Tekstweergave van BWB1935_0309_00005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zaferdag
9
Maart
1935.
68c
Jaargang
^
No.
10.
BOXMEERSCH
WEEKBLAD
Tweede
Blad.
Landboiiw.
HET
KALF
WIL
NIET
DRINKEN.
Kalveren,
die
gedrenkt
moeten
worden
stribbelen
in
het
begin
vaak
tegen,
als
zg
uit
een
emmer
moeten
drinken.
Ze
doen
eenvoudig
den
bek
niet
open,
als
men
deze
in
de
emmer
met
mell^
duwt.
Men
kan
dan
probeeren,
ze
door
een
met
melk
bevochtigde
duim
aan
het
zuigen
en
vervolgens
aan
het
drinken
te
krij-
gen,
doch
ook
dit
middel
heeft
nietaltijd
succes.
Men
moet
dan
overgaan
tot
een
anderen
maatregel,
waarmee
overigens
goede
resultaten
zijn
bereikt.
Van
eind-
jes
bindtouw
wordt
een
koord
genaaid,
dat
ongeveer
zoo
dik
als
een
duim
is,
maar
vooral
niet
te
hard
mag
worden.
Het
koord
wordt
door
den
bek
van
het
kalf
gehaald
en
in
deh
nek
vastgebon-
den.
Het
kalf
begint
er
dan
op
te
kau-
wen
en
als
men
het
nu
met
den
bek
in
de
melk
duwt,
krijgt
het
de
vloeistof
op
de
tong
en
proeft
deze
onder
het
kauwen.
Zoo
begint
het
te
drinken,
of
het
wil
of
niet.
Door
het
zachte
koord
wordt
het
daarbij
niet
gehinderd.
Men
kan
het
koord
trouwens
over
de
breedte
van
den
bek
reeds
met
melk
bevochtigen,
voordat
men
het
aanlegt.
Bij
den
volgenden
maal-
tijd
wordt
het
koord
zoo
noodig
weer
gebruikt,
doch
alleen
nadat
het
in
kokend
water
is
afgespoeld.
Verzuimt
men
dit,
dan
kan
het
kalf
door
het
binnenkrijgen
van
verzurende
melk
diarrhee
krijgen.
Natuurlijk
wordt
de
door
ons
beschreven
maatregel
slechts
in
een
geval
van
uiter-
ste
nood
toegepsist.
VOORTSCHRIJDENDE
WETENSCHAP.
Fosforzuur
thans
favoriet.
Men
heeft
in
den
loop
der
tijden
altgd
gezien
dat
gedurende
een
bepaalde
pe-
riode
een
of
andere
zaak
meer
dan
an
deren
op
den
voorgrond
trad.
Bij
de
veevoeding
heeft
men
zulke
pe-
rioden.
Over
eiwit
is
amiden
is
geboomd.
Daarna
kwamen
vitaminen
de
belang-
stelling
in
bijzondere
mate
vragen.
Ook
heeft
men
een
geheele
tijd
zoo
goed
als
over
niets
anders
dan
over
ruwveezel,
over
zetmeelwaarde,
enz.
gehandeld.
Op
ander
gebied
waren
het
weer
an-
dere
onderwerpen,
die
achtereenvolgens
buitengewone
belangstelling
genoten.
Bij
de
bemesting
bijv.
heeft
eerst
de
strijd
stalmest
of
kunstmest
of
half
om
half
de
gedachten
bezig
gehouden.
Ook
de
stik-
stofbemesting,
de
kalibehoefte
en't
kalk-
vraagstuk
hadden
perioden
van
meer
dan
gewone
belangstelling
en
maakten
beur-
telings
plaats
voor
andere
onderwerpen,
al
geraakten
ze
dan
gelukkig
meestal
niet
z66
op
den
achtergrond,
dat
ze
ver-
onachtzaamd
werden.
Thans
is
de
fosforzuurbehoefte
een
van
de
punten,
die
de
belangstelling
trek-
ken.
Niet
het
minst
misschien
wel
door
het
tot
voor
kort
nog
niet
tot
theorie
en
practijk
doorgedrongen
feit,
dat
met
de
voornaamste
fosforzuurmest
het
slakken-
meel,
een
groote
hoeveelheid
kalk
gege-
ven
wordt,
die
vlug,
krachtig
en
heilzaam
op
den
bodemtoestand
werkt.
En
kalk
had
tot
voor
kort
de
meeste
belangstel
ling.
Dit
feit,
dat
met
slakkenmeel
zoo-
wel
fosforzuur
als
kalk
gegeven
wordt,
een
reden
waarom
het
zooveel
gevraagd
werd,
heeft
sommigen
In
Belgie
bijv.
er
toe
gebracht
ruwe
fosfaten
te
behande-
len
totdat
een
stof
verkregen
werd
die
ook
fosforzuur
en
ook
kalk
bevat.
Met
deze
feiten
wordt
reclame
gemaakt.
Doch
de
Nederlandsche
boeren
en
tuinders,
die
nadenken
—
en
dat
doen
de
meesten
—
laten
zich
niet
zoo
gauw
van
de
bee-
nen
redeneeren.
Zij
willen
resultaten.
Die
zagen
zij
met
slakkenmeel.
Het
nieuwe
product
mag
enkele
centen
goedkooper
schijnen
te
zijn,
maar
het
geeft
zeker
niet
dre
resultaten.
In
welke
mate
het
fosforzuur
tot
be-
schikking
der
planten
komt
is
nog
niet
bekend
en
de
kalk
erin
is
een
heel
min
derwaardig
soort.
En
nevenwerking
van
de
z.g.n.
ballaststoffen
mist
men
even-
eens.
Laten
wij
voorloopig
maar
afwach-
ten
of
de
mooie
uitheemsche
naam
van
I
dit
product
inderdaad
meer
is
dan
era
woord
en
of
het
de
hooge
prijs
waard
is.
j
Zoo
wordt
wetenschap
een
schijnvertoo-
ing
waarmede
men
niet
voortschrijdt,
j
doch
achteruitgaat.
lets
waar
de
Neder
landsche
boer
en
tuinder
niet
in
meegaat.
Uit
de
Geschiedenis
van
Vierlingsbeek.
VI.
HET
VEER.
Sedert
eeuwen
bestaat
er
te
Vierlings
beek
een
veer,
algemeen
bekend
onder
den
naam
van
De
Staai
of
Beekerstaai.
Uit
een
oude
Memorie
zijn
wij
het
een
en
ander
over
dit
veer
te
weten
geko-
men.
De
heerren
van
het
voegere
land
van
Cuijk,
waartoe
ook
Vierlingsbeek
be-
hoorde,
waren
vaak
in
strijd
met
het
na-
bijgelegen
Gelder,
zoo
ook
op
het
einde
der
lie
eeuw.
In
die
dagen
stond
aan
het
hoofd
der
heerlijkheid
Johanna
van
Cuijk.
Zij
deed
„des
gudesdages
nae
sunte
Lucien-dage
der
heiliger
joncfrouw"
te
weten
15
December
1400
ten
behoeve
van
Willem
I,
hertog
van
Gelder,
afstand
van
het
benedenste
gedeelte
harer
heer
lijkheid,
zich
tevens
verplichtende
tot
leenhulde
voor
het
overige
van
haar
ge
bied.
De
hertog
gaf
haar
voor
deze
af-
stand
het
levenslang
vruchtgebruik
van
haar
vroeger
gewest.
Op
denzelfden
dag
verklaarde
de
stad
Grave
den
hertog
te
erkennen
als
haar
bestuurder
en
beloofde
hem
hulde
en
trouw,
waarop
deze,
daags
daarna
de
vrijheden
en
rechten
der
stad
en
van
het
land
van
Cuijk
bij
afzonder-
lijke
brieven
bevestigde.
Het
gewest
bleef
echter
een
Brabantsche
leen
en
de
Hertog
van
Gelder
nam
de
verplichting
op
zich
om
de
leeneed
bij
het
hertogelijk
bestuur
van
Brabant
af
te
leggen,
wijl
het
gebied
van
Cuijk
deel
uitmaakte
van
dat
hertogdom.
Hieruit
wordt
het
duidelijk,
hoe
hertog
Arnoud
van
Gelder
omstreeks
het
mid
den
der
15e
eeuw
aan
zijn
zoon
Johan
kon
toestaan
te
Vierlingsbeek
een
veer
op
te
richten.
Dit
voorrecht
werd
hem
geschonken
op
voorwaarde,
dat
hij
ge-
noemd
veer
jaarlijks
zou
verpachten
tegen
een
bedrag,
dat
cijns
heette
en
waar
van
5
goudguldens
aan
een
klooster
moesten
geschonken
worden.
De
zoon
nam
dit
aan
en
zou
de
bepaalde
som
aan
een
klooster-
gemeente
in
de
nabijheid
van
Straelen
overdragen.
Tien
jaar
later
in
1488
deed
dit
convent
afstand
van
die
schenking
en
schonk
die
cijns
aan
rldder
Hendrik
Schenck
van
Nidegen.
In
de
eerste
helft
der
16e
eeuw
be-
weerde
echter
de
Heer
van
Well
en
Ber
gen,
dat
het
recht
van
overvaart,
ook
aan
de
zijde
van
Vierlingsbeek
aan
hem
alleen
toekwam.
Alard
van
Beeckerstaey,
in
die
dagen
eigenaar
van
het
veer,
sloot
om
alle
verdere
moeilijkheden
te
voorko-
men
een
overeenkomst
met
Adriaan
van
Bljland,
Heer
van
Well,
want
hij
wilde
in
geen
geval
genoodzaakt
worden
De
Staai
te
versterken,
al
waren
de
rechten
van
zijn
tegenstander
nog
zoo
twijfel-
achtig.
Dit
had
plaats
17
Maart
1533,
wat
blijkt
uit
de
volgende
oude
mede-
deeling;
,,Alart
van
Bekerstaeij
is
ver-
draegen
mette
heere
tot
Well,
Adriaan
van
Bljland
in
het
jaar
XXXIII
op
Sinte
Gertruidendagh
dat
hij
met
sijn
verschip
aen
mach
vaeren
in
mijnes
heeren
heer-
licheijdt
als
Bergen
ende
Aeijen,
sal
daervan
geven
op
synte
Gertruidendagh
vijff
en
een
halve
goldgulden
alle
jaer,
des
sal
Alart
overfaeren
mijn
Heer
ende
siin
huijsgezin,
dienaeren
ende
boeden
(dlenstboden),
soo
laghe
hij
dat
vher
heft,
sonder
eenigh
vergelt
daervan
te
nemen.
Dat
het
voorschreven
alsoo
van
worde
tot
worde
deses
inhalts
is
luijdende
betuige
ick
onderschreven
richter
und
rentmeester
indertijdt
der
frijheerlicheijt
Well
und
Bergen
voorschreven.
Datum
den
25
Marty
sestijen
hondert
zeventwintigh".
Nog
volgde
de
mededeeling:
voorge-
melte
is
gevenoveert
uytte
die
aide
boecken
in
den
jaere
vijftijenhondert
vijff
en
vertigh".
Zekere
Anna
van
Bijland
verklaarde
in
een
kwitantie
van
1575,
„dat
sij
voor
haar
en
haaren
breeder,
den
Vrijheer
van
Well,
de
recognitie
van
vijf
goud-
gulden
gebeurd
en
dntfangen
had,
en
dat
2
FEUILLETON.
Het
wrekend
verleden
ROMAN
VAN
J.
S.
FLETCHER.
VERTAALD
DOOR
F.
VAN
VELSEN.
(Nadrufe
verboden.)
MISDAAD
EN
VOORSPOED.
Nadat
Kitely
was
vertrokken,
bleef
Cotherstone
als
wezenloos
staan
en
staar-
de
met
glazige
oogen
naar
den
stoel,
waarop
de
geldafperser
had
gezeten.
Hij
scheen
zich
de
werkelijkheid
nog
niet
be-
wust
te
zijn.
Het
eenige
wat
hij
voelde,
of
liever,
waarvan
hij
vervuld
was,
scheen
verbazing
te
zijn
ten
opzichte
van
Kitely
zelf.
Hij
ging
voor
zichzelf
na
in
welke
relatie
hij
tot
Kitely
stond.
Hun
kennismaking
was
van
zeer
jongen
da
tum,
eigenlijk
pas
van
gisteren.
Ongeveer
drie
maanden
geleden
washq
bij
wijze
van
uitstapje
naar
dit
gedeelte
van
het
land
gereisd
en
dat
het
landhuis-
je
van
Cotherstone
hem
bijzonder
aan-
stond,
reden
waarom
hy
gaarne
wilde
weten,
hoe
hoog
de
huur
ervan
was.
On
der
het
gesprek
door
had
hy
te
verstaan
gegeven,
dat
hij
zich
uit
zaken
had
terug
getrokken
en
dat
hij
naar
een
rustig
plekje
zocht
om
de
rest
van
zijn
leven
te
slijten.
Het
resultaat
was,
dat
hij
het
huisje
had
gehuurd,
nadat
hij
voldoende
referenties
had
opgegeven,
om
naar
zijn
soliditeit
te
informeeren.
Cotherstone
had
als
druk-bezet
zakenman,
verder
met
meer
aan
hem
gedacht.
Zeker
had
hij
nooit
de
mededeeling
verwacht,
dai
Kitely
hem
en
Mallalieu
zou
herkend
heb-
ben
als
menschen,
die
hij
dertig
jaar
ge
leden
had
gekend.
Zijn
heele
leven
lang
had
Cotherstone
getracht,
alles
betreffende
de
gebeurte-
nls
van
dertig
jaar
geleden,
te
vergeten
en
tot
op
zekere
hoogte
was
hy
er
in
ge-
slaagd
zijn
geheugen
in
slaap
te
wiegen.
Doch
Kitely
had
het
wakker
geschud
en
alles
stond
weer
helder
en
duidelijk
voor
zijn
geest.
Zijn
wenkbrauwen
trok-
ken
samen
en
zijn
gelaat
verduisterde,
toen
hij
aan
dingen
dacht,
waarover
Ki
tely
zoo
juist
gesproken
had
op
zoo'n
luchtigen
toon,
n.l.
de
bank
der
beklaag-
den
en
de
gevangenis.
Hij
zag
zichzelf
terug
in
de
rechtszaal,
Mallalieu
naast
zich.
Zij
heoten
toen
niet
Mallalieu
en
Cotherstone,
natuurlijk
niet.
Ja,
hij
her-
innerde
zich
nu
alles.
Het
geval
had
des-
tijds
algemeen
opzien
verwekt
in
Wil-
chester
—
Wilchester,
dat
sedert
dertig
jaar
even
ver
buiten
zijn
gedachtensfeer
lag,
als
een
of
ander
onbekend
plaatsje
ergens
op
den
aardbol.
Het
was
een
ta-
melijk
vuns
zaaJije
geweest
—
nu
hij
er
aan
terug
dacht
steeg
het
bloed
hem
nog
naar
de
wangen.
Twee
jongelieden
van
goeden
huize,
aangeklaagd
wegens
ver-
duistering
van
het
kapitaal
van
een
bouwmaatschappij,
waar
zij
als
kassier
en
secretaris
in
functie
waren.
Een
lee-
lijk
geval!
Zoo
dacht
ook
de
rechter
er
over
en
hij
veroordeelde
hen
tot
twee
jaar
gevangenisstraf.
Dien
tijd
van
op-
sluiting
herinnerde
Cotherstone
zich
als
een
akeligen
droom.
Toch
was
het
wer
kelijkheid
geweest.
Plotseling
richtte
zijn
oog
zich
van
de
stoel
naar
zijn
handen
—
zij
beefden
geweldig.
Werktuigelijk
greep
hij
de
whisky-karaf
van
het
buffet
en
schonk
zijn
glas
half
vol;
het
glas
rinkelde
te
gen
den
hals
van
de
karaf.
,,Ja
^
dat
was
een
schok,
mompelde
hij
bij
zichzelf,
die
door
de
heele
whiskyvoorraad
van
Engeland
niet
kon
worden
hersteld.
Doch
een
flinke
teug
zou
zijn
zenuwen
weer
tot
bedaren
brengen
en
daarom
dronk
hij
toen
nog
eens
en
bleef
daarna
met
het
glas
in
de
hand
zitten
denken,
stssds
d3.3,r
De
oude
Kitely
was
een
listige
kerel.
Hij
had
plotseling
op
een
feit
gezinspeeld
dat
de
menschen
uit
Wilchester
van
der
tig
jaar
geleden
nooit
in
gedachten
zou
zijn
gekomen.
Destijds
ging
het
praatje
dat
de
twee
veroordeelden
het
geld
van
ook
de
cijns
van
de
voorgaande
jaaren
v66r
den
jaare
1575
mede
voldaan
waren"
Hier
is
natuurlijk
geen
sprake
van
de
som,
die
jaarlijks
voor
het
veer
moest
betaald
worden,
want
die
bedroeg
meer.
Reeds
is
meegedeeld,
dat
in
1488
door
een
klooster
bij
Straelen
het
recht
op
de
recognitie
van
5
goudgulden
was
ge
schonken
aan
Hendrik
Schenk
van
Ni
degen.
De
Heeren
van
Well
waren
ver-
want
aan
die
familie
en
daardoor
in
het
bezit
gekomen
van
genoemde
cijns.
Uit
andere
oude
stukken
blijkt,
dat
ook
het
geld
voor
de
overvaart
geregeld
door
de
eigenaars
van
het
veer
te
Vier
lingsbeek
werd
betaald.
De
reeds
aan-
gehaalde
Memorie
bevestigt
dit
voor
de
jaren
van
1679
tot
en
met
1694.
Op
het
einde
der
17e
eeuw
had
Gerard
Lief
kens
te
Maashees
„uit
eigen
autho-
riteit
zich
vermeten
aldaar
een
veer
op
te
richten".
Natuurlijk
kwam
de
heer
van
Venraij
en
Macken
als
eigenaar
van
De
Staai
te
VierUngsbeek
hiertegen
in
verzet.
Hij
wendde
zich
tot
de
Raad
van
Brabant
en
ook
tot
het
bestuur
van
't
land
van
Overmaas.
Op
23
Maart
1691
volgde
de
uitspraak
en
de
deurwaarder
Johannes
van
Drijendaal
maakte
aan
Liefkens
bekend,
dat
hij
gehandeld
had
■
in
strijd
met
het
recht.
Bij
herhaling
wisselde
het
veer
te
Vier
lingsbeek
van
eigenaar.
Tijdens
het
le
ven
van
Johan
van
Gelder,
die
van
zijn
vader
verlof
bekwam
om
het
veerhuis
aldaar
te
bouwen,
werd
het
bewoond
door
Maes
Rembot
van
Beekerstade
en
zijn
huisvrouw
Margriet.
Op
het
einde
der
16e
eeuw
was
Hendrik
Donckers;
Heer
van
De
Staai.
De
oude
Memorie
zegt
van
hem:
„Ede
toen
de
nagelatene'
goederen
van
denselven
Hendrik
Donc
kers
hebben
moeten
worden
verdeeld
on
der
deszelfs
kinderen,
zoo
is
in
den
jaare
1593
op
den
12en
Februari
het
gemelde
veer
toegedeeld
aan
Aart
Palinx,
als
man
ende
momboir
van
Aeltje
Donckers,
als
zijnde
aan
denselven
Aart
Palinx
voor
deszelfs
lot
onder
anderen
aan
en
toebedeelt
de
Staeij
met
het
veer,
en
mits
dien
het
gemelde
veer
met
de
huizinge
van
Beekerstaeij,
zijnde
het
veerhuis
van
hetzelve
veer.
Dan
na
den
dood
van
Aart
Palinx
deszelfs
goederen
onder
zijne
kin
deren
ende
erfgename
verdeelt
geworden
zijnde,
zoo
is
het
veerhuis
ende
schuur,
genaamd
de
Staeij
met
de
gerechtigheid
van
het
veer
ende
overvaeren
gelijk
sulks
bij
Aart
Palinx
was
bezeten,
alsmede
met
de
schepen,
ankers,
kettmgen
en
tonnen,
die
voorhanden
waren
ten
deele
gevallen
aan
Geeske
Palinx,
eene
van
de
dochters
van
Aart
Palinx
en
weduwe
van
Ebben.
Johan
Reijnier
van
der
Boeijen,
Heer
van
Venraij
en
Macken
kwam
in
1671
in
het
bezit
van
een
groot
gedeelte
van
Beekerstaai
en
ook
van
het
veer.
Twee
jaren
later
slaagde
hij
er
in
door
aan-
koop
ook
eigenaar
te
worden
van
het
andere
deel.
Johan
van
Gelder
had
de
verplichting
op
zich
genomen
het
veer
te
Vierlingsbeek
jaarlijks
te
verpachten.
In
een
oud
con
tract
vinden
wij
hierover
eenige
bijzon-
derheden
opgeteekend.
Daarin
lezen
wij:
„Heer
Johan
van
der
Boeijen,
baron
van
Macken
heeft
op
den
6
April
1720
ver-
pacht
aan
'Caspar
Toebarts
en
Petronel-
la
Hensen,
echtelieden,
zijne
hofstede
ge-
naemt
Beekerstaeij,
gelegen
onder
de
dingbank
van
Vierlingsbeek,
te
weten
't
groote
huis,
schuur,
turfschop,
bakhuis,
koolhoven,
boomgaarden
en
ander
weij-
landen
omme
en
aan
deesen
gelegen
en
daartoe
behoorende,
met
ook
het
bouw-
land
ende
profijten
van
het
Lijnpeefden-
brugsken
en
van
het
veer,
benevens
de
visscherije,
daartoe
annex
ende
sulks
voor
den
tijd
van
agt
agtereenvolgende
jaaren".
Hetzelfde
contract
vermeldt
nog:
,,Wij-
ders
heeft
op
den
7
December
1738
de
Hooggeboore
Freule
Theresia
Barornesse
Van
der
Boeijen
aan
Jan
van
den
Bosch
voor
den
tijd
van
agt
agtereenvolgende
jaaren
verpacht
voorschreven
haare
hof
stede,
genaamd
Beekerstaeij
en
sulks
met
alles,
wat
daaraan
was
behoorende
en
gelijk
hier
boven
naar
staat
om-
schreven".
De
aangehaalde
Memorie
was
vroeger
in
het
bezit
van
het
kasteel
Makken
te
Vierlingsbeek.
Verdere
biizonderheden
over
de
Beekerstaai
worden
er
niet
in
meegedeeld.
FRATER
THEODARDUS.
msEMEEii
mmmm
BINNENLAND.
Staatsraad
A.
W.
F.
Idenburg
overleden.
Vorige
week
Donderdag
is
in
den
vroe-
gen
ochtend
in
het
Roode
Kruiszieken-
huis
te
Den
Haag
overleden
de
Minister
van
Staat,
Staatsraad
Idenburg,
oud-
Gouverneur
Generaal
van
Ned.-Indie,
oud-
Gouverneur
van
Suriname,
oud-Minister
van
Kolonien.
Uit
deze
opsomming
blijkt
wel
op
welk
een
buitengewoon
eervolle
loopbaan
de
heer
Idenburg
bij
zijn
heengaan
heeft
mogen
terugzien.
En
dan
te
bedenken,
dat
de
ontslapen
e
eerst
op
40-jarigen
leeftijd
het
terrein
der
politiek
betrad.
De
heer
Idenburg
werd
sinds
een
paar
weken
in
het
Roode
Kruisziekenhuis
ver-
pleegd,
totdat
Donderdagochtend
een
hartverlamming
plotseling
een
einde
heeft
gemaakt
aan
dit
werkzaam
leven.
Verbindendverklaring
van
onder-
nemersovereenkomsten.
De
verbindendverklaring
der
onderne-
mersovereenkomsten
is
door
de
Tweede
Kamer
met
groote
meerderheid
aangeno-
men.
Dit
wetsontwerp
beteekent
een
stap
in
de
goede
richting.
Nadat
het
wetsontwerp
nog
eenige
malen
onderwerp
van
bespreking
in
de
Tweede
Kamer
is
geweest,
heeft
de
Mi
nister
van
Economische
Zaken
de
heer
Steenberghe,
in
een
uitvoerige
rede
het
standpunt
van
de
regeering
nader
uiteen-
gezet.
De
regeering
zal
de
wet
voorzich-
tig
toepassen;
_er
moet
een
,,co6rdinatie"
komen
van
het
groepsbelang
der
produ-
centen
en
het
algemeene
volksbelang.
Het
Ministerie
van
Economische
Zaken
zal
de
verschillende
groepsbelangen
in
juiste
,,synthese"
samenbrengen.
Tegen
deze
woorden
is,
vooral
van
11-
berale
zijde,
heftig
geageerd.
De
liberale
partij
is
natuurlijk
tegen
de
verbindend
verklaring,
omdat
hierdoor
een
deel
van
de
individueele
vrijheid
te
niet
zou
worden
gedaan
en
dit
zou
alweer
verdere
beper-
king
van
hun
rechtsstaat
beteekenen.
Een
tijdelijke
regeling,
van
geval
tot
geval
door
de
Staten-Generaal
te
beoor-
deelen,
zoo
zeggen
zij,
zou
te
aanvaarden
zijn.
De
liberale
Kamerfractie
kon
het
wetsontwerp
niet
goedkeuren
op
grond
van
het
feit,
dat
het
een
gevaar
voor
den
consument
inhoudt.
Immers
door
de
bin-
dendverklaring
zouden
prijzen
verhoogd
worden,
waardoor
het
toch
al
hooge
in-
dexcijfer
nog
meer
zou
toenemen.
Minister
Steenberghe
heeft
er
echter
op
gewezen,
dat
behalve
het
groepsbelang
der
producenten
ook
het
algemeen
volks
belang
zou
worden
gecoordineerd.
En
zeker
zou
hierdoor
een
goede
regeling
van
overheidswege
te
bereiken
zijn,
waar
door
zonder
twijfel
den
laatsten
consu
ment
de
hand
boven
het
hoofd
zou
wor
den
gehouden.
De
contrde
op
de
verboden
bus-
diensten.
De
controle
op
de
niet
geconcessioneer-
de
busdiensten
is
nog
altijd
niet
afgeloo-
pen.
Had
men
eerst
een
cordon
om
ge-
heel
Den
Haag
getrokken,
toch
bleek
deze
maatregel
nog
niet
voldoende
en
moest
men
zijn
toevlucht
zoeken
tot
con
trole
per
auto.
Deze
controle-maatregel
bleek
beter
te
werken
en
geen
enkele
ver
boden
bus
kwam
in
of
uit
Den
Haag.
Het
passagiers-taxi-vervoer
liet
men
echter
alsnog
ongemoeid,
omdat
men
van
meening
was,
dat
dit
bedrijf
aldus
niet
rendabel
zou
kunnen
worden.
Intusschen
is
toch
tegen
een
Haagsche
taxi-ondernemlng,
welke
een
regelmatige
dienst
onderhoudt
op
Amsterdam
een
geldboete
geeischt
van
10
gulden.
We
zijn
benieuwd
hoe
deze
zaak
afloopt
daar
naar
onze
meening
de
wet
hier
te-
kort
schiet.
Nieuw
grOot
bezuinlgingsplaii.
Het
schijnt
dat
de
regeering
op
het
oogenblik
gereed
is
gekomen
met
een
nieuw
groot
bezuinigingsplan,
maar
dat
kan
niet
dienen
om
meerdere
uitgaven
te
dekken,
doch
is
slechts
bedoeld
.als
een
poging
om
het
tekort
op
de
Staatsbegroo-
i
ting
zooveel
mogelijk
weg
te
werken.
We
vernemen,
dat
het
de
bedoeling
is
om
we-
i
derom
eenige
rechtbanken
op
te
heffen
en
belangi'ijke
sociale
voorzieningen
in
te
krimpen;
er
is
b.v.
sprake
van,
dat
de
Armenraden
zullen
worden
opgeheven,
Keuringsdiensten
sterk
worden
ingekrom-
pen
enz.
Door
deze
bezuiniging
zal
de
werkloosheid
worden
vermeerderd^
en
het
algemeen
maatschappelgk
welzijn
worden
geschaad.
Crisis
en
kermisprei.
De
geest
van
de
massa
wordt
niet
lan-
ger
geboeid
door
het
crisisspook.
In
de
eerste
jaren
der
groote
economische
in-
zinking
nam
het
publiek
er
grif
genoegen
mee,
dat
bepaalde
openbare
vermake-
;
lijkheden
als
kermissen,
tijdelijk
kwamen
te
vervallen.
Maar
nu
nemen
degenen,
'
die
dat
nog
6ven
doen
kunnen
—
en
ook
velen,
die
het
eigenlijk
niet
kunnen
doen,
hun
oude
verzetje
weer
op.
BUITENLAND.
de
bouwmaatschappij
met
speculeeren
hadden
verloren
en
er
waren
eenige
redenen
voor
die
veronderstelling.
Doch
de
waarheid
was
het
niet.
Zij
hadden
't
geld
zorgvuldig
verstopt
en
toen
hun
straftijd
verstreken
was,
behoefden
zij
niets
anders
te
doen,
dan
het
geld
voor
eigen
doeleinden
gebruiken.
Zij
waren
voorzichtig
geweest
en
hadden
het
ver-
standig
aangelegd;
dat
bekende
Cother
stone
nu,
na
dertig
jaren,
volmondig.
Kalm
en
zonder
opzien
te
wekken,
waren
zij,
na
hun
straftijd,
uit
het
zuidelijke
gedeelte
van
Engeland
verdwenen.
Zij
hadden
het
praatje
uitgestrooid,
dat
zij
naar
het
vasteland
zouden
gaan,
om
t
verleden
uit
te
wisschen
en
een
nieuw
leven
te
beginnen;
zelfs
wist
men
te
ver-
tellen,
dat
zij
te
Liverpool
zouden
samen-
komen,
om
met
de
boot
naar
Amerika
te
gaan.
Doch
in
Liverpool
hadden
zij
't
gansche
verleden
van
zich
afgeschud
•
namen,
betrekkingen,
antecedenten.
Er
was
geen
reden
om
te
veronderstellen,
dat
men
hun
vertrek
naar
het
buiten-
land
zou
gadeslaan,
doch
zelfs
daarte-
gen
hadden
zij
hun
maatregelen
geno
men.
Zij
gingen
uit
elkaar
en
ieder
ver-
trok
op
eigen
gelegenheid,
doch
ver
in
het
Noorden
des
lands
kwamen
zij
we-
der
te
samen.
Zij
waren
daarheen
ge
trokken,
naar
aanleidlAg
van
een
ad-
vertentie,
welke
zij
toevallig
te
Liverpool
in
eeri
krant
hadden
gelezen
en
waarin
een
gev^tigde
zaak
te
Highmarket
we
gens
sterfgeval
te
koop
werd
aangebo-
den.
Het
resultaat
van
hun
reis
was,
dat
zij
de
zaak
kochten.
Vanaf
dat
oogen-
biik
waren
zg
Anthony
Mallalieu
en
Mil-
ford
Cotherstone
en
was
het
verleden
dood.
Gedurende
de
dertig
jaren,dat
het
ver
leden
een
ongeopend
boek
was
geweest,
had
Cotherstone
dikwijls
hooren
zeggen,
dat
onze
wereld
maar
zeer
klein
is
en
in
zichzelf
had
hij
dan
steeds
gelachen.
Voor
hem
en
zijn
compagnon
was
de
wereld
groot
genoeg
geweest.
Zij
waren
nu
vier-
honderd
kilometer
van
het
tooneel
hun-
ner
misdaad
verwijderd.
Er
was
niets,
sutler
verkouden.
Uit
Berlijn
kwam
van
de
week
't
ont-
stellende
bericht
dat
Hitler
verkouden
is.
Men
moet
zoo
lets
niet
als
een
kleinig-
heid
beschouwen,
want
als
de
mannen
van
zulk
kaliber
een
politieke
niesbui
krijgen,
dan
kan
de
wereld
er
van
beven.
Aldus
wordt
ook
thans
aangenomen,
dat
de
verkoudheid
van
Hitler
een
heel
an-
^
der
aanzien
geeft
aan
de
Europeesche
po
litiek.
Men
neemt
n.l.
vrij
algemeen
aan,
dat
zijn
ziekte
slechts
een
voorwendsel
is
om
voorloopig
af
te
komen
van
het
bezoek
van
Sir
John
Simon,
den
Engel-
schen
minister,
die
met
Hitler
zou
komen
praten
over
een
organisatie
van
den
vre-
de
in
Europa.
Kort
v66r
diens
voorge-
nomen
vertrek
heeft
de
Engelsche
regee-
I
ring,
vermoedelijk
om
de
komende
be-
'
sprekingen
te
beinvloeden,
een
Wltboek
gepubliceerd,
waarin
de
redenen
worden
'
ulteengezet,
waarom
Engeland
zich
op
't
oogenblik
gedrongen
gevoelt
om
voor
dit
jaar
tesamen
lOV^
millioen
Pond
m66r
uit
te
trekken
op
de
begrooting
voor
de
bewapening
en
de
Duitsche
re
geering
heeft
zich
aan
die
motieven
zeer
geergerd.
De
Engelsche
regeering
uitte
haar
meening
dat
de
ongecontroleerde
herbewaping
van
Duitschland
haar
nood-
zaakt
om
de
militaire
uitgaven
aanzien-
lijk
te
verhoogen.
In
het
algemeen
wordt
de
Europeesche
bewapening
tot
het
waan-
zinnige
opgedreven.
Men
heeft
berekend
dat
v66r
den
wereldoorlog
Duitschland
12%
van
zijn
productievermogen
in
dienst
van
de
nationale
verdediging
had
staan;
dit
percentage
moet
momenteel
voor
werkzaamheden
in
rechtstreekschen
of
indirecten
dienst
van
de
weermacht
tot
75
a,
80
pCt.
opgevoerd
zijn.
Voor
Italie
moet
de
verhouding
nog
frappan-
ter
zijn,
terwijl
in
Frankrijk
de
bewape
ning
als
een
onbeperkte
bron
voor
werk-
verschaffing
geldt.
Hoe
het
mogelijk
moet
zijn
om
een
„Europa
onder
de
wa-
penen"
te
blijven
financieren,
waagt
men
zich
niet
af
te
vragen,
evenmin
hoe
gammel
de
economische
toestand
zich
zou
voordoen,
wanneer
de
arbeiders
al-
dat
de
menschen
uit
Wilchester
naar
Highmarket
lokte;
dit
was
eveneens
het
geval
met
die
uit
Highmarket;
dus
we-
|
derkeerig.
Hij,
noch
Mallalieu
gingen
|
ooit
ver
van
huis;
Londen
vermeden
zij
j
zorgvuldig,
omdat
zij
daar
de
meeste
kans
!
liepen
oude
kennissen
te
ontmoeten.
Vol
ijver
hadden
zij
zich
aan
hun
zaken
ge-
wijd
en
na
jarenlange
volharding
waren
zij
tot
welstand
gekomen.
Spoedig
ston-
den
zij
bekend
als
ijverige,
jonge
men
schen,
die
tot
de
notabelen
van
het
vijf-
duizend
zielen
sterke
stadje
behoorden.
Zij
werden
geraadpleegd
over
stedelijke
belangen.
Mallalieu
werd
eerst
lid
van
den
Gemeenteraad
en
Cotherstone
eenigen
tijd
nadien,
Zij
waren
in
het
behartigen
der
gemeentebelangen
even
voorspoedig
als
zij
met
hun
eigen
zaken
waren
ge
weest
en
dit
had
tot
gevolg,
dat
hun
de
hoogste
eere-
en
vertrouwensposten
wer
den
aangeboden,
Mallalieu
droeg
nu
den
burgemeestersketen
reeds
voor
de
twee
de
maal
en
Cotherstone
beheerde
reeds
sedert
meerdere
jaren
de
financien
der
gemeente.
Nu
hij
daar
zoo
in
het
haard-
vuur
zat
te
staren,
overwoog
hij,
dat
er
in
het
geheele
stadje
geen
twee
men
schen
waren,
die
meer
geacht
werden
en
meer
vertrouwen
genoten
dan
hij
en
zijn
compagnon
—
zijn
compagnon
in
voor-
spoed
en
misdaad.
I
Doch
dat
was
niet
alles.
Beide
mannen
I
waren
binnen
weinige
jaren
na
hun
ves-
!
tiging
te
Highmarket
gehuwd
en
wel
met
'
meisjes
uit
de
meest
vooraanstaande
fa
milies
der
stad;
het
was
misschien
maar
i
goed,
dacht
Cotherstone,
dat
hun
vrou-
wen
gestorven
waren
en
dat
Mallalieu
nooit
met
kinderen
was
gezegend.
Doch
Cotherstone
had
een
dochter,
waarop
hij
even
dol
als
trots
was
en
die
hij
als
rijke
vrouw
hoopte
achter
te
laten;
daar
i
voor
had
hij
gezwoegd
en
geploeterd.
Hij
had
er
voor
gezorgd,
dat
zij
een
uitste-
i
kende
opvoeding
genoot
en
zelfs
het
of-
i
fer
gebracht,
haar
tegenwoordigheid
2
!
jaren
te
missen,
om
haar
naar
een
def-
tige
kostschool
in
het
buitenland
te
zen-
1
den;
sedert
dien
had
hfl
haar
met
weelde
JEUGDACTIE
Jonge
Werkman.
IV.
Zoo
zocht
de
jongen:
leeftijdsgenooten,
die
ongeveer
van
een
zelfde
geestelijke
kracht
zijn,
en
dan
wordt
daar
buiten
onder
de
lantaarnpaal
gedaasd
—
gekan-
kerd
—
geouwewijfd
over
honderd
en
een
dingen.
Het
dazen
—
mits
niet
positief
over
slechte
dingen
—
is
niet
verkeerd,
dat
is
juist
een
experimenteeren
—
een
proeven
nemen
—
leeren
praten
—
lee-
ren
redeneeren
—
leeren
denken
—
blik
verruimen
—
zich
zelf
toetsen
aan
an
deren,
die
ongeveer
even
wijs
en
even
machtig
zgn.
Daarom
is
Jeugd
de
tijd
van
critiek
—
onbarmhartig
f^lle
critiek,
onbevangen,
frisch,
staan
de
jongeren
In
het
leven,
nieuw
in
alles
wat
ze
zien,
ze
meten
al
les
aan
de
pas
ontdekte
ideeen
en
radi-
caal
—
absoluut
—
verwerpen
ze
het
oude
en
juichten
het
nieuwe
toe.
De
jeugd
aanvaardt
geen
compromissen,
geen
schipperen
met
principe.
De
jeugd
haat
de
vrome
gezichten
die
een
liberale
ziel
verbergen,
de
jeugd
vloekt
onwaarach-
tigheid.
Uit
deze
inwendige
en
uitwendige
oor-
zaken
is
de
jeugd
opstandig.
Daaruit
vloeit
vanzelf
ook
voort
de
achterdocht
van
de
jeugd
tegenover
ouderen
en
hun
instellingen.
Alles
toetsen
zij
aan
hun
strakke
primitieve
principe.
En
dan
voelt
de
jeugd
zich
vaak
miskend,
voelt
zich
niet
op
zijn
plaats,
voelt
zich
niet
af,
kortom
zij
voelt
zich
eenzaam.
Dit
eenzaamheidsgevoel
brengt
onweerstaan-
baar
een
drang
naar
gemeenschap.
Om
dat
het
gezin
hem
niet
begrijpt
—
om
dat
hij
ouderen
wantrouwt,
daarom
zal
de
jongen
leeftijdsgenoten
opzoeken.
En
de
gemeenschappeliike
nood
van
de
puberteit
doet
zoo
een
bende,
een
club,
een
gemeenschap
ontstaan.
N6oit
is
die
drang
naar
gemeenschap
grooter
geweest
dan
juist
in
onze
egois-
tische
wat
individualistische
tijd.
N6oit
hebben
er
verlatener
menschen
gedwaald
dan
over
onze
moderne
strakke
asphaltwegen,
symbolen
van
hard
ego-
isme.
N6oit
was
de
maatschappij
hard-
vochtiger
voor
die
zich
verJaten
voelen.
N66it
was
er
een
sfeer
zoo
hardvochtig
als
de
naar
olie
en
benzine
ruikende
aar-
de
van
thans.
N6oit
ook
was
er
een
grootere
chaos
in
de
wereld
rondom
waar
zij
hun
vorm
niet
weten,
en
N6oit
was
de
chaos
in
eigen
ziel
zoo
pijnigend,
en
daarom
was
nooit
de
drang
naar
een
nieuwe
gemeenschap
—
de
drang
—
de
belangstelling
voor
een
or
ganisatie
zoo
groot
en
nooit
Was
er
zoo'n
hunkering
naar
goede
stevige
leiding.
Mussolini
en
Hitler
hebben
de
roep
van
den
tgd
verstaan,
achter
zulke
leiders
loopen
duizenden
van
jonge
menschen,
die
drang
naar
leiding
wekt
vaak
een
zieke-
lijke
heldenvereering,
EN
WIJ
Waarom
hebben
wy
de
jeugd
niet
kun
nen
boeien;
waarom
heeft
de
Jonge
Werkman
niet
een
gemeenschap
gebo-
den,
die
door
eenzamen
gezocht
werd,
waarom
heeft
de
J.
W.
geen
leiders
ge
geven
aan
de
jonge
menschen,
die
verlan-
gend
wachtten
op
66n
begrijpend
woord,
om
jubelend
hell
te
kimnen
roepen?
Omdat
velen
onze
organisatie
beschouw-
den
als
een
soort
opvoedautomaat
van
boven
de
donatie
c.f.
contributie,
en
na
een
oogenblikje
het
nu^ig
effect
in
ge-
tallen
en
koppen
vol
materieele
kennis.
Omdat
er
een
goed
tekort
was
en
is
aan
goede
leiders,
er
ook
een
greet
te
kort
aan
jeugdaalmoezeniers.
De
belangstelling
gewekt
door
ons
uni
form
en
ons
vlagvertoon
is
voor
velen
een
teleurstelling
geworden.
Wij
wisten
slechts
enthousiasme
en
activiteit
los
te
slaan
door
een
gloeiende
speech,
waardoor
we
stroovuurtjes
aan-
legden'
terwijl
overal
in
het
land
de
paaschvuren
van
Christusliefde
moesten
branden.
Wij
hebben
de
belangstelling
die
la
tent
aanwezig
is
niet
gewekt
door
den
vorm
van
ons
systeem
en
door
de
bran-
dende
inhoud
van
ons
hart.
Wij
moeten
weer
terug
naar
de
straa*-
bende.
Onze
beweging
moet
ook
het
pa^
en
genoegen
omringd.
En
nu
was
zij,
zoo-
als
Kitely
hem
voorhield,
met
den
meest
belovenden
jongeman
uit
Highmarket
verloofd.
De
gelukkige
heette
Windle
Bent,
een
zeer
rijke
fabrikant,
die
aan
de
zaak
van
zijn
vader
een
groote
vlucht
had
gegeven.
Hij
was
reeds
lid
van
den
gemeenteraad,
doch
het
was
algemeen
bekend,
dat
hij
er
naar
streefde
lid
van
het
parlement
te
worden.
ledereen
wist,
dat
Bent
een
prachtige
toekomst
had;
hij
bezat
er
alle
natuurlijke
gaven
voor
en
zou
zonder
twijfel
slagen.
Waarschijnlijk
zou
hij
zich
wel
een
titel
verwerven;
misschien
wel
jonkheer,
vrie
weet
graaf.
Dit
huwelijk
was
juist
wat
Cotherstone
voor
Lettie
had
gewild.
Als
hij
haar
zou
moeten
aanspreken
met
jonkvrouwe
of
gravin,
zou
hij
overgeluk-
kig
zijn
hoofd
kunnen
neerleggen.
En
nu
kwam
dit
er
tusschen!
Cotherstone
zat
daar
lang
te
denken,
te
peinzen
en
over
alles
te
piekeren.
De
schemering
was
reeds
gevallen,
de
duls-
ternis
volgde;
hij
maakte
geen
aanstalten
om
het
licht
op
te
steken.
Niets
behalve
zijn
kommernis
boezemde
hem
belang
stelling
in.
Daar
moest
hij
rekening
mee
houden.
Kostte
wat
het
kostte.
Kitely
moest
tot
zwijgen
gebracht
worden,
al
moest
ook
de
helft
van
hun
gemeenschap-
pelijk
bezit
er
mede
gemoeid
zijn.
En
—
ja,
natuurlijk
moest
Mallalieu
het
weten
en
wel
onmiddellijk,
Een
klop
op
de
deur
van
het
priv^kan-
toor
deed
hem
opschrikken.
Hij
sprong
op
terwijl
hij
,,binnen"
riep.
De
kantoorbe-
diende
verscheen
met
een
bundel
papieren
juist
op
het
oogenblik
dat
Cotherstone
het
licht
aandraaide.
'„Allemachtig!"
riep
hij,
„Ik
ben
bij
den
warmen
haard
inge-
dut",
Stoner.
Wat
heb
je
daar
—
brieven?
„Deze
brieven
moeten
alle
geteekend
worden,
mijnheer,
en
deze
drie
contracten
doorgelezen,
antwoordde
de
kantoorbe-
diende,
en
die
specificaties
moeten
ook
gecontroleerd
worden.
Die
zal
mijnheer
Mallalieu
wel
nazlen,
zei
Cotherstone.
Hij
stak
het
licht
boven
zijn
bureau
aan,
schoof
de
karaf
en
gla-
zen
opzij
en
nam
de
bridven.
Deze
zal
Ik
in
ieder
geval
teekenen,
zei
hij,
dan
kan
je
ze
posten,
als
je
naar
huis
gaat.
Het
andere
kan
wel
tot
morgen
wachten.
De
bediende
stond
vlak
achter
zijn
pa-
troon,
terwtjl
deze
den
eenen
brief
na
den
anderen
teekende.
Hij
was
een
jong-
mensch
van
plm.
23
jaar,
met
vlugge
bewegingen,
scherpzinnig
van
uiterlijk,
heldere
oogen
en
een
niet
onknap
ge
laat.
Terwijl
hg
daar
half
over
Cother
stone
gebogen
stond,
keek
hij
met
onder-
zoekenden
blik
over
het
bureau.
Hg
had
reeds
de
peinzende
houding
van
zgn
pa-
troon
opgemerkt;
zijn
verduisterd
gelaat,
de
karaf
op
tafel
en
het
glas
in
zijn
hand.
Hij
begreep
dadelijk,
dat
Cotherstone
hem
iets
op
den
mouw
had
gespeld,
toen
hij
zei,
dat
hij
in
slaap
was
gevallen.
Hij
zag
nu
ook
de
zes
sovereignes
en
de
drie
zilveren
geldstukken
op
het
bureau
lig-
gen
en
was
benieuwd
te
weten,
wat
het
zijn
kon,
dat
zijn
patroon
zoo
had
afge-
leid,
dat
hij
zelfs
had
vergeten
het
geld
op
te
bergen.
Want
hfl
kende
Cotherstone
door
en
door
en
wist,
dat
hij
zeer
accu-
raat
was
met
geld
en
zelfs
geen
penny
onbeheerd
liet
liggen.
Daar,
zei
Cotherstone,
terwijl
hg
den
bundel
brieven
over
zijn
schouder
heen
aan
den
bediende
reikte.
Je
gaat
nu
ze
ker
naar
huis,
nletwaar?
Breng
ze
dus
even
op
de
post.
Ik
ga
nog
niet
weg,
ik
zal
wel
sluiten.
Laat
de
buitendeur
maar
open,
want
mijnheer
Mallalieu
komt
straks
nog.
Toen
Stoner
was
vertrokken,
deed
hrj
de
jalousien
omlaag,
waarna
hij
op
en
neer
door
het
kantoor
bleef
loopen,
tot
Mallalieu
binnen
stapte.
„Zoo
ben
je
er
nog?"
zei
Mallalieu
als
gewoonlijk
op
vriendelijken
toon.
Ik,
wat
scheelt
er
aan?
Hij
was
plot
seling
vlak
voor
zijn
compagnon
blijven
stilstaan
en
staarde
hem
nieuwsgierig
aan,
Cotherstone
keek
langs
zijn
bree-
den
schouder
heen
in
den
spiegel
en
zag
zichzelf
bleek
en
opgewonden.
Hij
vond
dat
hij
er
twintig
jaar
ouder
uitzag.
Wordt
vervolgd.