Tekstweergave van GRC1890_0621-1_00003
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
tende,
te
Londen
ben,
is
het
alleen
in
die
stu-
die,
dat
ik
vergetelheid
gezocht
heb
in
de
ram-
pen,
die
mijn
vaderland
drukken.
Die
jonge
man
wil
naar
Parijs
gaan,
als
ik
goed
ver-
staan
heb.
-Hij
is
daar
geroepen
door
een
van
zijne
landgenooten,
sir
Joet
Barlow,
die
hem
aan
de
generaals
der
revolutie
wil
voorstellen;
hij
zou
eene
verrassende
uitvinding
gedaan
heb-
ben.
Hij
beweert
een
schip
te
doen
voortgaan
zonder
hulp
van
wind
of
riemen,
enkel
door
kokend
water
De
edelman
sprong
op.
—
Zijn
adres,
Korner,
spoedig!
die
man
is
een
groot
genie!
Ik-zelf
heb
twaalf
jaar
ge-
leden
zulk
een
werktuig
beproefd
op
de
Saone,
en
zonder
de
revolutie
Zijn
adres
Korner,
het
is
een
genie,
dat
zeg
ik
u!
En
op
den
sehoorsteenmantel
een
papiertje
vindende,
waarop
de
woning
van
den
uitvin-
der
was
aangeduid,
snelde
de
markies
naar
bui-
ten,
terwijl
Korner
hem
nariep
:
—
Mijnheer
de
Jouffoy,
deze
wiseel,
die
ik
je
moest
uitbetalen
!
Vervloekte
werktuigkunde,
ze
maakt
al
die
meoschen
gek.
—
Moeder,
gij
gaat
met
de
drie
honderd
gulden
terug
naar
uwe
kleine
hoeve
te
Little
Britain;
gij
hebt
dat
geld
noodig,
om
te
Phi-
dadelphia
te
komen.
Ik
voor
mij,
ik
ga
naar
den
heer
West,
of
wel
ik
zal
aan
den
heer
Barlow
verzoeken,
mij
het
geld
voor
de
reis
voor
te
schieten.
Gy
hebt
in
zijne
brieven
ge-
zien,
welk
een
vertrouwen
hij
heeft
in
mijne
onderzeesche
boot
en
ook
in
mijn
stoomwerk
tuig;
hij
belooft
mij
voor
te
stellen
aan
den
generaal
Carnot,
die
zooveel
overwinningen
behaalt;
hij
is
rijk
en
edelmoedig,
zooals
gij
weet,
en
zal
mij
zeker
steunen
met
zgn
geld.
—En
waarvan
znlt
gij
leven
in
dezen
tijd,
mijn
zoon
?
Neen,
neem
het
geld,
ga
dadeljjk
naar
Parijs,
gij
zult
daar
uwe
uitvindingen
beter
verkoopen,
dan
in
het
land,
waar
men
u
niet
begrijpt;
dan
zult
gij
mij
wat
zenden
De
tranen
verstikten
de
stem
der
arme
oude
vrouw,
want
zij
dacht,
dat
zjj
wel
zou
moe-
ten
sterven
zonder
haar
land
terug
te
zien,
waar
de
breeders
van
Eobert
werkten;
waar
zijne
zusters
getrouwd
waren,
waar
hare
kinderen
leefden,
die
zij
verlaten
had,
cm
den
uitvin-
der
bij
te
staan
en
te
steunen
in
zijne
moei-
lijke
poging.
De
markies
Joufifroy
trad
op
eens
binnen,
zonder
te
kloppen.
—
Hier
zijn
driehonderd
pond
voor
de
reis
uwer
moeder,
Kobert
Fulton!
Mevrouw,
uw
zoon
is
het
grootste
genie
van
zijn
tijd;
hij
heeft
bijna
te
gelgk
met
mij
de
stoommachine
uitgevonden,
die
de
ware
omwenteling
van
dezen
tijd
zal
wezen,
wat
ook
Kobespierre
moge
denken!
Nu
schreidde
de
moeder
van
vreugde.
Ful
ton
verklaarde
aan
den
markies,
dat
hjj
op
de
werktuigkunde
had
toegepast
de
elastische
kracht
van
den
waterdamp,
ontdekt
door
den
Franschman
Denis
Papin;
dat
deze
stoom
in
een
metalen
cilinder
geperst,
eene
piston
ver-
schuift,
en
dat
het
er
alleen
op
aan
kwam,
deze
kracht
te
benutten
door
een
werktuig
aan
den
anderen
kant
van
de
piston
te
ver-
binden
—"Wat
mij
sleehts
zeer
onvolkomen
gelukt
is,
viel
de
heer
Joulfroy
hem
in
de
reden.
Ga
naar
Parijs,
jongeling
!
Ik
weet
niet,
of
da
generaals
der
revolutie
u
werkelijk
zullen
helpen,
maar
gij
zult
er
geleerden
zien,
ik
zal
u
een
brief
geven
voor
den
heer
Monge,
die
zich
met
wis-
kunde
bezig
houdt;
gij
hebt
de
toekomst
der
wereld
in
uwe
handen!
En
de
levendige
mar
kies
was
zoo
vol
geestdrift,
dat
hij
zelfs
in
ver-
voering
de
oude
moeder
in
zijne
armen
sloot,
die
mede
juichte
over
de
toekomst
van
haar
zoon.
Acht
jaren
later,
in
1803,
nadat
de
markies
in
Frankrijk
was
terug
gekeerd,
beproefden
hij
en
Fulton,
met
goed
gevolg
op
de
Loire,
de
eerste
stoomboot,
dien
naam
waardig.
Gesteund
door
Carnot,
die
eenig
vermoeden
had
van
het
groote
gewicht
dier
uitvinding,
had
Fulton
in
dien
tijd
de
onderzeesche
torpil-
leur
uitgevonden,
die
vier
uur
onder
water
bleef
met
vijf
man
equipage,
en
die
een
tor
pedo,
een
koperen
doos
met
honderd
pond
kruid
gevuld,onder
den
bodem
der
vijandelijke
schepen
bracht.
la
1806
ging
Fulton
naar
zjjn
vaderland,
Amerika,
terug
en
het
volgend
jaar
liet
hij
op
de
Hudson
de
eerste
stoomboot
varen,
die
de
nieuwe
wereld
zag.
Die
boot
was
de
Clermont
genaamd;
zij
was
150
voet
lang
en
16
voet
breed;
eene
stooramachino
met
dubbele
working
bracht
haar
in
beweging.
Fulton
stierf
den
24
Februari
1815,
nauw-
lijks
vijftig
jaar
oud,
uitgeput
door
den
ar-
beid
en
den
strijd,
maar
met
den
troost
zijn
werk
verzekerd
te
zien.
Geheel
Amerika
rouw-
de
over
hem,
de
dagbladen
vpracbenen
met
een
rouwrand
en
de
Kamers
schorsteu
de
zit-
ting,
om
bij
zijne
begrafenis
tegenwoordig
te
zijn.
De
voorspelling
van
markies
de
Jouffroy
is
sedert
vervuld.
DAPPER
TEGEN
WIL
EN
DANK.
Een
morval
uit
den
Servisch-Bulgaarschen
oarlog.
De
lange,
moeilijke
rit
van
Slivnitza
tot
in
de
nabijbeid
van
Pirot,
vermoeide
de
Bulgaar-
sche
heidukken.
Aan
den
zoom
van
een
bosch
mochten
zij
rust
houden
en
hnnne
kookvuren
aanleggen.
Lachend
keken
zij
naar
den
borre-
lenden
inhoud
der
ketels.
De
heiduk
Badanow
roerde
met
ijver
en
zaakkennis
de
groote
stuk-
ken
vleesch
om,
die
in
den
ketel
lagen,
waar-
over
hij
het
toezicht
had.
Plotseling
vertoonde
zich
aan
den
gezicht-
einder
de
strenge
bevelhebber.
Er
wordt
alarm
geblazen,
de
paarden
brieschen
en
sfcampen.
Daai-
klinkt
het
commando
,,opstijgen!"
Juist
dachten
de
manschappen
hunne
portie
te
zul
len
krijgen,
maar
jawel,
het
was
opstijgen.
Bliksemsnel
sprongen
zjj
op,
en
het
eenige
wat
zy
van
den
inhoud
der
ketels
genoten,
was
de
geurige
damp,
dien
zij
hun
als
afscheidsgroet
nazoaden.
Ook
de
heiduk
Eadanow
bleef
niet
achter-
wege,
maar
vond
het
zonde
en
jammer,
de
zoo
met
ongeduld
verwachte
portie
in
den
steek
te
laten.
Hij
rukte
een
prachtig
gezwollen
stuk
vleesch
uit
den
ketel,
stak
het
in
de
zadeltasch
en
was
in
een
oogenblik
op
den
rug
van
zijn
stampenden
krijgsmakker.
De
anders
zoo
tamm©
bruin
begon
eensklaps
te
slaan
en
te
steigeren,
zoodat
hij
het
zelfs,
den
heiduk,
die
zoo
goed
met
hem
terecht
kon,
wel
wat
te
bont
maakte.
Het
arme
paard
had
nooit
de
warmte-theorie
bestudeerJ,
eii
de
hooge
temperatuur
van
het
geredde
stuk
vleesch,
die
zich
aan
zjjn
lijf
mededeelde,
stoordei
zijn
combinatie-vermogen
dermate,
dat
de
ruiter
to
vergeefs
riep
:
„Nu,
nu,
domkop,
nu,
nu
"
Geen
trek
ken
aan
den
teugel
hielp,
de
bruin
stormde
uit
het
gelid
en
rende
in
dollen
ga
lop
langs
den
zoom
van
het
bosch.
Vergeefs
protesteerde
de
heiduk
tegen
deze
eigendunke-
lijke
mauoBuvre.
Het
paard
scheen
doof
te
zijn
geworden,
en
de
voorthollende
ruiter
hoorde
ook
niet
het
geroep
der
officieren
en
het
ge-
lach
zjjner
kameraden.
Zoo
was
hij
ongeveer
eene
halve
mijl
voort-
gerend,
toen
hij
bij
eene
opening
in
het
bosch
een
regiment
Servische
dragonders
tegenover
zich
zag.
In
zjjne
verwarring
meende
hij
eerst,
dat
het
zijn
eigen
regiment
was;
maar
toen
hij
nader
bij
den
vijand
kwam,
zag
hij,
dat
de
bruin
eene
domheid
had
begaan,
waar
Rada-
now
zelf
geen
raad
op
wist.
De
Servische
ruiters,
die
daar
in
afwachtende
positie
stonden,
waren
nog
meer
verbaasd
toen
zij
een
enkelen
Bulgaar
op
zich
zagen
af
komen;
maar
zij
dachten,
dat
het
een
deserteur
was,
of
de
verwachte
parlementair.
De
vaandeldrager
van
het
regiment
wenkte
toen
de
heiduk
naderde;
want
ieder
dacht,
dat
de
Bulgaarsche
soldaat
den
commandant
zocht.
Vriendelijk
scheen
hij
hem
met
zijn
vaandel
te
willen
beduiden
:
„Kom
hier,
mijnheer
de
heiduk,
kom
hier."
De
Bulgaar
hield
dit
zwaaien
met
het
vaan
del
voor
spotternij.
Met
krachtigen
greep
rukte
hij
den
Servischen
ruiter
het
vaandel
uit
de
hand,
stiet
zijn
bruin
de
sporen
in
de
zijden,
_
deed
hem
door
een
ruk
>
aan
den
teugel
om-
keeren,
en
fluisterde
hem
in
't
oor
:
,Als
je
nu
lust
in
rennen
hebt,
ten
dan
wat
je
kunt."
De
bruin
vloog
dan
ook
heen,
en
eer
de
Serviers
aan
vervolging
dachten,
was
de
hei
duk
hun
reeds
ver
vooruit.
Van
een
heuvel
af
zag
hij
zijn
regiment;
met
vroolijk
brieschen
en
verdubbelde
snelheid
rende
de
bruin
op
de
nog
altijd
lachende
manschappen
toe.
De
heiduk
Eadanow
houdt
halt
voor
het
front.
Het
vleesch
is
nu
afgekoeld,
daarom
gehoorzaamt
het
paard.
Hij
drukt
het
vaandel
tegen
zijne
zijde,
zoo
dat
alleen
de
punt
van
den
stok
zichtbaar
is
voor
de
strenge
oogen
van
den
bevelhebber,
die
toornig
uitroept
:
—Waar
komt
jij
van
daan,
ezelskop?
De
heiduk
Eadanow
ontrolt
het
vaandel
en
houdt
het
den
bevelhebber
voor,
zeggende
:
„Daar
in
hei
bosch
hnb
ik
Serviers
gezien,
en
ik
ben
er
op
af
gereden,
om
hun
vaandel
te
veroveren.
Hier
is
het."
De
bevelhebber
zette
groote
oogen
op,
en
de
manschappen
schudden
het
hoofd.
De
bevel
hebber
haalt
zijne
portefenille
uit,
en
schrijft
den
naam
van
den
heiduk
op,
waarna
hij
hem
vrien
delijk
op
den
schouder
klopt.
Toen
eenige
dagen
later
vorst
Alexander
zelf
den
dapperen
Bulgaar
de
gouden
medaille
op
de
borst
hechtte,
was
het
hart,
dat
in
die
borst
klopte,
reeds
zoo
gezwollen
van
roem
en
trotsch-
heid,
dat
hij
om
alles
ter
wereld
niet
van
de
geredde
vleeschportie
zou
gesproken
hebben,
Gaat
het
niet
meer
zoo
?
DE
BOND.
Menigeen
noemt
den
hond
zijn
trouwsten
vriend,
met
wien
hij
tafel
en
bed
deelt,
ter
wijl
een
ander
er
alle
mogelijke
voordeel
van
trekken
wil.
Zoo
is
men
gewoon,
den
hond
als
onmisbaren
en
gezelligen
huisgenoot
te
beschou-
wen,
zonder
er
aan
te
denken,
dat
hij
toch
een
gevaarljjke
vijand
is
van
den
mensch.
Da
hond
is
namelijk
een
toevluchtsoord
van
allerlei
gevaarljjke
insecten,
die
hem
gemak-
kelijk
verlaten
en
op
den
mensch
overgaan.
„Vlooien
heeft
de
hond
gelijk
de
zeeoevers
zand,"
zegt
Hans
Hubert,
Al
behooren
deze
niet
tot
de
gevaarlijkste
vijanden
van
den
mensch,
hij
vaugt
ze
toch
gemakkelijk
op
en
wordt
er
van
geplaagd.
Erger
dan
de
vlooien
zijn
de
jeuklui
zen
van
den
hond,
die
zich
gaarne
op
de
baid
van
vrouwen
en
kinderen
vestigen,
en
daar
jeukuitslag
veroorzaken.
In
de
vet-
klieren
van
den
hond
leeft
verder
de
schilmade.
Deze
verwekt
bij
den
hond
kleine
zweren,
welke
een
walglijk
zoeten
geur
verspreiden.
Diezelfde
made
gaat
ook
gaarne
op
den
mensch
over
en
veroorzaakt
dikka
roode
neuzen.
Me-
nig
V
hondenliefhebber
wordt
om
zijn
rooden
neus
als
jeneverdrinker
aangezien,
terwijl
hij
in
waarheid
die
onderscheiding
op
zijn
aange-
zicht
zijnen
hond
te
danken
heeft.
Op
den
hond
groeit
verder
eene
klein
zwam
dauwzwam
genaamd,
welke
bij
de
kinderen
hoofdzeer
te
weeg
brengt.
Hoeveel
kinderen
doen
die
afzichtelijke
ziekte
op
door
dikwijls
met
den
hond
te
spelen!
Ook
de
haarziekte
komt
van
eene
zwam,
wel-
ker
kiemen
van
de
hondsharen
in
die
van
den
mensch
komen.
Zijn
de
hier
genoemde
parasieten
voor
den
mensch
dikwijls
onaangenaam,
zoo
is
het
lichaam
van
den
hond,
gelijk
prof.
dr.
Lan-
dais,
van
Munster,
zegt,
voor
den
mensch
in-
derdaad
een
moordhol
van
den
eersten
rang.
In
het
lichaam
van
den
hond
leeft
namelijk
de
schaalworm,
wiens
rjjpe
lidmaten
zich
al-
lengs
afscheiden
en
niet
zelden
door
het
een
of
ander
toeval
in
de
maag
des
menschen
te
recht
komt.
Waanzin
of
dood
zijn
dan
deon-
middellijke
gevolgen.
Hoe
gemakkelgk
wordt
het
overdragen
daar-
van
niet,
als
men
den
hond
toelaat,
de
borden
en
schotels
af
te
likken,
of
als
men,
gelijk
het
dikwijls
gebeurt,
zich-zelven
van
hem
lik
ken
laat.
Ook
de
lintworm
wordt,
zooals
be-
kend
is,
van
den
hond
op
den
mensch
over-
gebracht.
Eveneens
ontleent
de
draaiziekte
der
schapen,
over
welke
zooveel
schaapbezitters
klagen,
haar
oorsprong
aan
een
schurft,
dat
van
den
hond
op
het
schaap
overgedragen
wordt.
Overbekend
is
het
eindelijk,
welk
groot
gevaar
de
razernij
van
den
hond
den
mensch
oplevert.
De
dolheid
komt
bij
honden
in
2
vormen
voor,
nl.
als
razende
en
als
stille
dolheid.
De
razende
is
het
veelvuldigste.
Beide
ziekten
zijn
door
verschil
in
zitplaats
in
het
zenuwstelsel
onderscheiden;
maar
zijn
in
hoofdzaak
dezelfde
ziekte
en
kunnen
in
elkander
overgaan.
Bei-
den
ontstaan
door
wond-infectie
(beet).
De
razende
dolheid
wordt
voorafgegaan
door
een
stadium
van
ontstemd
zijn
—2
dagen).
Zooals
de
eigenaardigheden
van
het
dier
zijn
zoo
zijn
ook
de
verschijnselen.
De
eene
hond
wordt
ongedurig,
onrustig,
gejaagd
en
angstig,
andere
zijn
slaperig,
dommelig.
Enkele
honden