Tekstweergave van ECH1937_0109_00007

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
EVANGELIE VAN DEN ZONDAG MET VERKLARING. le Zondag na Driekoningen. Evangelie volgens den H. Evangelist Lucas lie Hoofdst., 41—52e vers. leder jaar gingen de ouders met Je- zus naar Jerusalem bij het paasch- feest. En toen Hlj twaalf jaar oud was en zij opgingen naar Jerusalem vol ­ gens feestgebruik en na afloop der feestdagen terugkeerden, bleef de knaap Jesus te Jerusalem, en zijne ouders wisten het niet. Maar in de meening dat Hij bij het reisgezelschap was, leg- den ze eene dagrels af, en zochten Hem onder de verwanten en bekenden. En daar ze Hem niet vonden, keerden ze, Hem zoekende, naar Jerusalem terug. En na drie dagen vonden ze Hem in den tempel, zittende in het midden der leeraren en hen hoorende en onder- vragende. Allen intusschen, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijne schranderheid en zijne antwoorden. En Hem ziende stonden ze verslagen. En zijne moeder zeide tot Hem; Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Zie, uw vader en ik zochten U met droefheid. En Hij zeide tot hen; Waar ­ om zocht ge Mij? Wist ge niet, dat Ik behoor te zijn in hetgeen mijns Va- ders is? En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak. En Hij ging met hen mede, en kwam te Nazareth. En Hij was hun onderdanig. En zijne moeder bewaarde al deze woorden in haar hart. En Jezus ging vooruit in wijsheid en leeftijd en behagelijkheid bij God en menschen. VERKLARING. Er ligt een groote tegenstelling tus- schen slapen en wakker zijn. Een mensch slaapt gelukkig niet altijd. Maar er ligt een even groote tegen ­ stelling tusschen alles gewoon vinden en zich verwonderen. En zijn er nu geen menschen die zich hoegenaamd nooit ergens over verwonderen? En toch zijn wij rondom met het wonder- lijke omgeven. Morgen en avond, herfst en lente, heel ons leven is eigenlijk een en al wonder. Maar wij zijn het zoo gewoon, dat God alles zoo goed geregeld, zoo goed het een aan het ander aangepast heeft. En hetzelfde geldt zelfs in het bovennatuurlijke, die wereld van wonder op wonder. Zijn wij het immers niet tamelijk gewoon gaan vinden dat de toch ook oneindig goede God ons met Zijn weldaden heeft over ­ laden, ons tot Zijn kinderen heeft ge- maakt, Zijn eigen Zoon zelfs voor ons mensch is geworden. Hoe zou het ook beter hebben kunnen zijn dan dat Jezus als een klein kindje in een ar- moedigen stal geboren werd, jarenlang in het verborgen leefde, cm dan in het openbaar als Messias op te treden en ons door Zijn lijden en dood te ver- lossen. Hoe zou Hij de overmaat van Gods liefde beter hebben kunnen too- nen, beter ons ook door eigen voor- beeld hebben kunnen leeren? En toch is dit alles ongehoord werk van God! Inderdaad, het is enkel wanneer wij beter nadenken, dat wij ons nog ver ­ wonderen. Maar dan wordt ons juist dat buitengewoon zich aanpassen van God ook werkelijk lets wonderlijks! Dat geldt in het bijzonder in de jeugdge- schiedenis van Jezus. Want wij vinden het wel gewoon dat Jezus als man al ­ ien door Zijn gezagvol leeraren en wondermacht versteld deed staan, maar dat Hij als kind geboren, dat kind-zijn bleef volhouden! Hoe passend ook, dat was toch sterk! Jezus deed en ontwikkelde zich wer ­ kelijk zooals alle andere kinderen. Neen, de Zoon Gods deed Zijn godde- lijke en hemelsche kennis niet ontijdig blijken. Al had Hij alle macht, Hij was geen wonderkind. Hij leerde gewoon praten en loopen en eten zooals ieder kind en speelde met de anderen de gebruikelijke spelletjes. En al was Hij, toen de hersens goed en wel begonnen te werken, al aanstonds buitengewoon scherpzinnig en schrander, zeker heeft Hij noch Zijn tijd besteed aan gewel- dig diep nadenken noch de anderen door zijn vroege levenswijsheid al te zeer willen verbazen. We moeten zeker niet denken ook dat Jezus in zijn jeugd buiten- en binnenshuis al maar won- deren deed. Zeker heeft Hij zich ook tegenover Maria en Jozef, die toch wel meer wisten, als heel gewoon mensch en echt kind gedragen. Inderdaad, als echt goed kind groeide Jezus op, tot- dat Hij twaalf jaar oud geworden was. Toen zou er iets bijzonders gebeuren. En toch zou men ook weer zoo iets in het leven van den God-mensch op dien leeftijd verwachten! Welaan! Jezus was met Zijn moeder al wel meer tegen het Paaschfeest met Jozef naar Jeruzalem getrokken om daar aan de plechtige feestviering deel te ne- men. Maar het was nog nooit iets zoo bijzonders voor Hem geweest als nu Hij twaalf jaar geworden was. Want was hij voor dien tijd nog onmondig, op dien leeftijd gold de Israelietische knaap voor volwassen. Hij was dan voortaan in den vollen zin een „zoon der Wet" met alle verplichtingen daar- aan verbonden, kon voortaan zelfstan- dig optreden maar moest ook voor zichzelf instaan. Geen wonder dat Ma ­ ria en Jozef, die ieder afzonderlijk te- midden van hun bekenden van Naza ­ reth na de feestdagen uit Jeruzalem huiswaarts trokken, er zich niet druk over maakten dat Jezus niet aan hun zijde was. Dat moest Hij zelf weten; Hij zou wel bij Jozef zijn, dacht Maria, of bij Zijn moeder, dacht Jozef, of an- ders eerder nog wellicht bij de andere vroolijke jongemannen van Nazareth; zij zouden hem 's avonds op de afge- sproken verzamel- en rustplaats wel terugzien. Maar helaas, tot hun be- vreemding vonden zij Hem 's avonds niet bij het reisgezelschap en moesten zij wel naar Jeruzalem terugkeeren om te zien waar Hij gebleven mochfzijn. Wel te begrijpen echter dat zij reeds lang doodsangsten hadden uitgestaan, eer zij Hem, het was reeds den derden dag van hun bange zoeken, in den tempel van Jeruzalem terugvonden. Inderdaad, Jezus was dezen keer niet gewoon weer mee naar het stille Na ­ zareth teruggetrokken. Hij was daar- voor nu eens te diep door de plechtig- heden van de Paaschviering getroffen! Hoe had Hij tot Zijn Vader gebeden en hoe had Zijn Vader tot Hem gespro- ken, in Zijn huis, in al de plechtige offers, in het slachten van het Paasch- 1am in het bijzonder, aan het eten waarvan Hij deal had genomen. Dat waren immers slechts voraftaeeldingen van wat Hij, Jezus, zelf zou doen en worden! Dat was immers de wil van Zijn Vader! die wil van den Vader, hoe greep die Hem aan, het eenige van beteekenis voor Hem! En zooals alle knapen op dien leeftijd, zeker in het Oosten, plotseling wonderlijk plegen te veranderen, zoo ineens met het wonder ­ lijk eigene van hun ontwaakte per- soonlijkheid voor den dag plegen te komen en de een dez6, de ander die aanleg en eigenschappen en belang- etelling voor 't een of ander blijkt te bezitten, zoo gebeurde het ook met Je ­ zus, den God-mensch. Voor en Ha, al ­ tijd was Hij zich evenzeer bewust er- van dat Hij de eigen Zoon van God was. Twaalf jaren had Hij daarover gezwe- gen, een achttiental jaren zou Hij daar nog over zwijgen. Maar nu, nu Hij 12 jaar geworden was, was het de tijd om eens op eehmaal met het geheel eigene van Zijn persoonlijkheid voor den dag te komen. En zooals andere knapen dan plotseling hun geheel ei ­ gen bijzondere belangstelling toonen voor de dierenwereld, voor de bloemen, voor de muziek of voor de sterren, zoo toonde Jezus nu eens plotseling Zijn kenmerkende. Hem persoonlijk eigene, geheel bijzondere belangstelling; voor den wil van Zijn Vader! Jezus interes- seerde zich voor Zijn Vader en Zijn tempel, voor den Godsdienst, voor Gods Openbaring van het Oude Verbond, voor de H. Schrift. En Hij bleef in den tempel achter en ondervroeg de Schriftgeleerden, die daar leeraarden en min of meer diep op Gods Open- baringen ingingen. Het kwam zoo ver dat vele andere leeraren naar dien wonderlijken Leerling met zijn schran- dere wijsheid kwamen luisteren om Hem op hun beurt de oplossing te vra- gen van wat zij altijd het moeilijkste hadden gevondenI Het was intusschen voor Maria en Jozef, die behalve het gejaagde zoeken van den dag al twee nachten in bange onrust hadden doorgebracht, des te erger toen zij Jezus zoo terugvonden, dat het duidelijk was dat Hij hen blijk- ba.ar al dien tijd in 't geheel niet ge- mist had! Hoe onbegrijpelijk kalm en rustig zat Hij daar immers in den tem ­ pel temidden der leeraren en hoe ijse- lijk onbewogen, vooral antwoordde Hij op de klacht van Zijn smartelijk ge ­ troffen Moeder! Hij wierp zich immers niet onstuimig in haar armen, blij Z'n R^oeder weer terug te zien en te mogen omhelzen, maar tegenover haar aan- duiding van den angst van hem, dien zij voorzichtig Zijn vader noemde, wees Hij haar op een anderen, Zijn eenig eigenlijken Vader, in Wiens huis Hij was gebleven, omdat Zijn wil en be- langen boven die van ieder ander gin ­ gen! Smartelijk woord voor Maria, en Jozef, die reeds zoo smartelijk bewo'gen en teleurgesteld waren! Wonderlijk en onverstaanbaar klin- kend woord tevens! Zeker, het is geen verwijt, geen afkeuren van hun liefde- vol zoeken, wel echter een heenwijzen naar den wil van Jezus' hemelschen Vader, die voor Hem boven alles ging en dien Hij, zonder de liefde tegen ­ over iemand in iets te kort te doen, voor alles volbrengen moest. Het duidt, zooals ook natuurlijk is en voor ieder kind moet komen, op een zekere zelf- standigheid van Jezus en een zekere, scheiding tusschen het goddelijke en het menschelijke tegenover Zijn Moe ­ der. Maar al is dit alles smartelijk voor Maria, het doet aan Jezus' kinderliefde niets te kort. Jezus was en bleef voor Maria het beste, liefdevolste en trouw- ste kind wat er ooit voor een moeder geweest is. Hij toonde dat wel door zijn daaropvolgende, blijvende onder- danigheid aan Jozef en Maria en Zijn thuisblijven tot Zijn dertigste jaar toe! Geen wonder intusschen echter dat Maria en Jozef niet aanstonds alles ge ­ heel begrepen. Maar later zal Maria dan toch ook wel begrepen hebben, hoe ook Jezus zelf innerlijk onder die scheiding moest geleden hebben, toen Hij zich met al de offerkracht van Zijn jongemannenhart aan Zijn hemelschen Vader aanbood en Zijn wil zoo hoog achtte, dat Hij uiterlijk zelfs onver- schillig moest schijnen voor de smart, die voor Maria en Jozef het gevolg er- van wa.s! Heldhaftig voorwaar de lief ­ de, de kinderliefde, die zoo wist te offeren! IN 'T SCHEMERUUR. In 't schemeruur kniel ik zoo graag, O Jezus, bij U neder; Dan is 't mij in Uw woon zoo zoet, Dan klinkt me Uw stem zoo teeder. In 't schemeruur zwijgt hier 't gerucht Der aardsche wufte klanken. En kan ik voor Uw liefde en trouw Zoo hartelijk U bedanken. In 't schemeruur, als hart aan hart Ik hier met U kom spreken, Mag ik in lieflijk stil verkeer Vertrouwvol tot U smeeken. In 't schemeruur hoor ik Uw" Hart Somtijds vol weemoed klagen Van leed en last, van smart en smaad, Dat Gij om ons moet dragen. In 't schemeruur daalt stil geluk En zaal-ge vree hierbinnen! Dan smaak ik 't hooge zielsgenot Van U te mogen minnen. In 't schemeruur kom ik soms droef Om bij U, Heer, te weenen, Doch 'k ga steeds moedig en getroost En hoopvol van U henen! O, 't is ,of naar mijn zielebee. Zoo zacht U toegefluisterd. In 't schemeruur Gij altoos graag En altoos liever luistert. VOOR DEN RECHTER. Gerechtshof 's-Bosch. AMBTENAREN IN FUNCTIE BEDREIGD. Het gerechtshof te 's-Bosch beves- Ligde in hooger beroep onder aftrek van voorarrest, het vonnis der recht- bank tegen Th. S., landbouwer te Ber ­ gen, Siebengewald, waarbij verdachte veroordeeld werd tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf, omdat hij op 15 Juni 1936 te Vierlingsbeek drie kom- miezen heeft bedreigd door op hen in te rijden, toen zij hem op zijn smok- keltocht tot halt houden sommeerde. VOOR LAND- EN TUINBOUW. WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (le helft Januari). In Moes- en Bloemtuin, Keuiken en Kelder. Groepeering" van Bloemen. De wintertijd is er om het werk voor den kcmenden zomer te overdenken. Zoo willen we nu er even op wijzen, dat zij, die bloemengroepen hebben aan te brengen, wel degelijk dienen te we ­ ten, welke kleuren bij elkaar behooren, welke niet. Dezelfde regels, die bij de Schilders- kunst gelden, kunnen we in den tuin met succes toepassen. Hoewel we er op den voorgrond aan toevoegen, dat waar we met levend materiaal te doen heb ­ ben, de grenzen niet zoo scherp aan te geven zijn, en we ons dikwijls, tegen die regels in, zonder bezwaar kunnen be- zondigen. In de eerste plaats hebben we te weten, welke kleuren er bestaan. ,Er zijn 3 enkelvoudige kleuren, ook wel grondkleuren of primaire kleuren ge- noemd, nl. rood, geel of blauw. Uit deze drie enkelvoudige kleuren kunnen alle andere kleuren worden samengestpld (Wit, als zijnde geen kleur, blijfi voor- loopig buiten beschouwlng; in de plant- kunde wordt wit wel degelijk als een kleur aangemerkt, maar is groen niet in tel). We hebben even eens drie. sa- mengestelde kleuren, ook wel secundaire kleuren genoemd, te weten oranje (rood en geel), groen (geel en blauw) en paars (rood en blauw). De samenge- stelde kleuren zijn dus verkregen door twee enkelvoudige kleuren, in gelijke hoeveelheid met elkaar te vermengen. Vi^e kunnen nog verder eaan en spreken van tertiaire kleuren, me men verkrijgt door een primaire en een secondaire kleur samen te voegen. Dit zou echier te ver voeren en gemakshalve zullen we daarom volstaan met te vertellen, dat we in de samengestelde kleuren nuanceeringen hebben, die zijn verkre ­ gen, door van de eene enkelvoudige kleur meer, van de andere minder te gebruiken. Verder spreekt men in de schilder- kunst van complementaire kleuren. Een complementaire kleur is die kleur welke toegevoegd aan een andere, de drie enkelvoudige kleuren oplevert; een van de beide moet dus steeds een sa ­ mengestelde kleur zijn. Zoo is green (geel en blauv/) de complementaire kleur van rood; oranje (geel en rood) de complementaire kleur van blauw en paars (rood en blauw) de complemen ­ taire kleur van geel. Deze complemen ­ taire kleuren nu passen steeds goed bij elkaar, mogen dus tezamen worden aangebracht. Een enkel voorbeeld. Dat groen en rood goed samengaan, weet iedereen; denk slechts aan een mooi vak Paul Crampel midden in een groen grasveld; Oranje met blauw: een groep lichtblauwe Delphiniums met een dito hooge oranje Afrikaan Goudsbloem naast Ageratum, Erysimum naast blau- we vergeet mil niet, Erigeron aurantia- cus naast Erigercn speciosus; Paars Vcilig voor Gricp cn Keelpijn De antiseptische tandpasta Ivorol zui- vert den mond van bacterien en ver- mindert besmettingsgevaar in tijden van griep en verkoudheden. (92—R 6) naast geel; Pinksterbloemen in een wei- land met boterbloemen, Aster Alpinus met lage zonnebloemen, een veldje met paarse en gele Crocus. Eveneens kan men altijd naast elkander gebruiken de samengestelde kleuren, zoo kleurt groen goed bij Oranje en bij paars; ook 'Oranje bij paars. Met de enkelvoudige kleuren moet men voorzichtig zijn; men mag ze bij elkaar gebruiken, mits ze niet te scherp zijn. Zoo vinden een vakje met roode Zona- len en gele Calceoliria's altijd een zeer gewaagde combinatie. Ook kan bijv. een vak met helderroode Salvia spelendens, waarom een rand van blauwe Agera ­ tum, ons minder bekoren. Vv'il men de enkelvoudige kleuren toch bij elkaar gebruiken, dan zouden we aanraden, wat witle bloemen er doorheen te wer ­ ken, het harde, het schreeuwende gaat dan een boel verloren. Wat we niet bij elkaar mogen zetten dat zijn de samengestelde kleuren en die, waarvan ze gevormd zijn. Zoo be ­ hoor t oranje niet bij geel en niet bij rood; paars niet bij rood en niet bij blauw; groen niet bij geel en niet bij blauw. Boven zeiden we reeds, dat we zoo moeilijk een grens kunnen bepalen. Zoo hebben we b.v. planten van een- zelfde soort, die in verschillende kleu ­ ren bloeien, dan zetten we ze wel de ­ gelijk bij elkaar, ook al gaan de kleu ­ ren niet samen. Zoo zal niemand een groep Papaver nudicaule leelijk vinden, waar naast de gele kleur cok de oranje voorkomt; meer voorbeelden willen we niet aanhalen; wie even nadenkt, heeft ze als 't ware voor het grijpen. Als in verschillende tuinen den vol- genden zomer wat meer harmonie in kleuren komt, is ons doel v/eer bereikt. OVERBEMESTING VAN WINTERGRANEN. —L.K.— Hoewel het nog winterdag is en het werk op het land nog maar pas is afgeloopen, gaat toch de land ­ bouwer weer aanstalten maken voor een volgenden oogst. Immers onze winter- granen gaan straks weer de voile aan- dacht vragen en zeer zeker zal men weer trachten en alles in het werk stellen, om de opbrengsten zoo hoog mogelijk op te voeren. Een voorname factor zal daarbij de bemesting zijn. Hoewel de keuze van het zaadgoed en de ontsmetting daarvan van groo- ten invloed zijn op de opbrengst van den oogst, een juisie bemesting zal toch wel de hoofdzaak blijven voor het al of niet slagen van den wintergraanbouw. Jammer is het, dat bij deze bemesting meermalen fouten worden gemaakt, waarvan het gevolg is, dat een belang- rijk deel van het bedrijf niet tot zijn voile recht komt en niet rendabel meer is. Om de beste resultaten voor een vol ­ genden oogst te mogen verwachten, zal men zoo volledig mogelijk dienen te be- mesten. In de laatste jaren heeft de graanbouw een zeer sterke uitbreiding ondergaan en wisselbouw werd dikwijls te weinig toegepast. Zoo is b.v. het aan- tal H A. tarwe toegenomen van 77.700 in 1931 tot 153.200 in 1936. De bemes ­ ting zal wel geen gelijken tred gehou- den hebben met de gewijzigde omstan- dgheden. Van belang is het dan ook dat in dit bemestingsjaar naast vol- doende stikstof. ook kali en fosforzuur niet vergeten mogen worden. Wat nu de stikstofmest betreft, zou ­ den wij hiervoor de vlugwerkende Kalk- salpeter prefereeren. Deze meststof im ­ mers lost gemakkelijk in het bodem- voeht op en komt, zonder dat verdere omzettingen noodig zijn, direct voor de planten beschikbaar. bit is vooral van beteekenis voor de jonge planten, wel ­ ke op afdoende wijze snel en zeker door de eerste groeiperiode heengeholpen moeten worden. Hiervoor is de salpe- terstikstof, welke in Kalksalpeter voor ­ komt, de aangewezen stikstofvorrn. Vooral wanneer het voorjaar wat koud en nat blij ft, is genoemde mest^ stof door haar directe werking als over- bemesting zeer geschikt. Te meer daar in kalksalpeter de salpetermest aan di ­ rect oplosbare kalk is geboncen en deze kalk tevens gunstig op de structuur van den grond inwerkt. Dat is van veel belang voor akkers, die last hebben van dichtslibben en verkorsten, omdat bij de granen na de eerste voorjaarsbewer- king niet veel meer wordt gehakt. Wil men bij een gunstigen groei -de stikstofmest geven half in ammoniak en half in salpetervorm, dan komt hier ­ voor de Kalkammonsalpeter in aanmer- king, terwijl op akkers, die in goeden kalktoestand verkeeren en waar de gra ­ nen zich best ontwikkelen, ook de goed- koope Zwalvure Ammoniak kan worden gebruikt. Men vergete bij den tegenwoordigen graanbouw naast de noodige fosforzuur- en kalimest de stikstof niet, want deze blij ft een der hoofdzaken voor het wel- slagen van den komenden oogst. VOOR DE VROUWEN. goedkoope patronen. GEKLEEDE JAPON VOOR GEZETTE DAMES. G. 12. Prijs fO.30. Deze japon heeft een zeer afkleeden- de lijn door de puntige halsuitsnijding en de onzichtbare tegen genaaide bies met ruime volant, die tot de taille rei- ken. Aan het bovengedeelte wordt een langere lijn gegeven, door de taille 5 c.M. lager te brengen, terwijl de ver- bindingsnaad van rok en bovenstuk door een heel smal ceintuurtje aan het oog wordu onttrokken. Ruime mou\ij, met opgaande manchet. De voor- en achterbaan bestaan beiden uit een middengedeelte, dat in een ge- bogen lijn geknipt is en smalle zijstuk- ken. Gev/erkt materiaal valt meer en meer in den smaak, zooals de bedrukte kunst_ zijce en crepe de chine. Toch zouden wij de meer gezette dames aanraden liare keus te bepalen op cloque, des- noods met een weinig opvallende moes. Effen kleed altijd het meest af. Patronen in de maten 48, 50 en 52. BON VOOR GOEDKOOPE PATRONEN. Op te zenden aan de Moderedactie, Pompoenstraat 26, Den Haag, Giro 203203, ten name van Het Practisch Mcdcblad te Den Haag. NAAM; STRAAT; PLAATS; Patroon No Maat ., ^. Hierbij ingesloten f aan postzegels. Indien u tevens het laatste nummer van .,Het Practisch Modeblad" wenscht te ontvangen, gelieve u 10 ct. extra in te sluiten. VRAGENBU5 Abonne's (of lezers) hebben het recht kosteloos vragen te stellen over Belasting- kwesties (Inkomsten- en Vermogensbelasting, Omzetbelasting, Personeele Belas- ting, Grondbelasting, enz.) over de Crisiswetten voor den Middenstand (Hypo- theekaflossingswet, Crisiscrediet, Uitverkoopwet enz.) en over aangelegenheden van boekhoudkundigen aard. Men wende zich per brief tot de N.V. ACCOUNTANTSKANTOOR „NEDERLANDSCH BUREAU VOOR ADVIEZEN", Directeur; R. de Vries, Parklaan 27 HAARLEM of Henegouwerlaan 59 te ROTTERDAM. Porto voor antwoord gelieve men in te sluiten. Uiterlijk binnen 5 dagen ontvangt men schriftelijk antwoord. Van de grootst mogelijke geheimhouding kunnen de lezers verzekerd zijn. ONS KORT VERHAAL. In den dood gejaagd. Sombere, stormachtige nacht. Regen zv/iept striemend tegen de ijzeren ge- vangenispoort. Een lamp schommelt melancholiek boven den ingang en spiegelt hier en daar in de plassen. Er ­ gens vallen elf zware slagen in den nacht. Dan huilt weer eentonig de wind. Aan de gevangenis staat een venster te kleppen. De wachtpost bij de poort schuilt in zijn huisje. Diep in zijn jas gedoken. Er rammelen sleutels. Knar- send gaat een deur open. Uit de donkere gang komen men ­ schen. Langzaam. Diepgebogen als onder een zwaren, zvi^aren last. In zwarte toga's, met hooge zwarte mutsen op. Bij velen blinkt op de borst een kruis. Als de eersten naar buiten willen treden in het vreeselijk nachtelijk noodweer, aar- zelen ze. En slaan huiverend hun man ­ tels dichter om hun vermagerde licha- men. Ruw geschreeuw der soldaten dwingt hen naar buiten. Dan staan dertig zwarte gestalten op het door den neerslaanden regen ge- geeselde binnenplein. Roode gardis- ten in dikke, warme mantels ordenen de menschen. Een leest de namen voor. Twee aan twee worden ze aan elkaar gebonden. Een kort bevel. En door de plassen van het hobbelige plaveisel be- weegt de stoet zich door de poort naar buiten. Verdwijnt in den nacht. Deze dertig gevangenen zijn pries- ters! Ze hadden niet geloofd aan de slecht- heid der menschen. Waren trouw en dapper op hun post gebleven. Hadden vastbetaden hun leer en hun Gods ­ dienst verdedigd. Trachtten met al hun krachten de menschen te bewaren voor de leer der roode regeering. Doch de machtige hand uit Moskou had ze gegrepen. In hun parocMes, in hun kerken, op hun altaar, op hun preekstoel had men ze gevangen geno ­ men. Contra-reVolutionnaire volfeop- ruiers werden ze genoemd. Hoogverra- ders! En daarop staat de dood of de- portatie. Deze dertig kwamen uit de Wolga- vlakte. Twaalf weken reeds sleepte men ze door Rusland! Van de eene gevangenis naar de andere. Steeds erger werd hun lijden. Kwelling na kwelling kregen de ­ ze ongelukkige menschen te doorstaan, die niets misdaan hadden. Die slechts hun leer, hun geloof gepredikt hadden aan de menschen. Aan die menschen, die hen vroeger vereerd, die den zoom van hun kleed gekust hadden. En nu? Als ware misdadigers sleept men de geestelijken de gevangenissen door! En behandelt ze met vreeselijk, dierlijk sadisme! Doch zwijgend en zonder klagen ver- dragen, deze arme ongelukkigen hun vreeselijk lot. Zoolang zij nog ademen kunnen, gaan ze zonder dralen hun lijdensweg. Hun Golgotha! Den weg des doods! Der verlossing! Der overwin- ning! „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen!" Naar Zij ­ ne woorden hebben zij geleefd en gaan zij ook den dood in! Als de dertig priesters het gevange- nisplein verlaten, huilt hun de storm- wind wild tegen. Pel striemt de regen hun gezichten. Hun kleeren fladderen om hun lichaam. Ze moeten zich tegen den kouden wind schrap zetten, om vooruit te komen. Aan beide kanten loopen soldaten. Met geladen geweren. En drijven de krach- telooze, wankelende gedaanten voort. Bij het aanbreken van den dag wil ­ len ze reeds ver van de stad af zijn. De bevolking behoeft niet te zien, hoe men de priesters behandelt! Over acht dagen zal iedere kerk in een bioscoop veranderd zijn. Dan vergeten de men ­ schen wat hun van ouds werd bijge- bracht. De Anti-Christ triomfeert. Tegen den ochtend zijn de soldaten met hun gevangenen reeds diep in de steppe. De regen stroomt nog steeds Fonder ophouden uit den hemel neer. Met alle krachtsinspanning bewegen de geboeide priesters zich voort door het slijk. De rooden zijn kwaad om het slechte weer. Dat nu juist hun com- pagnie dit transport moest begeleiden! En die vervloekte zwartrokken willen heelemaal niet meer opschieten! Steeds ongeduldiger en ruwer worden de sol ­ daten. Stompen en trappen krijgen zij die struikelen. Een stoot den prior zijn geweerkloi tusschen de ribben. Voor ­ uit! Sneller! De ultgeputte menschen kunnon zich nauwelijks nog verder voortsleepen Twaalf weken reeds te voet op weg! Vier en tachtig dagen van kwellingen! Dag en nacht voortgestampt en voort- gejaagd! Slechts eenmaal per dag een stuk vrijwel oneetbaar brood. Een slok water. En dan maar weer voort. Steeds verder! sneller! Sneller! „Vader, ver ­ geef het hun, want zij weten niet wat zij doen!" Het is alweer nacht, als het transport op een klein spoorwegstationnetje aan- komt. In de leege goederenloods worden de gevangenenen ondergebraoht. Door de reten in de houten wanden en door den vloer fluit de koude nachtwind. Velen hoesten onophoudelijk. Twee geven reeds bloed op. De prior ligt met geslo- ten oogen halfdood in een hoek. De anderen kruipen dicht tegen elkaar aan, om elkaar te verwarmen, en ne- men den stervende in hun midden. Met blauwgevroren bevende lippen begin- nen ze een gebed. Doch de wachtpost aan de deur gebiedt snauwende stilte. „Monden dicht! En geen kik!" En drei- gend richt hij zijn geweerloop op de gevangenen. Dan sterft de prior. Den volgenden ochtend komt er een goederentrein. In den laatsten wagen is plaats voor de gevangenen. En wan ­ neer er slechts negen en twintig op- staan, willen de rooden den dertigsten met schoppen nog omhoog krijgen. Dan bemerken zij, dat hij dood is! En laten hem eenvoudig liggen! Daar, waar hij gestorven is! Ieder krijgt een stuk brood. Een ie ­ dere vijf man een kruik water. Dan rijdt de trein naar het Oosten. Van dag tot dag wordt het kouder. Het begint te sneeuwen. Na een reis van tien da ­ gen moeten de priesters den veewagen uit. En opnieuw de voetmarsch! Nu door sneeuw en onherbergzame onaf- zienbare Ijswoestenijen. Dag in, dag uit worden ze voortgejaagd. Loopen moe ­ ten ze, loopen! Hun voeten zijn nog slechts bloedige klompen in de flarden die eens schoenen waren. Des nachts brandt voor alle gevangenen een vuur. De soldaten liggen in hun pelsjassen om groote houtvuren. Praten, lachen en maken lawaai. En zoodra de gees ­ telijken bidden en een vroom lied be- ginnen te zingen, wordt hun gelast te zwijgen. Maar dat gaat zoo maar niet! On- danks hun ondragelijk Hjden, ondanks de geestelijke en lichamelijke kwellin ­ gen, die zij doorstaan, gaan hun ge- dachten en smeekbeden steeds weer naar den Allerhoogste boven de ster ­ ren! Hij ziet hun lijdensweg. Hun weg naar Golgotha. En meegesleept door hun diep geworteld geloof en het rots- vast vertrouwen op een genadige ver ­ lossing, heffen zij hun „Kyrie" aan. De bolsjewieken hoonen. „WilIen je- lui je snuiten houden? Geen gebler as- jeblief! Dat kunnen jullie naderhand wel doen op je eiland. Daar hoort nie ­ mand je tenminste! Daar zal jullie keel wel dichtvriezen! En werken zullen jul ­ lie er! Flink en stevig! Voor gebler zul ­ len jullie geen tijd meer hebben." Steeds zwakker en zwakker worden de gedeporteerden. lederen dag op ­ nieuw valt er een af. Die niet meer verder kan. Die in elkaar zakt onder de kolfstooten der ruwe soldaten. En dien men gewoonweg laat liggen! Om te ster.ven zonder bijstand en Sacra ­ ment! Om te bevriezen in ijs en sneeuw! Tot een prooi voor de rondzwervende wolven, voor de hongerige raven en kraaien! En de anderen drijft men ver ­ der. Steeds verder naar het Noorden. Naar de IJszee? Sneller! Sneller! Na een maand bereikt het transport de kust. Nog achttien man slechts le ­ ven! Dat wil zeggen: zijn nog niet on- derweg gestorven. Want leven kan men dit niet meer noemen! Afgestompt, apatisch, met van pijn, honger en vrees vertrokken gezichten wankelen ze als levende mummies voort! Niets men- schelijks is er meer aan hen. Het zijn doodgejakkerde, half waanzinnige schepsels! De veerboot, die de gevangenen naar het eiland in de IJszee moet brengen is er niet. De dienst is in de war, of zij is onderweg in het ijs blijven steken. Zes dagen wacht de aanvoerder van het iransport. Maar de boot blijft uit! Dan heeft hij geen zin meer, om met de half doode menschen nog langer in ijs, sneeuw en koude te kampeeren. Bij het aanbreken van den zevenden dag is de boot nog niet in zicht. En de aanvoerder geeft het bevel, te ­ rug te keeren. De soldaten pakken hun levensmiddelen en tenten op de wagens. Ieder gevangene krijgt een stuk brood. Meer niet! Dan laat men ze alleen achter in het ijs! Daar is hun Golgotha! Daar zullen ze verhongeren en bevriezen! Of, door ijs- beren overvallen, ellendig aan hun ein- de komen! De sterke hand van Moskou heeft ze van de Wolga naar de Noordelijke IJs ­ zee gesleept!'De sterke hand van Mos ­ kou zit vol bloed! De dood kleeft aan haar. Na een maand komt het transport weer thuis. Als men den aanvoerder vraagt, of hij de gevangenen gebracht heeft, waar hij ze brengen moest, is het antwoord; „Ja, kameraad-comman- dant, tot aan de kust." En men heeft voor de zaak geen woord meer over. Aan de kust der Noordeiyice IJszee liggen achttien afgeknaagde, stukgebe- ten skeletten. En daarnaast achttien zilveren kruisen....