem
opkijken;
de
eige-
nares
van
de
portefeuille
was
de
oude
dame,
bij
wie
Nelly
de
betrekking
van
voorlezeres
en
juffrouw
van
gezelschap
ver
yuldei.
„Wer',
dacht
hij
met
zekere
geheime
hoop,
„het
toeval
brengt
de
dingen
beter
in
orde,
dan
ik
had
gemeend".
's
Avonds
meldde
hij
zich
bij
Mejuffrouw
Daniaert
aan.
Hij
werd
ontvangen
door
Nelly,
die
zich
zoodra
de
deur
van
den
salon
gesloten
was
in
zijne
arm
en
wierp.
"iit)
ik
heb
drie
schrikkelijke
dagen
achter
den
rug!....
Verbeeld
u,
dat
juffrouw
Damaert
bij
het
doen
van
haar
gewone
boodschapjjen
die
soin
verloren
had,
maar
zij
hield
-zich
over-
tuigd,
dat
het
geld
was
gestolen.
En
weet
D®
nB@®8t
§@voi»iig@
huid
laai
zich
volsti*®kt
PiJiilsGsSchapan^
door
do
baard-
opparviakt®
¥061*
hat
iiizaapaii
aerst
in
ta
Mfrijvan
mat
aan
wainig
PlIROL
bemint,
die
zielsveel
houdt
van
onzen
kleinen
Henri,
onzen
kleinen
lieveling.
Om
onzentwille
zal
hij
wel
verstandig
worden,
daar
ben
ik
zeker
van.
Maar
Wat
is
dat?
Daar
wordt
gebeld.
Komt
er
nu
nog
bezoek!
Ik
ben
toch
nie
mand
te
wachten,
zoover
ik
weet.
Door
een
onweerstaanbaren
aandrang
gedreven,
stond
de
jonge
vrouw
op
en
met
luid
kloppend
hart
ging
zij
naar
de
deur
der
kamer,
die
zij
opende.
Vervolgens
begaf
hij
zich
naar
de
vesti
bule
en
zag
daar
een
man
staan,
een
work
man
naar
zijn
kleeding
te
oordeelen,
die
zijn
zijden
pet,
met
slijk
bespat,
eenigszins
verlegen
in
zijn
handen
ronddraaide.
Marguerite
naderde
dien
onbekende
en
vroeg
hem:
—
Wat
verlangt
ge
mijn
vriend?
Ue
man
sloeg
de
oogen
naar
de
bekoor-
iijKe
vrouw
op
en
mompelde;
—
Ik
heb
een
brief.
—
Welnu?
Ik
heb
t
al
aan
de
dienstbode
gezegd
en
di6
is
0.6
patrones
gaan
roep6D.
Meviouw
Bauquesne
kon
niet
nalaten
te
glimlach
en
en
zeide;
—
Ik
ben
de
patrones,
mijn
vriend.
De
werkman
maakte
een
bewegiiig,
die
een
groet
moest
verbeelden
en
zeide-
—
In
dat
geval
zal
ik
u
het
bewuste
pa
pier
maar
geven.
—
Welk
papier?
De
man
tastte
in
den
zak
van
zijn
wijde
fluweelen
broek
en
haalde
daar
een
enve-
loppe
uit,
die
hij
aan
Marguerite
overhan-
digde,
terwijl
hij
antwoordde;
-Dit.
,
De
jonge
vrouw
wierp
een
blik
op
het
adres
van
dezen
brief
en
sidderde
van
het
ge,
wie
zij
beschuldigde?....
Mij!....
Ja,
Paul,
op
mij
liet
ze
heur
lichtvaardige
ver-
moedens
rusten,
en
ik
kon
mijn
onschuld
niet
bewijzen.
Zij
„wist
zoo
zeker",
;de
por
tefeuille
niet
verloren
te
hebben!.I..
Gis-
teren
is
ze
eindelijk
naar
het
commissari-
aat
gegaan,
om
aangifte
van
„diefstar'
te
doen,
en
daar
vernam
zij,
dat
men
het
ding
had
gevonden
en
ingeleverd!
Uw
nobele
handelwijze
Paul,
heeft
mij
van
die
ont-
eerende
beschuldigiiig
gered.
Gij
kunt
niet
gelooven,
wat
ik
er
onder
geleden
heb!
Nelly
snikte
zoo
hevig,
dat
zij
niet
meer
kon
spreken.
Paul
was
aangedaan
en
sloot
haar
in
zijn
armen.
—
Ach,
liefste,
sprak
hij,
wat
zijn
we
beiden
op
een
gevaarlijken
weg
geweest!
Het
geluk
komt
dikwijls
langs
ongedachte
paden.
Zulk
een
belooning
voor
mijne
daad
zou
ik
nooit
hebben
verwacht.
—
En
die
belooning
is
nog
heeiiijker
dan
gij
meent,
hernam
Nelly,
terwijl
zij
haar
oogen,
waarin
reeds
blijdschap
glin-
sterde,
naar
hem
opsloeg.
Toen
juffrouw
Damaert
den
naam
van
den
eerlijken
vin-
der
hoorde,
zag
ze
aan
mijn
gezicht,
dat
ik
hem
kende.
Zij
ondervroeg
mij.
Ik
sprak
haar
over
....
onze
plannen.
En
met
het
doel,
het
vermetel
oordeel,
dat
ze
over
mij
had
geveld,
weer
goed
te
maken,
schenkt
zij
ons
de
helft
van
de
som,
die
gij
gevon
den
hebt.
En
zij
stond
er
op,
dat
ik
zelf
u
van
alles
op
de
lioogte
zou
brengen.
De
juffrouw
beweert,
voegde
Nelly
er
bij,
ter
wijl
zij,
een
weinig
beschaamd,
het
hoofd
op
de
borst
liet
zinken,
dat
het
u
wellicht
aangenaam
zoude
zijn
uit
mijn
mond
te
ver
nemen,
dat
eerlijkheid
vaak
geen
slecht
middel
is
om
door
de
wereld
te
komen.
„De
Standaard"
(Belgie.)
KWELLBNDB
PIJNBN
IN
KIEZEN,
tanden
en
aangezicht,
verdrijft
men
door
Sanapirin-Tabletten
(Mijnhardt).
Kokor
75
ct.
Bij
apoth.
en
drogisten.
hoofd
tot
de
voeten.
Het
schrift
van
mijn
echtgenoot,
sta
melde
zij
voor
zich.
_
Het
schijnt
geen
goede
tijding
te
zijn,
die
ik
u
breng,
merkte
de
boodschapper
op,
toen
hij
zag
hoe
zij
ontroerde.
Ik
hoor
hier
niet
thuis,
moet
ge
weten,
ik
kom
uit
Es-
bly,
waar
ik
wegwerker
ben.
Ik
was
daar
vanmiddag
met,
mijn
werk
bezig
en
wilde
juist
naar
huis
gaan,
omdat
het
werk
af-
geloopen
was,
toen
een
heer
bij
mij
kwam;
hij
was
goed
gekleed,
niet
groot
en
ook
niet
klein,
met
een
inooien
knevel,
men
zou
zeggen
een
militair
in
politiek.
Hoelang
moet
ge
nog
werken,
vroeg
hij
mij.
—
Het
is
klaar
voor
vandaag,
mijnheer,
zei
ik,
ik
wilde
juist
naar
huis
gaan.
—
Wilt
gij
tien
francs
verdienen?
—
Sapperloot,
liever
tweemaal
dan
eens.
—
Nu
neem
dan
dezen
brief
en
stap
in
den
trein
die
om
halfzes
van
Meaux
ver-
trekt.
Van
Meaux
naar
Trilport
is
drie
ki
lometer
ver.
Als
gij
den
weg
van
het
sta
tion
langs
loopt,
zult
gij,
alvorens
het
dorp
te
bereiken
een
groot
kasteel
zien
of
als
gij
het
niet
spoedig-
vindt,
vraag
dan
maar
naai-
het
kasteel
La
Marliere
en
elk
zal
het
u
kunnen
aanwijzen.
Bel
dan
aan
en
geef
dezen
brief
persoonlijk
aan
de
meesteres
van
het
huis,
mevrouw
Bauquesne
de
Champdeuil.
Dat
is
alles
en
hier
hebt
gij
tien
francs
voor
de
moeite,
benevens
40
sous
voor
de
reis.
Gij
kunt
wel
begrijpen
dat
ik
dadelijk
bereid
was
mijn
goede
dame,
en
zoo
ben
ik
dus
hier
gekomen.
Mevrouw
Bauquesne
haalde
haar
beurs
uit
haar
zak
en
nam
hier
een
geldstuk
uit,
dat
zij
den
boodschapper
gaf.
Merkwaardjghedeti
van't
Land
van
Cuijck
en
Boxmser.
DOOR
A.
F.
VAN
BEURDEN.
DE
BEEKER
STAAIJ
EN
HARE
EIGE-
NAARS.
Nu
wij
de
verschillende
geschiedkundige
merkwaai
digheden
van
Vierlingsbeek
en
omstreken
verteld
hebben,
mogen
wij
niet
verzuimen
ook
het
een
en
ander
te
vertellen
van
de
Beeker
Staaij;
zeer
be-
kend
en
oud.
Ze
ligt
bij
den
uitloop
der
beek,
die
uit
het
Venraysch
broek
en
de
Spurkt
komt,
als
Loobeekwater
leverde
voor
den
Loo-
beeker
of
Smackter
en
voor
den
Beekschen
watermolen.
De
Staay
is
er
gekomen
uit
de
noodzakelijkheid
der
verbinding
tus-
schen
de
twee
Maasdorpen
Vierlingsbeek
en
Bergen,
die
recht
tegenover
elkander
liggeii,
terwijl
de
overgang
in
de
flauwe
boclit
der
Maas
er
rustig
is.
De
hoogte,
waarop
het
veerhuis
de
Staaij
staat,
is
met
een
ringmuur
aan
de
Zuidzij-
de
bevestigd,
waarin
een
hardsteenen
wa-
penschild
met
schildhouders
een
tweetal
leeuwen
gemetseld
is.
Zij
zijn
afkomstig
van
de
afbraak
van
het
kasteel
Makken,
waaraan
het
Veer
een
tijdlang
toebehoord
heeft.
Allereerst
behoorde
het
aan
een
familie,
die
zich
ook
van
de
Staaij
schreef,
en
nog
langen
tijd
zich
in
Beek
en
ook
te
Groe-
ningen
voortgezet
heeft.
De
eerste
door
mij
gevonden
omstreeks
1580
was
Ebbert
of
Elbert
van
de
Staaij,
die
het
Veer,
huis,
hof,
schuur,
tuin
en
bouwland
bezat
en
een
perceel
weiland,
genaamd
het
Over-
stuk
groot
ongeveer
anderhalven
morgen.
Het
goed
was
belast
met
een
sester
ha
ver
aan
het
Gilde
van
Holthees.
Elbert
werd
door
zijn
zoon
Jan
opgevolgd
die
met
Geetruida
PalLncq
trouwde
en
weer
twee
zoneii
had,
omstreeks
1635
geboren,
Geurt
en
Assuerus.
Zij
kregen
ieder
hun
aandeel
in
de
Staaij
en
het
Veer.
Gcurt
trouwde
met
Anneke
Vlocken
en
had
twee
jongens
Alard
van
de
Staaij,
ter
wijl
Sweer
zijn
breeder
met
Coba
Reijn-
ders
in
den
echt
trad
en
vijf
kinderen
had,
van
welke
Christiaan
met
zijn
vrouw
Anneken
Albers
in
Groeningen
woonde.
Het
Veer
was
in
gemeenschappelijk
bezit.
der
families
en
dat
is
gewoonlijk
maar
half
werk.
De
heer
van
Macken,
Johan
Renier
Baron
van
der
Bogen,
van
Nederich
enz.
enz.
had
het
Veer
en
de
Staay
gaarne
ge-
kocht.
Dat
behoorde
zoo
tot
de
attiibuten
van
een
volledig
kasteel
als
te
Well,
te
Geysteren
en
Arcen
b.v.
om
vrije
over-
vaart
en
het
recht
van
veerheffing
te
be
zitten.
De
erven
van
de
Staaij
hadden
er
nu
wel
wat
meer
oor
voor,
om
ieder
voor
zich
klein
geld
te
maken
van
hun
aandeel.
28
—
Ik
dank
u,
vriend,
zeide
zij,
goeden-
avond
en
wel
thuis.
De
wegwerker
putte
zich
uit
in
dankbe-
tuigingen
en
verwijderde
zich.
Marguerite
was
blij
dat
hij
weg
was,
want
sedert
zij
dien
brief
in
haar
hand
had,
was
het
haar
alsof
zij
op
gloeiende
ko-
len
stond.
Snel
keerde
zij
naar
haar
kamer
terug.
Henri
zat
nog
altijd
heel
rustig
zijn
pren-
tenboeken
te
bekijken.
De
jonge
vrouw
ging
onder
het
licht
van
de
lamp
zitten
en
met
eenigszins
bevende
vingers
scheurde
zij
het
convert
open.
Toen
zij
den
brief
ontvouwd
had,
die
op
een
gewoon
velletje
postpapier
was
ge-
schreven,
keek
zij
het
eerst
naar
de
onder-
teekening.
—
0,
mijn
God,
stamelde
Marguerite
met
half
versmoorde
stem.
0,
mijn
God,
dat
is
wel
van
Lucien,
ik
bedroog
mij
niet.
Zij
las
nog
niet,
maar
verdiepte
zich
in
gepeins.
Waarom
al
die
geheimzinnigheid
?
Waarom
heeft
hij
mij
door
dien
man
een
brief
laten
bezorgen?
Waarom
is
hij
niet
te
Versailles,
zooals
ik
veronderstelde!
Met
groote
moeite
bedwong
zij
zich
ech-
ter,
hoewel
een
vreeselijke
angst
haar
het
hart
beklemde
en
nu
begon
de
jonge
vrouw
liet
geheimzinnige
schrift
te
lezen.
Het
bevatte
slechts
een
twintigtal
regels.
Die
waren
weldra
doorgelezen.
Terwijl
haar
oogen
op
het
papier
geves-
j
tigd
bleven,
was
het
gelaat
van
Margu^-
i
rite
doodsbleek
geworden.
j
Zij
kneep
hare
rose
lippen
krampachtig
samen,
tranen
welden
in
haar
oogen
op,
een
gekreun
klonk
uit
haar
keel
en
zij.
^
beefde
over
haar
geheel
lichaam.
Febr.
1671
kocht
de
heer
van
Macken
van
Sweer
en
Geurt
al
drie
vijfde
en
een
jaar
later
de
rest
of
twee
vijfde.
Dat
bracht
allemaal
bijeen
maar
op
7500
gulden,
voor
ons
eene
betrekkelijk
kleine
som,
maar
destijds
dubbel
zooveel
waard.
Van
dien
tijd
af
bleef
de
Staaij
bij
Macken
en
zetten
de
heer
er
een
pachter
op.
Toen
Macken
verkocht
werd
is
het
veer
met
de
Staaij
in
handen
van
den
heer
v.
den
Boogaard
gekomen.
Het
is
evenals
Boxmeer,
Afferden
en
Cuijk
een
particulier
Veer.
De
familie
van
de
Staaij
is
later
door
huwelijk
verbonden
met
de
families
Swerts
van
Osch,
Peters,
Gabriels,
Verrosmeulen,
Arts,
de
Hond,
Goossens
Janssen.
Bij
de
Staaij
liggen
nog
de
grondlagen
van
het
alleroudste
Maaskasteel
van
Vier
lingsbeek
op
het
Ortje.
De
grondslag
is
er
nog
oneffen
en
bij
graven
in
den
grond
vindt
men
nog
-de
oude
fundamenten
terug.
Het
kan
best
esn
der
oude
bevestigingen
langs
de
Maas
zijn,
evenals
die
te
Afferden
op
den
Heeren-
waard
in
de
XlVe
eeuw
verwoest
door
de
steden.
P.EEKSCHE
PRBDIKANTEN
EN
SCHOOL
MBBSTBRS.
In
1648
werd
door
de
Hooge
Regeering
verklaard
dat
in
den
vervolge
in
het
land
van
Cuijk
de
uitsluitingswetten
zouden
gel
den
voor
de
-
overgroote
meerderheid
der
bevolking,
dat
alle
kerken
en
kapellen
in
gebruik
afgestaan
moesten
worden
aan
het
handjevol
Gereformeerden
eu
dat
alle
open
bare
ambten
bezet
moesten
worden
door
personen
der
nieuwe
leer.
Dat
was
voor
de
bevolking
een
hard
ge-
lag.
Verzet
hielp
niet;
de
macht
gold
als
recht.
Men
trachte
zich
te
helpen.
Het
duur
de
zoo
tot
aan
het
Fransche
bestuur
onge
veer
anderhalve
eeuw
eer
weer
recht
recht
werd.
Aldus
vormde
men
te
Vierlingsbeek,
te
Sambeek,'
te
Beugen,
zelfs
in
de
Peelge-
meenten
gereformeerde
gemeenten,
die
echter
door
gebrek
aan
leden,
steeds
nood-
lijdend
geweest
zijn.
In
Vierlingsbeek
woonden
op
de
Hat-
tert
nog
al
eens
gereformeerden
als
de
Ruyll's,
de
van
Woeldereiis,
Hurlers,
waar
door
de
gemeente
versterkt
werd.
Predikanten
te
Vierlingsbeek,
voor
zoo-
verre
ik
die
vanaf
1700
tot
1800
heb
kun
nen
achterhalen
waren;
Nanning
de
Greve,
27
Dec.
1709,
Daniel
Hoppenbrouwer,
bevestigd
in
1710
door
Adriaan
van
Ardenne,
predikant
te
Mill
Hij
ging
1715
naar
de
Graaf.
Op
hem
volg-
de
in
1715
J.
W.
Goldbach,
die
spoedig
ver-
trok,
gevolgd
in
1717
door
Stephanus
van
Lamzweerde;
toen
was
Ankersnut
koster
en
voorzanger.
Albert
Ruyll
op
Hattert
wonende
werd
in
1736
bevestigd;
Wilhelmus
Maas
in
1766,
Engelbath
Janssen
in
1793,
J.
v.
Stolk
in
1797,
S.
Hanewinkel
in
1802.
In
1792
was
A.
M.
Richard
predikant
te
Sambeek,
in
1776
Wijsenbach
te
Beugen,
in
1789
Carel
Ludwig
Frans
te
Cuijk.
In
dien
tusschentijd,
van
1648
tot
1800
trof
men
ook
op
de
dorpen
gereformeerde
schoolmeesters
aan,
meestal
menschen
die
in
hun
eigen
belang
en
ook
gekalmeerd
door
het
verblijf
tusschen
de
Roomschen
zeer
gematigd
waren.
Maar
daar
het
over
het
algemeen
be-
schermelingen
van
een
of
anderen
hoogen
ome
waren,
werd
er
op
hun
schoolkennis
niet
erg
gelet,
terwijl
de
ouders
van
het
hooge
nut
der
geleerdheid
ook
niet
zoo
doordrongen
waren.
Een
beetje
lezen
en
schrijven
was
al
mooi
genoeg.
De
school-
meester
was
er
gewoonlijk
ook
nog
voor
zanger
der
kleine
gemeente
bij
en
fun-
geerde
als
klokkenluider
en
doodgraver.
Vierlingsbeek,
geheel
onderhoorig
aan
de
heeren
van
Cuijk,
de
Stadhouders
uit
het
huis
Oranje
Nassau
had
aldus
een
an-
dersdenkende
schoolmeester
n.l.
Jan
van
Walsem,
die
getrouwd
was
met
Jacoba
Pe-
tronella
Boess.
Waar
hij
zijn
vrouw
van
daan
had
staat
er
niet
bij,
wel
dat
hij
nog
al
goed
met
kinderen
gezegend
was.
Zij
hadden
er
zeven.
1.
Jacoba,
geboren
1768
te
Vierlingsbeek
2.
Susanna
Johanna
geb.
1770.
3.
Johan,
geb.
1771
id.
4.
Johanna,
geb.
1774
id.
5.
Susanna,
geb.
1776
id.
6.
Petronella,
geb.
1781
id.
7.
Francijntje.
De
eerste,
Jacoba
trouwde
met
Johan
Hendrik
van
Moock
en
bleef
te
Beek
wo-
nen.
Zij
hadden
drie
kinderen.
Francijntje
was
gehuwd
met
Jan
Willem
Perje,
terwijl
Petronel
met
Johan
Frans
Adolph
Herckenrath
in
den
echt
verbon
den
M'as.
De
meeste
afstammelingen
zijn
wegge-
trokken.
Daarna
streek
de
jonge
vrouw
werktui
gelijk
de
hand
over
haar
oogen.
—
Wanneer
men
slechte
tijding
ontvangt,
dan
meent
men
in
het
eerste
oogenblik
het
slachtoffer
van
een
zinsbegoocheling
te
zijn,
men
hoopt
nog
dat
men
verkeerd
gelezen
heeft.
Helaas
neen,
de
arme
vrouw
had
zich
niet
bedrogen.
Hetgeen
haar
echtgenoot
haar
in
dien
brief
mededeelde,
was
zoo
verschrikkelijk,
dat
zij
er
eerst
als
door
verpletterd
was.
Met
een
zwakken
zucht
liet
de
ongeluk-
kige
zich
neervallen
in
den
fauteuil,
die
achter
haar
de
met
zijde
bekleede
armen
voor
haar
uitstrekte;
haar
bekoorlijk
hoofd
zonk
als
machteloos
tegen
de
leuning,
haar
handen
vielen
slap
langs
haar
neer
en
het
noodlottige
epistel
ontsnapte
er
aan.
Mevrouw
Bauquesne
had
haar
bewustzijn
verloren.
Toen
zij
eenige
oogenblikken
later
weer
tot
zichzelf
kwam,
voelde
zij
dat
haar
ge
laat
met
kussen
werd
overdekt.
Het
was
Henri,
die,
toen
hij
zijn
moeder
zoo
onbeweeglijk
zag
zitten,
eerst
gemeend
had
dat
zij
in
slaap
gevallen
was.
Daar
dit
hem
verveelde,
had
hij
haar
aan
haar
japon
getrokken;
vervolgens,
daar
zij
toen
de
oogen
nog
niet
opende,
had
het
knaapje
een
tabouret
naar
den
fauteuil
geschoven
en,
op
de
knieen
van
Marguerite
geklommen,
trachtte
hij
haar
nu
met
lief-
koozingen
te
wekken.
Diep
geroerd
bij
het
aanschouwen
van
dit
aanvaUig
knaapje,
haar
zoon,
zoo
tee-
der,
zoo
liefdevol,
reeds
zoo
verstandig
on-
danks
zijn
prille
jeugd,
drukte
mevrouw
Bauquesne
hem
Innig
aan
het
hart
en
be
gon
te
schreien.
Uit
de
Raadzaal.
Gemeenteraad
van
OPLOO
c.
a.
Vergadering
van
Zaterdag
28
Juni
Toorm.
ten
9
uur.
Tegenwoordig
de
Voorzitter
tevens
Se-
cretaris
en
alle
Raadsleden.
De
Voorzitter
opent
de
vergadering.
1.
De
notulen
der
vorige
vergadering
worden
gelezen
en
goedgekeurd.
2.
Aan
de
orde
zijn
de
ingekomen
stuk-
ken,
betreffende
enkele
voorgestelde
wij-
zigingen
en
intrekking
van
besluiten,
als;
a.
van
heeren
Ged.
Staten
van
Noordbra-
bant
dd.
11
Juni
1924,
legesverordening:
b.
van
dezelfde
dd.
11
Juni
1924,
inschrij-
ving
Grootboek
en
hypothecair
crediet;
e.
van
dezelfde
d.d.
18
Juni
1924
belas-
tingen
welke
alle
overeenlfomstig
de
daar-
in
voorgestelde
veranderingen
worden
ee-
wijzigd.
3.
Worden
gekozen
tot
schatters
voor
on-
roerende
goederen
der
gemeente
de
heeren
W.
BardoS,
A.
Hoenselaar
en
P.
Vloft,
al
ien
te
Oploo.
4.
Wordt
den
Raad
voorgelegd
een
inge
komen
schrijven
van
de
N^erl.
Heide-
Maatschappij
met
daarbij
overgelegd
plan
voor
het
graven
van
een
sloot
langs
de
te
verkoopen
perceelen
in
de
Peel,
voor
wa-
terafvoer
en
van
de
verbetering
van
de
Kleine
Beek
aan
den
Noordkant
met
de
daarbij
behoorende
kosten
van
bogrooting,
Wordt
besloten
dew
werken
aan
de
Hei-
de-Maatschappij
op
te
Iragen.
5.
Nog
wordt
besloten
tot
uitgifte
in
erf-
pacht
van
plm.
8
H.A.
geploegden
woesten
grond
onder
Oploo.
6.
Besloten
tot
af-
en
overschrijving
op
enkele
begrootingsposten
van
den
dienst
^923.
7.
Besloten
in
de
gemeente
waterleidin-
gen
enkele
duikers
te
vervangen
door
groo
tere
en
enkele
met
een
buis
te
verlengen.
Na
rondvraag
sluit
de
Voorzitter
de
ver
gadering.
Binnenland.
VERJAARDAG
H.M.
DE
KONINGIN.
Daar
31
Augustus
dit
jaar
op
een
Zondag
valt,
heeft
de
Minister
van
Bimienlandsche
Zaken
de
Gemeentebesturen
doen
mede-
deelen,
dat
het
hem
gewenscht
voorkomt
voor
feestelijkheden
ter
viering
van
den
a.s.
verjaardag
van
H.
M.
de
Koningin
den
len
September
a.s.
te
bestemmen.
DE
TARIBFWET.
Naar
uit
parlementaire
kringen
gemeld
wordt,
heeft
de
nieuwe
Tariefwet
bij
het
onderzoek
in
de
afdeelingen
van
de
Twee
de
Kamer
sterken
tegenstand
pntmoet,
niet
alleen
bij
alle
linker
groepen,
doch
ook
bij
rechtsche
Kamerleden,
n.l.
bij
de
Chr.
Historischen.
Biijft
dez©
fractie
bij
haar
principieel
verzet
(gelijk
dat
ook
tot
uiting
is
gekomen
bij
de
verlenging
van
het
Schoenwetje)
dan
worden
de
kansen
op
aanneming
van
het
ontwerp
ongunstig
ge-
acht.
(Tel.)
DE
NIEUWE
LEERPLICHTWET.
Tengevolge
van
de
laatste
wijziging
der
Leerplichtwet
kunnen
thans
—
evenals
voor
eenige
jaren
—
de
leerlingen
de
la-
gere
school
weer
verlaten;
lo.
Als
zij
zes
jaren
leerling
eener
lagere
school
zijn
geweest
en
aUe
klassen
hebben
doorloopen
van
een
school,
die
slechts
zes
leerjaren
telt,
al
waren
zij
op
het
eind
der
6e
klas
nog
geen
12
jaar
oud;
2o.
als
zij,
voor
zoover
het
onderwijs
ge-
geven
wordt
in
klassen,
die
samen
een.
lan-
geren
leertijd
dan
zes
jaren
imiemen,
zoo-
vele
klassen
hebben
doorloopen,
als
samen
een
leertijd
omvatten
van
6
jaren,
met
dien
verstande,
dat
dan
de
verplichting
niet
ein-
digt,
voordat
zij
12
jaar
zijn
en
de
klasse
waarin
zij
12
jaar
werden,
doorloopen
hebben;
3o.
In
ieder
geval,
als
zij
de
klasse
door
loopen
hebben,
waarin
zij
13
jaar
werden.
Ten
aanzien
van
een
kind,
dat
op
30
Ju
ni
1924
op
school
was
of
moest
zijn,
is
de
leerverplichting
geeindigd
op
1
Juli
1924,
als
het
tusschen
1
Juli
1923
en
30
Juni
1924
in
een
der
bovengeiioemde
gevallen
heeft
verkeerd.
Van
met
vrucht
doorloopen,
of
blijven
zitten
of
doubleeren
is
geen
sprake.
Een
maal
doorloopen
is
dus
voldoende.
MAAS
EN
WAALSCHB
BANK.
Tegen
de
beschikking
der
Arrondisse-
ments-Rechtbank
te
Arnhem
van
den
27
Juni
j.l.
waarbij
aan
de
Maas
en
Waalsche
Bank
Kneppers
en
Cie
te
Nijmegen
voorloo-
pige
suEseance
van
betaling
is
verleend,
is
bij
het
Gerechtshof
te
Arnhem
hooger
be-
roep
ingesteld.
Het
appel
is
aangeteekend
namens
eeni
ge
crediteuren
door
den
heer
mr.
Bondam,
—
Mijn
lieveling....
mijn
schat...
stamelde
zij
door
snikken
afgebroken,
ja
gij...
gij...
gij
ten
minste
biijft
mij
nog
over.
U
heb
ik
nog
in
mijn
grenzelooze
wanhoop,
om
mij
te
helpen
in
het
leven
te
blijven,
om
mij
zelfs
nog
te
troosten.
—
Ja...
ja...
lieve
moeder,
antwoordde
Henri
met
zijn
ongekunsteld
kinderstem-
metje,
ja,
ik
heb
u
lief,
ik
heb
u
van
gan-
scher
harte
lief.
En
haastig
voegde
hij
er
bij;
—
Ea
papa
ook.
Bij
het
vernemen
van
deze
woorden
nam
de
blik
van
Marguerite
een
uitdrukking
van
hardheid
aan.
Uw
vader,
zeide
zij,
uw
vader,
dien
hebt
ij
niet
meer,
mijn
jongen.
Uw
vader
is
vertrokken,
ver,
heel
ver
van
hier,
en
voor
zeer
langen
tijd,
missehien
wel
voor
immer.
Slechts
uw
moeder
biijft
u
over.
Wij
samen
zullen
alleen
blijven.
—
Dat
is
jammer,
inaar
dan
zal
ik
toch
iederen
dag
een
gebed
voor
papa
opzeg-
gen,
antwoordde
Henri,
terwijl
hij
zijn
bei-
de
armen
liefkoozend
om
den
hals
van
zijn
moeder
sloeg.
—
Mevrouw
Bauquesne
keek
strak
voor
zich
uit,
terwijl
zij
dacht;
—
Zoo
is
dus
het
leven.
Men
is
jong,
men
heeft
het
hart
vol
illusien,
men
vat
liefde
op
voor
een
man...
Hij
is
schoon,
hij
schijnt
goed
te
zijn,
men
vetrouwt
hem
zijn
toekomst,
zijn
geluk
toe,
men
vestigl
j
al
zijn
hoop
op
hem...
En
wat
gebeurt
;
er
dan?
(Wordt
vervolgd)