Tekstweergave van ECH1937_0109_00007
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
EVANGELIE
VAN
DEN
ZONDAG
MET
VERKLARING.
le
Zondag
na
Driekoningen.
Evangelie
volgens
den
H.
Evangelist
Lucas
lie
Hoofdst.,
41—52e
vers.
leder
jaar
gingen
de
ouders
met
Je-
zus
naar
Jerusalem
bij
het
paasch-
feest.
En
toen
Hlj
twaalf
jaar
oud
was
en
zij
opgingen
naar
Jerusalem
vol
gens
feestgebruik
en
na
afloop
der
feestdagen
terugkeerden,
bleef
de
knaap
Jesus
te
Jerusalem,
en
zijne
ouders
wisten
het
niet.
Maar
in
de
meening
dat
Hij
bij
het
reisgezelschap
was,
leg-
den
ze
eene
dagrels
af,
en
zochten
Hem
onder
de
verwanten
en
bekenden.
En
daar
ze
Hem
niet
vonden,
keerden
ze,
Hem
zoekende,
naar
Jerusalem
terug.
En
na
drie
dagen
vonden
ze
Hem
in
den
tempel,
zittende
in
het
midden
der
leeraren
en
hen
hoorende
en
onder-
vragende.
Allen
intusschen,
die
Hem
hoorden,
waren
verbaasd
over
zijne
schranderheid
en
zijne
antwoorden.
En
Hem
ziende
stonden
ze
verslagen.
En
zijne
moeder
zeide
tot
Hem;
Kind,
waarom
hebt
Ge
ons
dit
aangedaan?
Zie,
uw
vader
en
ik
zochten
U
met
droefheid.
En
Hij
zeide
tot
hen;
Waar
om
zocht
ge
Mij?
Wist
ge
niet,
dat
Ik
behoor
te
zijn
in
hetgeen
mijns
Va-
ders
is?
En
zij
begrepen
het
woord
niet,
dat
Hij
tot
hen
sprak.
En
Hij
ging
met
hen
mede,
en
kwam
te
Nazareth.
En
Hij
was
hun
onderdanig.
En
zijne
moeder
bewaarde
al
deze
woorden
in
haar
hart.
En
Jezus
ging
vooruit
in
wijsheid
en
leeftijd
en
behagelijkheid
bij
God
en
menschen.
VERKLARING.
Er
ligt
een
groote
tegenstelling
tus-
schen
slapen
en
wakker
zijn.
Een
mensch
slaapt
gelukkig
niet
altijd.
Maar
er
ligt
een
even
groote
tegen
stelling
tusschen
alles
gewoon
vinden
en
zich
verwonderen.
En
zijn
er
nu
geen
menschen
die
zich
hoegenaamd
nooit
ergens
over
verwonderen?
En
toch
zijn
wij
rondom
met
het
wonder-
lijke
omgeven.
Morgen
en
avond,
herfst
en
lente,
heel
ons
leven
is
eigenlijk
een
en
al
wonder.
Maar
wij
zijn
het
zoo
gewoon,
dat
God
alles
zoo
goed
geregeld,
zoo
goed
het
een
aan
het
ander
aangepast
heeft.
En
hetzelfde
geldt
zelfs
in
het
bovennatuurlijke,
die
wereld
van
wonder
op
wonder.
Zijn
wij
het
immers
niet
tamelijk
gewoon
gaan
vinden
dat
de
toch
ook
oneindig
goede
God
ons
met
Zijn
weldaden
heeft
over
laden,
ons
tot
Zijn
kinderen
heeft
ge-
maakt,
Zijn
eigen
Zoon
zelfs
voor
ons
mensch
is
geworden.
Hoe
zou
het
ook
beter
hebben
kunnen
zijn
dan
dat
Jezus
als
een
klein
kindje
in
een
ar-
moedigen
stal
geboren
werd,
jarenlang
in
het
verborgen
leefde,
cm
dan
in
het
openbaar
als
Messias
op
te
treden
en
ons
door
Zijn
lijden
en
dood
te
ver-
lossen.
Hoe
zou
Hij
de
overmaat
van
Gods
liefde
beter
hebben
kunnen
too-
nen,
beter
ons
ook
door
eigen
voor-
beeld
hebben
kunnen
leeren?
En
toch
is
dit
alles
ongehoord
werk
van
God!
Inderdaad,
het
is
enkel
wanneer
wij
beter
nadenken,
dat
wij
ons
nog
ver
wonderen.
Maar
dan
wordt
ons
juist
dat
buitengewoon
zich
aanpassen
van
God
ook
werkelijk
lets
wonderlijks!
Dat
geldt
in
het
bijzonder
in
de
jeugdge-
schiedenis
van
Jezus.
Want
wij
vinden
het
wel
gewoon
dat
Jezus
als
man
al
ien
door
Zijn
gezagvol
leeraren
en
wondermacht
versteld
deed
staan,
maar
dat
Hij
als
kind
geboren,
dat
kind-zijn
bleef
volhouden!
Hoe
passend
ook,
dat
was
toch
sterk!
Jezus
deed
en
ontwikkelde
zich
wer
kelijk
zooals
alle
andere
kinderen.
Neen,
de
Zoon
Gods
deed
Zijn
godde-
lijke
en
hemelsche
kennis
niet
ontijdig
blijken.
Al
had
Hij
alle
macht,
Hij
was
geen
wonderkind.
Hij
leerde
gewoon
praten
en
loopen
en
eten
zooals
ieder
kind
en
speelde
met
de
anderen
de
gebruikelijke
spelletjes.
En
al
was
Hij,
toen
de
hersens
goed
en
wel
begonnen
te
werken,
al
aanstonds
buitengewoon
scherpzinnig
en
schrander,
zeker
heeft
Hij
noch
Zijn
tijd
besteed
aan
gewel-
dig
diep
nadenken
noch
de
anderen
door
zijn
vroege
levenswijsheid
al
te
zeer
willen
verbazen.
We
moeten
zeker
niet
denken
ook
dat
Jezus
in
zijn
jeugd
buiten-
en
binnenshuis
al
maar
won-
deren
deed.
Zeker
heeft
Hij
zich
ook
tegenover
Maria
en
Jozef,
die
toch
wel
meer
wisten,
als
heel
gewoon
mensch
en
echt
kind
gedragen.
Inderdaad,
als
echt
goed
kind
groeide
Jezus
op,
tot-
dat
Hij
twaalf
jaar
oud
geworden
was.
Toen
zou
er
iets
bijzonders
gebeuren.
En
toch
zou
men
ook
weer
zoo
iets
in
het
leven
van
den
God-mensch
op
dien
leeftijd
verwachten!
Welaan!
Jezus
was
met
Zijn
moeder
al
wel
meer
tegen
het
Paaschfeest
met
Jozef
naar
Jeruzalem
getrokken
om
daar
aan
de
plechtige
feestviering
deel
te
ne-
men.
Maar
het
was
nog
nooit
iets
zoo
bijzonders
voor
Hem
geweest
als
nu
Hij
twaalf
jaar
geworden
was.
Want
was
hij
voor
dien
tijd
nog
onmondig,
op
dien
leeftijd
gold
de
Israelietische
knaap
voor
volwassen.
Hij
was
dan
voortaan
in
den
vollen
zin
een
„zoon
der
Wet"
met
alle
verplichtingen
daar-
aan
verbonden,
kon
voortaan
zelfstan-
dig
optreden
maar
moest
ook
voor
zichzelf
instaan.
Geen
wonder
dat
Ma
ria
en
Jozef,
die
ieder
afzonderlijk
te-
midden
van
hun
bekenden
van
Naza
reth
na
de
feestdagen
uit
Jeruzalem
huiswaarts
trokken,
er
zich
niet
druk
over
maakten
dat
Jezus
niet
aan
hun
zijde
was.
Dat
moest
Hij
zelf
weten;
Hij
zou
wel
bij
Jozef
zijn,
dacht
Maria,
of
bij
Zijn
moeder,
dacht
Jozef,
of
an-
ders
eerder
nog
wellicht
bij
de
andere
vroolijke
jongemannen
van
Nazareth;
zij
zouden
hem
's
avonds
op
de
afge-
sproken
verzamel-
en
rustplaats
wel
terugzien.
Maar
helaas,
tot
hun
be-
vreemding
vonden
zij
Hem
's
avonds
niet
bij
het
reisgezelschap
en
moesten
zij
wel
naar
Jeruzalem
terugkeeren
om
te
zien
waar
Hij
gebleven
mochfzijn.
Wel
te
begrijpen
echter
dat
zij
reeds
lang
doodsangsten
hadden
uitgestaan,
eer
zij
Hem,
het
was
reeds
den
derden
dag
van
hun
bange
zoeken,
in
den
tempel
van
Jeruzalem
terugvonden.
Inderdaad,
Jezus
was
dezen
keer
niet
gewoon
weer
mee
naar
het
stille
Na
zareth
teruggetrokken.
Hij
was
daar-
voor
nu
eens
te
diep
door
de
plechtig-
heden
van
de
Paaschviering
getroffen!
Hoe
had
Hij
tot
Zijn
Vader
gebeden
en
hoe
had
Zijn
Vader
tot
Hem
gespro-
ken,
in
Zijn
huis,
in
al
de
plechtige
offers,
in
het
slachten
van
het
Paasch-
1am
in
het
bijzonder,
aan
het
eten
waarvan
Hij
deal
had
genomen.
Dat
waren
immers
slechts
voraftaeeldingen
van
wat
Hij,
Jezus,
zelf
zou
doen
en
worden!
Dat
was
immers
de
wil
van
Zijn
Vader!
die
wil
van
den
Vader,
hoe
greep
die
Hem
aan,
het
eenige
van
beteekenis
voor
Hem!
En
zooals
alle
knapen
op
dien
leeftijd,
zeker
in
het
Oosten,
plotseling
wonderlijk
plegen
te
veranderen,
zoo
ineens
met
het
wonder
lijk
eigene
van
hun
ontwaakte
per-
soonlijkheid
voor
den
dag
plegen
te
komen
en
de
een
dez6,
de
ander
die
aanleg
en
eigenschappen
en
belang-
etelling
voor
't
een
of
ander
blijkt
te
bezitten,
zoo
gebeurde
het
ook
met
Je
zus,
den
God-mensch.
Voor
en
Ha,
al
tijd
was
Hij
zich
evenzeer
bewust
er-
van
dat
Hij
de
eigen
Zoon
van
God
was.
Twaalf
jaren
had
Hij
daarover
gezwe-
gen,
een
achttiental
jaren
zou
Hij
daar
nog
over
zwijgen.
Maar
nu,
nu
Hij
12
jaar
geworden
was,
was
het
de
tijd
om
eens
op
eehmaal
met
het
geheel
eigene
van
Zijn
persoonlijkheid
voor
den
dag
te
komen.
En
zooals
andere
knapen
dan
plotseling
hun
geheel
ei
gen
bijzondere
belangstelling
toonen
voor
de
dierenwereld,
voor
de
bloemen,
voor
de
muziek
of
voor
de
sterren,
zoo
toonde
Jezus
nu
eens
plotseling
Zijn
kenmerkende.
Hem
persoonlijk
eigene,
geheel
bijzondere
belangstelling;
voor
den
wil
van
Zijn
Vader!
Jezus
interes-
seerde
zich
voor
Zijn
Vader
en
Zijn
tempel,
voor
den
Godsdienst,
voor
Gods
Openbaring
van
het
Oude
Verbond,
voor
de
H.
Schrift.
En
Hij
bleef
in
den
tempel
achter
en
ondervroeg
de
Schriftgeleerden,
die
daar
leeraarden
en
min
of
meer
diep
op
Gods
Open-
baringen
ingingen.
Het
kwam
zoo
ver
dat
vele
andere
leeraren
naar
dien
wonderlijken
Leerling
met
zijn
schran-
dere
wijsheid
kwamen
luisteren
om
Hem
op
hun
beurt
de
oplossing
te
vra-
gen
van
wat
zij
altijd
het
moeilijkste
hadden
gevondenI
Het
was
intusschen
voor
Maria
en
Jozef,
die
behalve
het
gejaagde
zoeken
van
den
dag
al
twee
nachten
in
bange
onrust
hadden
doorgebracht,
des
te
erger
toen
zij
Jezus
zoo
terugvonden,
dat
het
duidelijk
was
dat
Hij
hen
blijk-
ba.ar
al
dien
tijd
in
't
geheel
niet
ge-
mist
had!
Hoe
onbegrijpelijk
kalm
en
rustig
zat
Hij
daar
immers
in
den
tem
pel
temidden
der
leeraren
en
hoe
ijse-
lijk
onbewogen,
vooral
antwoordde
Hij
op
de
klacht
van
Zijn
smartelijk
ge
troffen
Moeder!
Hij
wierp
zich
immers
niet
onstuimig
in
haar
armen,
blij
Z'n
R^oeder
weer
terug
te
zien
en
te
mogen
omhelzen,
maar
tegenover
haar
aan-
duiding
van
den
angst
van
hem,
dien
zij
voorzichtig
Zijn
vader
noemde,
wees
Hij
haar
op
een
anderen,
Zijn
eenig
eigenlijken
Vader,
in
Wiens
huis
Hij
was
gebleven,
omdat
Zijn
wil
en
be-
langen
boven
die
van
ieder
ander
gin
gen!
Smartelijk
woord
voor
Maria,
en
Jozef,
die
reeds
zoo
smartelijk
bewo'gen
en
teleurgesteld
waren!
Wonderlijk
en
onverstaanbaar
klin-
kend
woord
tevens!
Zeker,
het
is
geen
verwijt,
geen
afkeuren
van
hun
liefde-
vol
zoeken,
wel
echter
een
heenwijzen
naar
den
wil
van
Jezus'
hemelschen
Vader,
die
voor
Hem
boven
alles
ging
en
dien
Hij,
zonder
de
liefde
tegen
over
iemand
in
iets
te
kort
te
doen,
voor
alles
volbrengen
moest.
Het
duidt,
zooals
ook
natuurlijk
is
en
voor
ieder
kind
moet
komen,
op
een
zekere
zelf-
standigheid
van
Jezus
en
een
zekere,
scheiding
tusschen
het
goddelijke
en
het
menschelijke
tegenover
Zijn
Moe
der.
Maar
al
is
dit
alles
smartelijk
voor
Maria,
het
doet
aan
Jezus'
kinderliefde
niets
te
kort.
Jezus
was
en
bleef
voor
Maria
het
beste,
liefdevolste
en
trouw-
ste
kind
wat
er
ooit
voor
een
moeder
geweest
is.
Hij
toonde
dat
wel
door
zijn
daaropvolgende,
blijvende
onder-
danigheid
aan
Jozef
en
Maria
en
Zijn
thuisblijven
tot
Zijn
dertigste
jaar
toe!
Geen
wonder
intusschen
echter
dat
Maria
en
Jozef
niet
aanstonds
alles
ge
heel
begrepen.
Maar
later
zal
Maria
dan
toch
ook
wel
begrepen
hebben,
hoe
ook
Jezus
zelf
innerlijk
onder
die
scheiding
moest
geleden
hebben,
toen
Hij
zich
met
al
de
offerkracht
van
Zijn
jongemannenhart
aan
Zijn
hemelschen
Vader
aanbood
en
Zijn
wil
zoo
hoog
achtte,
dat
Hij
uiterlijk
zelfs
onver-
schillig
moest
schijnen
voor
de
smart,
die
voor
Maria
en
Jozef
het
gevolg
er-
van
wa.s!
Heldhaftig
voorwaar
de
lief
de,
de
kinderliefde,
die
zoo
wist
te
offeren!
IN
'T
SCHEMERUUR.
In
't
schemeruur
kniel
ik
zoo
graag,
O
Jezus,
bij
U
neder;
Dan
is
't
mij
in
Uw
woon
zoo
zoet,
Dan
klinkt
me
Uw
stem
zoo
teeder.
In
't
schemeruur
zwijgt
hier
't
gerucht
Der
aardsche
wufte
klanken.
En
kan
ik
voor
Uw
liefde
en
trouw
Zoo
hartelijk
U
bedanken.
In
't
schemeruur,
als
hart
aan
hart
Ik
hier
met
U
kom
spreken,
Mag
ik
in
lieflijk
stil
verkeer
Vertrouwvol
tot
U
smeeken.
In
't
schemeruur
hoor
ik
Uw"
Hart
Somtijds
vol
weemoed
klagen
Van
leed
en
last,
van
smart
en
smaad,
Dat
Gij
om
ons
moet
dragen.
In
't
schemeruur
daalt
stil
geluk
En
zaal-ge
vree
hierbinnen!
Dan
smaak
ik
't
hooge
zielsgenot
Van
U
te
mogen
minnen.
In
't
schemeruur
kom
ik
soms
droef
Om
bij
U,
Heer,
te
weenen,
Doch
'k
ga
steeds
moedig
en
getroost
En
hoopvol
van
U
henen!
O,
't
is
,of
naar
mijn
zielebee.
Zoo
zacht
U
toegefluisterd.
In
't
schemeruur
Gij
altoos
graag
En
altoos
liever
luistert.
VOOR
DEN
RECHTER.
Gerechtshof
's-Bosch.
AMBTENAREN
IN
FUNCTIE
BEDREIGD.
Het
gerechtshof
te
's-Bosch
beves-
Ligde
in
hooger
beroep
onder
aftrek
van
voorarrest,
het
vonnis
der
recht-
bank
tegen
Th.
S.,
landbouwer
te
Ber
gen,
Siebengewald,
waarbij
verdachte
veroordeeld
werd
tot
1
jaar
en
6
maanden
gevangenisstraf,
omdat
hij
op
15
Juni
1936
te
Vierlingsbeek
drie
kom-
miezen
heeft
bedreigd
door
op
hen
in
te
rijden,
toen
zij
hem
op
zijn
smok-
keltocht
tot
halt
houden
sommeerde.
VOOR
LAND-
EN
TUINBOUW.
WAT
ELKE
MAAND
TE
DOEN
GEEFT.
(le
helft
Januari).
In
Moes-
en
Bloemtuin,
Keuiken
en
Kelder.
Groepeering"
van
Bloemen.
De
wintertijd
is
er
om
het
werk
voor
den
kcmenden
zomer
te
overdenken.
Zoo
willen
we
nu
er
even
op
wijzen,
dat
zij,
die
bloemengroepen
hebben
aan
te
brengen,
wel
degelijk
dienen
te
we
ten,
welke
kleuren
bij
elkaar
behooren,
welke
niet.
Dezelfde
regels,
die
bij
de
Schilders-
kunst
gelden,
kunnen
we
in
den
tuin
met
succes
toepassen.
Hoewel
we
er
op
den
voorgrond
aan
toevoegen,
dat
waar
we
met
levend
materiaal
te
doen
heb
ben,
de
grenzen
niet
zoo
scherp
aan
te
geven
zijn,
en
we
ons
dikwijls,
tegen
die
regels
in,
zonder
bezwaar
kunnen
be-
zondigen.
In
de
eerste
plaats
hebben
we
te
weten,
welke
kleuren
er
bestaan.
,Er
zijn
3
enkelvoudige
kleuren,
ook
wel
grondkleuren
of
primaire
kleuren
ge-
noemd,
nl.
rood,
geel
of
blauw.
Uit
deze
drie
enkelvoudige
kleuren
kunnen
alle
andere
kleuren
worden
samengestpld
(Wit,
als
zijnde
geen
kleur,
blijfi
voor-
loopig
buiten
beschouwlng;
in
de
plant-
kunde
wordt
wit
wel
degelijk
als
een
kleur
aangemerkt,
maar
is
groen
niet
in
tel).
We
hebben
even
eens
drie.
sa-
mengestelde
kleuren,
ook
wel
secundaire
kleuren
genoemd,
te
weten
oranje
(rood
en
geel),
groen
(geel
en
blauw)
en
paars
(rood
en
blauw).
De
samenge-
stelde
kleuren
zijn
dus
verkregen
door
twee
enkelvoudige
kleuren,
in
gelijke
hoeveelheid
met
elkaar
te
vermengen.
Vi^e
kunnen
nog
verder
eaan
en
spreken
van
tertiaire
kleuren,
me
men
verkrijgt
door
een
primaire
en
een
secondaire
kleur
samen
te
voegen.
Dit
zou
echier
te
ver
voeren
en
gemakshalve
zullen
we
daarom
volstaan
met
te
vertellen,
dat
we
in
de
samengestelde
kleuren
nuanceeringen
hebben,
die
zijn
verkre
gen,
door
van
de
eene
enkelvoudige
kleur
meer,
van
de
andere
minder
te
gebruiken.
Verder
spreekt
men
in
de
schilder-
kunst
van
complementaire
kleuren.
Een
complementaire
kleur
is
die
kleur
welke
toegevoegd
aan
een
andere,
de
drie
enkelvoudige
kleuren
oplevert;
een
van
de
beide
moet
dus
steeds
een
sa
mengestelde
kleur
zijn.
Zoo
is
green
(geel
en
blauv/)
de
complementaire
kleur
van
rood;
oranje
(geel
en
rood)
de
complementaire
kleur
van
blauw
en
paars
(rood
en
blauw)
de
complemen
taire
kleur
van
geel.
Deze
complemen
taire
kleuren
nu
passen
steeds
goed
bij
elkaar,
mogen
dus
tezamen
worden
aangebracht.
Een
enkel
voorbeeld.
Dat
groen
en
rood
goed
samengaan,
weet
iedereen;
denk
slechts
aan
een
mooi
vak
Paul
Crampel
midden
in
een
groen
grasveld;
Oranje
met
blauw:
een
groep
lichtblauwe
Delphiniums
met
een
dito
hooge
oranje
Afrikaan
Goudsbloem
naast
Ageratum,
Erysimum
naast
blau-
we
vergeet
mil
niet,
Erigeron
aurantia-
cus
naast
Erigercn
speciosus;
Paars
Vcilig
voor
Gricp
cn
Keelpijn
De
antiseptische
tandpasta
Ivorol
zui-
vert
den
mond
van
bacterien
en
ver-
mindert
besmettingsgevaar
in
tijden
van
griep
en
verkoudheden.
(92—R
6)
naast
geel;
Pinksterbloemen
in
een
wei-
land
met
boterbloemen,
Aster
Alpinus
met
lage
zonnebloemen,
een
veldje
met
paarse
en
gele
Crocus.
Eveneens
kan
men
altijd
naast
elkander
gebruiken
de
samengestelde
kleuren,
zoo
kleurt
groen
goed
bij
Oranje
en
bij
paars;
ook
'Oranje
bij
paars.
Met
de
enkelvoudige
kleuren
moet
men
voorzichtig
zijn;
men
mag
ze
bij
elkaar
gebruiken,
mits
ze
niet
te
scherp
zijn.
Zoo
vinden
een
vakje
met
roode
Zona-
len
en
gele
Calceoliria's
altijd
een
zeer
gewaagde
combinatie.
Ook
kan
bijv.
een
vak
met
helderroode
Salvia
spelendens,
waarom
een
rand
van
blauwe
Agera
tum,
ons
minder
bekoren.
Vv'il
men
de
enkelvoudige
kleuren
toch
bij
elkaar
gebruiken,
dan
zouden
we
aanraden,
wat
witle
bloemen
er
doorheen
te
wer
ken,
het
harde,
het
schreeuwende
gaat
dan
een
boel
verloren.
Wat
we
niet
bij
elkaar
mogen
zetten
dat
zijn
de
samengestelde
kleuren
en
die,
waarvan
ze
gevormd
zijn.
Zoo
be
hoor
t
oranje
niet
bij
geel
en
niet
bij
rood;
paars
niet
bij
rood
en
niet
bij
blauw;
groen
niet
bij
geel
en
niet
bij
blauw.
Boven
zeiden
we
reeds,
dat
we
zoo
moeilijk
een
grens
kunnen
bepalen.
Zoo
hebben
we
b.v.
planten
van
een-
zelfde
soort,
die
in
verschillende
kleu
ren
bloeien,
dan
zetten
we
ze
wel
de
gelijk
bij
elkaar,
ook
al
gaan
de
kleu
ren
niet
samen.
Zoo
zal
niemand
een
groep
Papaver
nudicaule
leelijk
vinden,
waar
naast
de
gele
kleur
cok
de
oranje
voorkomt;
meer
■
voorbeelden
willen
we
niet
aanhalen;
wie
even
nadenkt,
heeft
ze
als
't
ware
voor
het
grijpen.
Als
in
verschillende
tuinen
den
vol-
•
genden
zomer
wat
meer
harmonie
in
kleuren
komt,
is
ons
doel
v/eer
bereikt.
OVERBEMESTING
VAN
WINTERGRANEN.
—L.K.—
Hoewel
het
nog
winterdag
is
en
het
werk
op
het
land
nog
maar
pas
is
afgeloopen,
gaat
toch
de
land
bouwer
weer
aanstalten
maken
voor
een
volgenden
oogst.
Immers
onze
winter-
granen
gaan
straks
weer
de
voile
aan-
dacht
vragen
en
zeer
zeker
zal
men
weer
trachten
en
alles
in
het
werk
stellen,
om
de
opbrengsten
zoo
hoog
mogelijk
op
te
voeren.
Een
voorname
factor
zal
daarbij
de
bemesting
zijn.
Hoewel
de
keuze
van
het
zaadgoed
en
de
ontsmetting
daarvan
van
groo-
ten
invloed
zijn
op
de
opbrengst
van
den
oogst,
een
juisie
bemesting
zal
toch
wel
de
hoofdzaak
blijven
voor
het
al
of
niet
slagen
van
den
wintergraanbouw.
Jammer
is
het,
dat
bij
deze
bemesting
meermalen
fouten
worden
gemaakt,
waarvan
het
gevolg
is,
dat
een
belang-
rijk
deel
van
het
bedrijf
niet
tot
zijn
voile
recht
komt
en
niet
rendabel
meer
is.
Om
de
beste
resultaten
voor
een
vol
genden
oogst
te
mogen
verwachten,
zal
men
zoo
volledig
mogelijk
dienen
te
be-
mesten.
In
de
laatste
jaren
heeft
de
graanbouw
een
zeer
sterke
uitbreiding
ondergaan
en
wisselbouw
werd
dikwijls
te
weinig
toegepast.
Zoo
is
b.v.
het
aan-
tal
H
A.
tarwe
toegenomen
van
77.700
in
1931
tot
153.200
in
1936.
De
bemes
ting
zal
wel
geen
gelijken
tred
gehou-
den
hebben
met
de
gewijzigde
omstan-
dgheden.
Van
belang
is
het
dan
ook
dat
in
dit
bemestingsjaar
naast
vol-
doende
stikstof.
ook
kali
en
fosforzuur
niet
vergeten
mogen
worden.
Wat
nu
de
stikstofmest
betreft,
zou
den
wij
hiervoor
de
vlugwerkende
Kalk-
salpeter
prefereeren.
Deze
meststof
im
mers
lost
gemakkelijk
in
het
bodem-
voeht
op
en
komt,
zonder
dat
verdere
omzettingen
noodig
zijn,
direct
voor
de
planten
beschikbaar.
bit
is
vooral
van
beteekenis
voor
de
jonge
planten,
wel
ke
op
afdoende
wijze
snel
en
zeker
door
de
eerste
groeiperiode
heengeholpen
moeten
worden.
Hiervoor
is
de
salpe-
terstikstof,
welke
in
Kalksalpeter
voor
komt,
de
aangewezen
stikstofvorrn.
Vooral
wanneer
het
voorjaar
wat
koud
en
nat
blij
ft,
is
genoemde
mest^
stof
door
haar
directe
werking
als
over-
bemesting
zeer
geschikt.
Te
meer
daar
in
kalksalpeter
de
salpetermest
aan
di
rect
oplosbare
kalk
is
geboncen
en
deze
kalk
tevens
gunstig
op
de
structuur
van
den
grond
inwerkt.
Dat
is
van
veel
belang
voor
akkers,
die
last
hebben
van
dichtslibben
en
verkorsten,
omdat
bij
de
granen
na
de
eerste
voorjaarsbewer-
king
niet
veel
meer
wordt
gehakt.
Wil
men
bij
een
gunstigen
groei
-de
stikstofmest
geven
half
in
ammoniak
en
half
in
salpetervorm,
dan
komt
hier
voor
de
Kalkammonsalpeter
in
aanmer-
king,
terwijl
op
akkers,
die
in
goeden
kalktoestand
verkeeren
en
waar
de
gra
nen
zich
best
ontwikkelen,
ook
de
goed-
koope
Zwalvure
Ammoniak
kan
worden
gebruikt.
Men
vergete
bij
den
tegenwoordigen
graanbouw
naast
de
noodige
fosforzuur-
en
kalimest
de
stikstof
niet,
want
deze
blij
ft
een
der
hoofdzaken
voor
het
wel-
slagen
van
den
komenden
oogst.
VOOR
DE
VROUWEN.
goedkoope
patronen.
GEKLEEDE
JAPON
VOOR
GEZETTE
DAMES.
G.
12.
Prijs
fO.30.
Deze
japon
heeft
een
zeer
afkleeden-
de
lijn
door
de
puntige
halsuitsnijding
en
de
onzichtbare
tegen
genaaide
bies
met
ruime
volant,
die
tot
de
taille
rei-
ken.
Aan
het
bovengedeelte
wordt
een
langere
lijn
gegeven,
door
de
taille
5
c.M.
lager
te
brengen,
terwijl
de
ver-
bindingsnaad
van
rok
en
bovenstuk
door
een
heel
smal
ceintuurtje
aan
het
oog
wordu
onttrokken.
Ruime
mou\ij,
met
opgaande
manchet.
De
voor-
en
achterbaan
bestaan
beiden
uit
een
middengedeelte,
dat
in
een
ge-
bogen
lijn
geknipt
is
en
smalle
zijstuk-
ken.
Gev/erkt
materiaal
valt
meer
en
meer
in
den
smaak,
zooals
de
bedrukte
kunst_
zijce
en
crepe
de
chine.
Toch
zouden
wij
de
meer
gezette
dames
aanraden
liare
keus
te
bepalen
op
cloque,
des-
noods
met
een
weinig
opvallende
moes.
Effen
kleed
altijd
het
meest
af.
Patronen
in
de
maten
48,
50
en
52.
BON
VOOR
GOEDKOOPE
PATRONEN.
Op
te
zenden
aan
de
Moderedactie,
Pompoenstraat
26,
Den
Haag,
Giro
203203,
ten
name
van
Het
Practisch
Mcdcblad
te
Den
Haag.
NAAM;
STRAAT;
PLAATS;
Patroon
No
Maat
.,
^.
Hierbij
ingesloten
f
aan
postzegels.
Indien
u
tevens
het
laatste
nummer
van
.,Het
Practisch
Modeblad"
wenscht
te
ontvangen,
gelieve
u
10
ct.
extra
in
te
sluiten.
VRAGENBU5
Abonne's
(of
lezers)
hebben
het
recht
kosteloos
vragen
te
stellen
over
Belasting-
kwesties
(Inkomsten-
en
Vermogensbelasting,
Omzetbelasting,
Personeele
Belas-
ting,
Grondbelasting,
enz.)
over
de
Crisiswetten
voor
den
Middenstand
(Hypo-
theekaflossingswet,
Crisiscrediet,
Uitverkoopwet
enz.)
en
over
aangelegenheden
van
boekhoudkundigen
aard.
Men
wende
zich
per
brief
tot
de
N.V.
ACCOUNTANTSKANTOOR
„NEDERLANDSCH
BUREAU
VOOR
ADVIEZEN",
Directeur;
R.
de
Vries,
Parklaan
27
HAARLEM
of
Henegouwerlaan
59
te
ROTTERDAM.
Porto
voor
antwoord
gelieve
men
in
te
sluiten.
Uiterlijk
binnen
5
dagen
ontvangt
men
schriftelijk
antwoord.
Van
de
grootst
mogelijke
geheimhouding
kunnen
de
lezers
verzekerd
zijn.
ONS
KORT
VERHAAL.
In
den
dood
gejaagd.
Sombere,
stormachtige
nacht.
Regen
zv/iept
striemend
tegen
de
ijzeren
ge-
vangenispoort.
Een
lamp
schommelt
melancholiek
boven
den
ingang
en
spiegelt
hier
en
daar
in
de
plassen.
Er
gens
vallen
elf
zware
slagen
in
den
nacht.
Dan
huilt
weer
eentonig
de
wind.
Aan
de
gevangenis
staat
een
venster
te
kleppen.
De
wachtpost
bij
de
poort
schuilt
in
zijn
huisje.
Diep
in
zijn
jas
gedoken.
Er
rammelen
sleutels.
Knar-
send
gaat
een
deur
open.
Uit
de
donkere
gang
komen
men
schen.
Langzaam.
Diepgebogen
als
onder
een
zwaren,
zvi^aren
last.
In
zwarte
toga's,
met
hooge
zwarte
mutsen
op.
Bij
velen
blinkt
op
de
borst
een
kruis.
Als
de
eersten
naar
buiten
willen
treden
in
het
vreeselijk
nachtelijk
noodweer,
aar-
zelen
ze.
En
slaan
huiverend
hun
man
tels
dichter
om
hun
vermagerde
licha-
men.
Ruw
geschreeuw
der
soldaten
dwingt
hen
naar
buiten.
Dan
staan
dertig
zwarte
gestalten
op
het
door
den
neerslaanden
regen
ge-
geeselde
binnenplein.
Roode
gardis-
ten
in
dikke,
warme
mantels
ordenen
de
menschen.
Een
leest
de
namen
voor.
Twee
aan
twee
worden
ze
aan
elkaar
gebonden.
Een
kort
bevel.
En
door
de
plassen
van
het
hobbelige
plaveisel
be-
weegt
de
stoet
zich
door
de
poort
naar
buiten.
Verdwijnt
in
den
nacht.
Deze
dertig
gevangenen
zijn
pries-
ters!
Ze
hadden
niet
geloofd
aan
de
slecht-
heid
der
menschen.
Waren
trouw
en
dapper
op
hun
post
gebleven.
Hadden
vastbetaden
hun
leer
en
hun
Gods
dienst
verdedigd.
Trachtten
met
al
hun
krachten
de
menschen
te
bewaren
voor
de
leer
der
roode
regeering.
Doch
de
machtige
hand
uit
Moskou
had
ze
gegrepen.
In
hun
parocMes,
in
hun
kerken,
op
hun
altaar,
op
hun
preekstoel
had
men
ze
gevangen
geno
men.
Contra-reVolutionnaire
volfeop-
ruiers
werden
ze
genoemd.
Hoogverra-
ders!
En
daarop
staat
de
dood
of
de-
portatie.
Deze
dertig
kwamen
uit
de
Wolga-
vlakte.
Twaalf
weken
reeds
sleepte
men
ze
door
Rusland!
Van
de
eene
gevangenis
naar
de
andere.
Steeds
erger
werd
hun
lijden.
Kwelling
na
kwelling
kregen
de
ze
ongelukkige
menschen
te
doorstaan,
die
niets
misdaan
hadden.
Die
slechts
hun
leer,
hun
geloof
gepredikt
hadden
aan
de
menschen.
Aan
die
menschen,
die
hen
vroeger
vereerd,
die
den
zoom
van
hun
kleed
gekust
hadden.
En
nu?
Als
ware
misdadigers
sleept
men
de
geestelijken
de
gevangenissen
door!
En
behandelt
ze
met
vreeselijk,
dierlijk
sadisme!
Doch
zwijgend
en
zonder
klagen
ver-
dragen,
deze
arme
ongelukkigen
hun
vreeselijk
lot.
Zoolang
zij
nog
ademen
kunnen,
gaan
ze
zonder
dralen
hun
lijdensweg.
Hun
Golgotha!
Den
weg
des
doods!
Der
verlossing!
Der
overwin-
ning!
„Vader,
vergeef
het
hun,
want
zij
weten
niet,
wat
zij
doen!"
Naar
Zij
ne
woorden
hebben
zij
geleefd
en
gaan
zij
ook
den
dood
in!
Als
de
dertig
priesters
het
gevange-
nisplein
verlaten,
huilt
hun
de
storm-
wind
wild
tegen.
Pel
striemt
de
regen
hun
gezichten.
Hun
kleeren
fladderen
om
hun
lichaam.
Ze
moeten
zich
tegen
den
kouden
wind
schrap
zetten,
om
vooruit
te
komen.
Aan
beide
kanten
loopen
soldaten.
Met
geladen
geweren.
En
drijven
de
krach-
telooze,
wankelende
gedaanten
voort.
Bij
het
aanbreken
van
den
dag
wil
len
ze
reeds
ver
van
de
stad
af
zijn.
De
bevolking
behoeft
niet
te
zien,
hoe
men
de
priesters
behandelt!
Over
acht
dagen
zal
iedere
kerk
in
een
bioscoop
veranderd
zijn.
Dan
vergeten
de
men
schen
wat
hun
van
ouds
werd
bijge-
bracht.
De
Anti-Christ
triomfeert.
Tegen
den
ochtend
zijn
de
soldaten
met
hun
gevangenen
reeds
diep
in
de
steppe.
De
regen
stroomt
nog
steeds
Fonder
ophouden
uit
den
hemel
neer.
Met
alle
krachtsinspanning
bewegen
de
geboeide
priesters
zich
voort
door
het
slijk.
De
rooden
zijn
kwaad
om
het
slechte
weer.
Dat
nu
juist
hun
com-
pagnie
dit
transport
moest
begeleiden!
En
die
vervloekte
zwartrokken
willen
heelemaal
niet
meer
opschieten!
Steeds
ongeduldiger
en
ruwer
worden
de
sol
daten.
Stompen
en
trappen
krijgen
zij
die
struikelen.
Een
stoot
den
prior
zijn
geweerkloi
tusschen
de
ribben.
Voor
uit!
Sneller!
De
ultgeputte
menschen
kunnon
zich
nauwelijks
nog
verder
voortsleepen
Twaalf
weken
reeds
te
voet
op
weg!
Vier
en
tachtig
dagen
van
kwellingen!
Dag
en
nacht
voortgestampt
en
voort-
gejaagd!
Slechts
eenmaal
per
dag
een
stuk
vrijwel
oneetbaar
brood.
Een
slok
water.
En
dan
maar
weer
voort.
Steeds
verder!
sneller!
Sneller!
„Vader,
ver
geef
het
hun,
want
zij
weten
niet
wat
zij
doen!"
Het
is
alweer
nacht,
als
het
transport
op
een
klein
spoorwegstationnetje
aan-
komt.
In
de
leege
goederenloods
worden
de
gevangenenen
ondergebraoht.
Door
de
reten
in
de
houten
wanden
en
door
den
vloer
fluit
de
koude
nachtwind.
Velen
hoesten
onophoudelijk.
Twee
geven
reeds
bloed
op.
De
prior
ligt
met
geslo-
ten
oogen
halfdood
in
een
hoek.
De
anderen
kruipen
dicht
tegen
elkaar
aan,
om
elkaar
te
verwarmen,
en
ne-
men
den
stervende
in
hun
midden.
Met
blauwgevroren
bevende
lippen
begin-
nen
ze
een
gebed.
Doch
de
wachtpost
aan
de
deur
gebiedt
snauwende
stilte.
„Monden
dicht!
En
geen
kik!"
En
drei-
gend
richt
hij
zijn
geweerloop
op
de
gevangenen.
Dan
sterft
de
prior.
Den
volgenden
ochtend
komt
er
een
goederentrein.
In
den
laatsten
wagen
is
plaats
voor
de
gevangenen.
En
wan
neer
er
slechts
negen
en
twintig
op-
staan,
willen
de
rooden
den
dertigsten
met
schoppen
nog
omhoog
krijgen.
Dan
bemerken
zij,
dat
hij
dood
is!
En
laten
hem
eenvoudig
liggen!
Daar,
waar
hij
gestorven
is!
Ieder
krijgt
een
stuk
brood.
Een
ie
dere
vijf
man
een
kruik
water.
Dan
rijdt
de
trein
naar
het
Oosten.
Van
dag
tot
dag
wordt
het
kouder.
Het
begint
te
sneeuwen.
Na
een
reis
van
tien
da
gen
moeten
de
priesters
den
veewagen
uit.
En
opnieuw
de
voetmarsch!
Nu
door
sneeuw
en
onherbergzame
onaf-
zienbare
Ijswoestenijen.
Dag
in,
dag
uit
worden
ze
voortgejaagd.
Loopen
moe
ten
ze,
loopen!
Hun
voeten
zijn
nog
slechts
bloedige
klompen
in
de
flarden
die
eens
schoenen
waren.
Des
nachts
brandt
voor
alle
gevangenen
een
vuur.
De
soldaten
liggen
in
hun
pelsjassen
om
groote
houtvuren.
Praten,
lachen
en
maken
lawaai.
En
zoodra
de
gees
telijken
bidden
en
een
vroom
lied
be-
ginnen
te
zingen,
wordt
hun
gelast
te
zwijgen.
Maar
dat
gaat
zoo
maar
niet!
On-
danks
hun
ondragelijk
Hjden,
ondanks
de
geestelijke
en
lichamelijke
kwellin
gen,
die
zij
doorstaan,
gaan
hun
ge-
dachten
en
smeekbeden
steeds
weer
naar
den
Allerhoogste
boven
de
ster
ren!
Hij
ziet
hun
lijdensweg.
Hun
weg
naar
Golgotha.
En
meegesleept
door
hun
diep
geworteld
geloof
en
het
rots-
vast
vertrouwen
op
een
genadige
ver
lossing,
heffen
zij
hun
„Kyrie"
aan.
De
bolsjewieken
hoonen.
„WilIen
je-
lui
je
snuiten
houden?
Geen
gebler
as-
jeblief!
Dat
kunnen
jullie
naderhand
wel
doen
op
je
eiland.
Daar
hoort
nie
mand
je
tenminste!
Daar
zal
jullie
keel
wel
dichtvriezen!
En
werken
zullen
jul
lie
er!
Flink
en
stevig!
Voor
gebler
zul
len
jullie
geen
tijd
meer
hebben."
Steeds
zwakker
en
zwakker
worden
de
gedeporteerden.
lederen
dag
op
nieuw
valt
er
een
af.
Die
niet
meer
verder
kan.
Die
in
elkaar
zakt
onder
de
kolfstooten
der
ruwe
soldaten.
En
dien
men
gewoonweg
laat
liggen!
Om
te
ster.ven
zonder
bijstand
en
Sacra
ment!
Om
te
bevriezen
in
ijs
en
sneeuw!
Tot
een
prooi
voor
de
rondzwervende
wolven,
voor
de
hongerige
raven
en
kraaien!
En
de
anderen
drijft
men
ver
der.
Steeds
verder
naar
het
Noorden.
Naar
de
IJszee?
Sneller!
Sneller!
Na
een
maand
bereikt
het
transport
de
kust.
Nog
achttien
man
slechts
le
ven!
Dat
wil
zeggen:
zijn
nog
niet
on-
derweg
gestorven.
Want
leven
kan
men
dit
niet
meer
noemen!
Afgestompt,
apatisch,
met
van
pijn,
honger
en
vrees
vertrokken
gezichten
wankelen
ze
als
levende
mummies
voort!
Niets
men-
schelijks
is
er
meer
aan
hen.
Het
zijn
doodgejakkerde,
half
waanzinnige
schepsels!
De
veerboot,
die
de
gevangenen
naar
het
eiland
in
de
IJszee
moet
brengen
is
er
niet.
De
dienst
is
in
de
war,
of
zij
is
onderweg
in
het
ijs
blijven
steken.
Zes
dagen
wacht
de
aanvoerder
van
het
iransport.
Maar
de
boot
blijft
uit!
Dan
heeft
hij
geen
zin
meer,
om
met
de
half
doode
menschen
nog
langer
in
ijs,
sneeuw
en
koude
te
kampeeren.
Bij
het
aanbreken
van
den
zevenden
dag
is
de
boot
nog
niet
in
zicht.
En
de
aanvoerder
geeft
het
bevel,
te
rug
te
keeren.
De
soldaten
pakken
hun
levensmiddelen
en
tenten
op
de
wagens.
Ieder
gevangene
krijgt
een
stuk
brood.
Meer
niet!
Dan
laat
men
ze
alleen
achter
in
het
ijs!
Daar
is
hun
Golgotha!
Daar
zullen
ze
verhongeren
en
bevriezen!
Of,
door
ijs-
beren
overvallen,
ellendig
aan
hun
ein-
de
komen!
De
sterke
hand
van
Moskou
heeft
ze
van
de
Wolga
naar
de
Noordelijke
IJs
zee
gesleept!'De
sterke
hand
van
Mos
kou
zit
vol
bloed!
De
dood
kleeft
aan
haar.
Na
een
maand
komt
het
transport
weer
thuis.
Als
men
den
aanvoerder
vraagt,
of
hij
de
gevangenen
gebracht
heeft,
waar
hij
ze
brengen
moest,
is
het
antwoord;
„Ja,
kameraad-comman-
dant,
tot
aan
de
kust."
En
men
heeft
voor
de
zaak
geen
woord
meer
over.
Aan
de
kust
der
Noordeiyice
IJszee
liggen
achttien
afgeknaagde,
stukgebe-
ten
skeletten.
En
daarnaast
achttien
zilveren
kruisen....