Tekstweergave van GRC1890_0621-1_00004
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
springen
plotseling
of
andere
zijn
buitengewoon
yriendelijk
en
vertrouwelijk;
soms
staan
ze
slapende
en
knikken
in
de
knieen
door,
dan
weer
turen,
kijken
of
staroogen
ze
naar
iets
waar
niets
is.
Ze
happen
naar
vliegen,
die
er
niet
zgn,
en
het
scbijnt,
of
ze
iets
zoeken
wat,
ze
nergens
kunnen
vinden.
Er
is
iets,
dat
hen
niet
vrij
laat
in
denken
en
doen.
Bijten
doen
Z8
nog
niet,
soms
brommen.
De
meeste
hon-
den
krijgen
lust
tot
likken
aan
alle
voorwer-
pen
en
vooral
aan
koude.
De
eetlust
is
in
het
begin
nog
niet
verminderd,
maar
de
dorst
ver-
meerderd.
Langzamerhand
beginnen
ze
te
knab-
belen
of
knagcn
aan
bout,
stroo
of
andere
za-
ken,
waarvan
de
stukken
worden
opgeslikt.
Zelfs
eigen
mest
en
urine
wordt
niet
ontzien.
Spoedig
ziet
men,
dat
de
geslachtsdrift
verhoogd
is;
dat
de
geslachtsdeelen
en
vooral
de
gebe-
ten
plaatsen
worden
belikt.
Ook
reeds
in
deze
voorbode
begint
de
bond
moeilijk
te
slikken;
krijgt
braakverschijnselen
en
rekt
onophoude-
lijk
den
bals.
Laten
ze
de
stem
booren,
dan
■wordt
ze
reeds
iets
heescb.
De
meesten
bebben
reeds
constupatie.
In
het
2e
stadium
verschilt
het
zeer,
of
de
bond
vrij
loopt
of
vast
ligt.
De
vastliggende
bond
wordt
meer
onrustig
en
gejaagd,
rnkt,
bijt
en
trekt
aan
den
ketting,
waaraan
hij
is
bevestigd,
terwijl
ze
kopschuddend
tracht
alles
te
vernie-
len.
Nu
verandert
de
stem
vooral,
want
de
dieren
gaan
blafhuilen.
In
elk
geval
is
het
een
geluid
met
3^4
golvingen,
en
moet
men
het
eenmaal
gehoord
bebben,
wil
men
het
zich
kunnen
voorstellen.
Flaagt
men
nu
met
een
stok,
dan
bijt
de
bond,
en
doet
men
er
een
andere
bond
bij,
dan
loopt
hij
eerst
om
hem
heen,
en
vliegt
dan,
zonder
te
waarschuwen,
op
een
oogenblik
op
hem
aan.
Hierbij
valt
dan
op
te
merken,
dat
ze
niet
janken
en
geen
ge
luid
laten
booren.
Het
stom
blijven
onder
pijn
is
opmerkelijk.
Ben
kamerhond
zal
trachten,
de
deur
uit
te
komen.
Gelukt
hij
vrij
te
komen,
dan
gaathij
steeds
een
rechten
weg,
door
sloot
en
al,
en
loopen
net
zoo
lang
tot
ze
van
vermoeidheid
neervallen.
Anderen
bijten
overal
in
wat
ze
op
hun
pad
ontmoeten,
en
weer
anderen
gaan
na
dien
volbraehten
arbeid
weder
naar
hun
meester
terug.
Dan
is
het
dier
niet
veel
meer
gehoorzaam
aan
zijn
baas,
maar
behoeft
toch
nog
niet
te
bijten.
Voor
vreemde
menschen
is
hij
dan
reeds
gevaarlijk.
Na
dit
stadium
zyn
de
dieren
erg
verma-
gerd,
de
oogen
gaan
diep
staan,
haren
stroef,
keel
en
achterstel
geraken
meer
en
meer
ver-
lamd.
Ook
wordt
het
drinken
nu
moeilijker.
De
nu
half
verlamde
dieren
sterven,
nu
eens
aan
een
aanval
van
woede,
dan
weer
gebeel
rustig.
De
dood
treedt
in
na
5—8
dagen.
Stille
razernij.
Van
alie
honden,
die
dol
wor
den,
heeft
men
wel
|e
razend,
hetwelk
af
hangt
van
den
aard
van
het
dier.
De
honden
in
aard
stil
zijnde,
lijden
hier
meer
aan.
Het
le
sta
dium
is
ongeveer
alsdat
van
razende
dolheid.
Zoo'n
bond
bijt
evenwel
niet,
omdat
hij
niet
kan
bijten,
aangezien
de
kaak
lam
is.
Hij
blijtt
tehuis,
is
treurig
en
wekt
medeiijden
op.
Spoe
dig
ziet
men
de
tong
voor
een
gedeelte
uit
den
bek
hangen,
en
kwijlen
de
beesten
erg.
Soms
kan
men
door
te
plagen,
de
kaak
zien
sluiten,
wat
dan
gevaarlijk
wordt.
Het
drinken
is
in
't
begin
moeilijk,
later
onraogelijk.
Bij
bet
la
ten
drinken,
steken
zij
den
snuit
diep
in
den
drinkbak.
Ze
laten
de
stem
bjjna
niet
hooren
en
zoo
ze
het
doen,
dan
gewijzigd
(heescb).
En-
kelen
beweren,
dat
de
dood
bij
stille
dolheid
reeds
na
2
a
3
dagen
intreedt.
DE
X
IN
'S
MENSCHEN
LEVEN.
Het
Eomeinsche
kruis
X,
als
cijfer
gebruikt,
om
het
getal
van
's
menschen
levensjaren
uit
te
drukken,
heeft
eene
zeer
zinrijke,
zinne-
beeldige
beduidenis,
die
misschien
nog
door
niemand
werd
opgemerkt.
Tot
in
het
vgfde
jaar
vindt
men
geen
spoor
van
kruis
of
leed.
Nauwlijks
echter
wordt
dit
bereikt,
en
het
kind
een
A
B
G
boek
in
de
handen
gespeeld,
of
de
beide
bovenste
takken
van
het
kruis
vertoonen
zich
in
de
getalletter
V.
Op
hetne-
gende
jaar,
als
de
eerste
debatten
over's
kna-
pen
toekomst
plaats
hebben,
komt
het
volledig
te
voorschgn,
ofschoon
nog
bescbermd
door
een
verzachtingsteeken
(IX),
hetwelk
waarschijn-
lijk
de
moederlgke
teederheid
aanduidt.
Ver-
volgens
op
het
tiende,
wanneer
de
knaap
in-
stituut
of
gymnasium
betrekt,
of
een
ambacht
leert,
is
dat
scherm
verdwenen;
het
kruis
X
vertoont
zich
naakt
en
kaal.
Met
de
twintig
voegt
zich
een
tweede
naast
het
eerste
(XX),
dat
is
de
liefde
met
haar
hartzeer;
tegen
het
dertigste
komt
het
derde
opdagen
(XXX);
het
lieve
buiskruis
voegt
zich
stilletjes
naast
de
andere
en
wordt
tien
jaren
later
door
het
ambts-
en
kinderkruis
opgevolgd
(XXXX).
Nu
schijnen
de
kruisen
te
wijken;
de
man
op
zijn
vijftigste
jaar
staat
op
den
hoogsten
trap
des
levens
:
de
hartstochten
zwijgen,
het
gerijpte
verstand
zwaait
den
staf
der
heerschappij,
en
geeft
hem
voor
eenigen
tijd
de
kracht,
om
elk
kruis
met
den
voet
te
treden.
Nu
denkt
hij,
heb
ik'tge-
wonnen;
maar
ziet
weldra
een
nienwe
X
naast
de
met
de
zooveel
zwoegen
bereikte
L;
hij
is
LX
jaren
geworden;
vrienden
en
bekenden
verlaten
hem,
hij-zelf
gevoelt
den
ouderdom
met
eenen
nasleep
van
gebreken
naderen;
on-
dank
is
het
loon
zyner
goede
daden,
berouw
dat
zijner
overtredingen.
Nu
groeit
het
getal
der
X
aan,
om
laat
weer
af
te
nemen;
hij
wordt
LXX,
geest
en
lichaam
beginnen
hem
te
begeven,
de
jonge
wereld
laat
hem
alleen
staan;
hij
is
LXXX,
de
last
der
kruisen
doet
hem
grafwaarts
buigen;
nog
een?
doch
neen,
het
negentigste
levensjaar
komt
als
een
engel
der
vertroosting,
de
X
vermindeien
tot
een
enkel
(XC),
de
prikkel
des
lijdens
verstompt,
de
laatste
strijd
genaakt.
Eene
korte
poos
nog
schijnen
nieuwe
X
zich
te
wilien
verheffen
(XCIX),
leven
en
dood
worstelen,
tot
dat
ein-
delijk
de
koning
der
verscbrikking,
die
zoo
kwaad
niet
is
als
de
wereld
hem
afschildert,
den
weerlooze
van
alle
kruis
veriest,
.en
in
het
gebied
der
rust
binnen
leidt.
NOOIT
GOED.
Een
boer
las
in
een
landbouwkundig
blad;
,Een
zijvenster
in
een
stal
maakt
een
paard
aan
dien
kant
zwak
van
gezicht;
een
venster
tegenover
het
paard
is
hinderlijk
voor
zijne
oogen
door
het
helle
licht;
een
venster
van
achter
maakt,
dat
het
paard
scheel
ziet;
een
venster
in
een
boek
maakt
het
schuw
op
den
weg,
en
een
stal
zonder
vensters
maakt
het
blind."
Daarop
schreef
de
boer
aan
den
uit-
gever
van
het
blad,
om
hem
te
vragen,
welke
uitwerking
een
venster
zonder
stal
op
de
oogen
van
zijn
paard
zou
hebben?
LAWDBOUW
IN
VEETEELT.
IETS
VOOR
ONZE
VEEHOUDERS.
„Ik
was
juist
aan
het
melken,"
zegt
een
medewerker
van
eene
veel
gelezen
Landbouw-
Courant,
toen
de
heer
L.
binnen
kwam.
,1k
tilde
den
emmer
op
en
hing
dien
aan
de
weegschaal."
„
Juist
13
pond"
zeide
ik
en
tee-
kende
dit
op
een
klein
plankje
aan,
dat
aan
den
muur
vlak
tegenover
de
standplaats
van
de
koe
was
opgehangen.
„Waarom
doet
gij
dat?"
vroeg
hij.
„Meent
ge
waarom
ik
alles,
wat
van
deze
boerderij
komt,
weeg,
tel
en
meet,"
zei
ik.
„Mijn
vader
leerde
mij
dit,
toen
ik
nog
een
jongen
was."
„Maar
wat
voor
nut
heeft
het
bier,
gij
ont-
vangt
al
de
melk,
want
gij
melkt
zelf,
en
niemand
kan
u
dus
bedriegen."
„Dat
is
nog
zoo
zeker
niet.
Luister
eens.
Gij
ziet
dit
plankje.
Daarop
vindt
gij
de
hoeveelheid
melk
aange-
teekend,
die
door
een
der
koeien
elken
dag
wordt
gegeven.
Volgt
gij
de
balans,
dan
vindt
ge
17
pond,
16|
pond,
18
pond,
en
dan
komt
11
pond.
Dat
verschil
trof
me
en
dadeljjk
ging
ik
onderzoeken,
om
te
zien
wat
daarvan
de
reden
kon
zijn.
De
neus
van
deze
koe
was
heet
en
droog,
haar
bek
met
slijm
bedekt,
en
zij
at
niet.
Spoedig
werd
het
mij
duidelijk
wat
haar
scheelde.
Zij
had
aan
het
houten
beschot
gekauwd
en
een
groote
splinter
was
tusschen
hare
tanden
gedrongen,
haar
kaak
was
daardoor
aan
het
zwellen
geraakt.
Had
ik
de
melk
niet
gewogen,
dan
was
dit
zeker
twee
of
drie
dagen
later
door
mij
ontdekt
ge
worden;
nu
kon
ik
haar
dadelijk
helpen
en
veel
kosten
en
moeite
was
daardoor
gespaard.
Zie
hier
nu
eens
op
dit
plankje.
Daar
staat
13^
pond,
15
pd.,
17
pd.,
12
pd.,
11
pd.,
en
dan
daaronder
6^
pd.,
7
pd.,
7^
pd.,
5
pd.,
5-|
pd.,
bekijk
nu
die
koe
eens.
Ze
is
een
mooi
dier,
niet
waar?"
Maar
dat
geeft
mij
niet
veel,
want
die
koe
zal
beter
een
vetweider
dan
in
eene
boerderg
voldoen.
Hier
hebt
gij
glazen
om
de
room
te
wegen.
"Wanneer
geen
koe
15
pCt.
room
geeft,
dan
is
zij
bet
voedsel
niet
waard,
dat
ik
haar
geef,
en
eene
vaars,
die
geen
10
pCt.
room
geeft,
ia
niet
waard,
om
als
fokdier
gebruikt
te
worden;
beter
haar
aan
melkverkoopers
over
te
doen.
Zeg
nu
eens,
hoe
kon
ik
dat
alles
weten,
als
ik
niet
woog
en
meette?
Zie,
hier
hebt
gij
de
maat
voor
het
voedsel;
elk
dezer
maten
bevat
de
hoeveelheid
voedsel
voor
elke
koe
bg
elke
maal,
zij
hondt
juist
2
kwarten
in.
Deze
mand
kan
een
schepel
bevatten;
bij
elke
voedering
krijgt
iedere
koe
die
hoeveelheid.
Gij
ziet,
dat
alles
onder
regels
gebracht
is.
Geen
willekeu-
rige
regels,
maar
alles
met
cijfers
aangegeven.
Een
boer,
die
niet
alles
weegt
en
meet
wat
de
boerderij
opbrengt,
kan
geen
rekenschap
geven
van
hetgeen
er
omgaat,
en
zonder
dat
hij
weet,
is
er
dagelijks
licht
een
paar
gulden
mee
gemoeid.
Wel
mijn
jongen,
knoop
dat
in
je
geheugen.
Die
raad
is
wel
duizend
gulden
waard,
maar
het
doet
mij
genoegen,
je
die
voor
niets
te
geven.
DE
VARKENSZIEKTE.
Het
aanfokken
en
mesten
van
varkens
is
ge-
woonlijk
eene
winstgevende
zaak;
vooral
als
de
prijzen
hoog
zijn,
trekken
vele
boeren
eene
flinke
som
uit
hunne
varkensbokken.
Is
het
fokken
van
varkens
aan
veel
wisselvalligheden
onderworpen,
bij
het
vetmesten
ondervindt
men
niet
zelden
tegenspoed
door
de
bekende
var-
kensziekte,
die
hier
en
daar,
gehjk
men
hoort,
enkele
offers
eischt.
Deze
ziekte,
ook
vlekziekte
geheeten,
openbaart
zich
veelal
in
de
warmste
zomermaanden.
Kenteekenen
zijn
:
het
varken
laat
het
voer
onaangeroerd
staan
;
het
wordt
heescb;
met
moeite
zal
men
het
overeind
krij
gen,
gelukt
dit,
dan
waggelt
het
lusteloos
heen
en
weer.
Het
varken
is
benauwd
en
ademt
snel.
Aan
buik
en
ooren
vertoonen
zich
roode
plekken,
die
allengs
grooter
worden,
ineen
vloeien
en
later
eene
blauwachtige
kleur,
bij
zwart
af,
aannemen.
In
de
meeste
gevallen
sterft
het
dier
spoedig.
Een
atdoend
middel
tegen
die
zoo
gevreesde
ziekte,
schijnt
men
nog
niet
te
kennen.
Men
meent,
dat
ondoelmatig
voedsel
een
der
hoofd-
oorzaken
is.
Gelijk
men
weet,
is
het
varken
een
dier,
dat
alles
eet;
het
behoeft
echter
zoowel
dierlijk
als
plantaardig
voedsel.
In
het
algemeen
vergeet
men
dit
te
veel,
en
het
is
ook
moeilijk
op
het
platteland
dierlijk
voed
sel
voor
de
varkens
te
bekomen.
In
steden
en
dorpen,
waar
vele
slachterijen
zijn,
is
die
moei
te
niet
zoo
groot;
want
allerlei
afval,
inge-
wanden,
bloed,
enz.
verslindt
het
varken.
Land-
bouwers
op
het
platteland,
slacht
gij
kippen
of
ander
gevogelte,
werp
het
voor
u
oneetbare
maar
voor
de
varkens;
het
zal
zijn
weg
vin
den.
Is
men
nu
in
de
noodzakelijkheid,
om
geen
ander
voedsel,
dan
aardappelen,
meel
en
melk
te
kunnen
geven,
dan
wordt
aangeraden,
dagelijks
wat
gewoon
keukenzout,
niet
te
veel,
in
het
voeder
te
doen;
ook
wordt
aangeraden,
driemaal
per
week
salpeter
toe
te
dienen;
zoo
veel
in
een
paar
vingerhoeden
gaat,
zou
vol-
doende
zijn.
Het
varken
moet
een
liefhebber
van
zuur
zijn.
De
te
groote
hoeveelheid
van
zuur,
gevoegd
bij
bevige
zomerwarmte,
geldt
ook
voor
eene
oorzaak
der
ziekte.
Als
middel
ter
voorkoming
en
genezing
der
varkensziekte,
wordt
ook
aangeraden,
een
mengsel
te
gebruiken
van
7
deelen
gemalen
krijt
en
1
deel
ijzerroest.
De
felle
zomerwarmte
kan
men
voor
de
varkens
temperen
door
de
hokken
open
te
zetten,
en
door
de
dieren
buiten
te
laten
loopen.
De
dwaze
meening,
die
velen
hebben,
dat
de
varkens
bij
voorkeur
vuil
en
modder
zoe
ken,
om
zich
daarin
te
wentelen,
moet
ook
be-
streden
worden.
Gelijk
elk
dier
zoekt
ook
het
varken
de
zindelijkheid;
maar
zoo
de
arme
dieren,
in
hun
hok
niets
anders
vinden
dan
vuil,
moeten
ze
daar
dan
niet
in
waden
en
rust
zoeken
?
Is
er
gelegenheid,
het
varken
gaat
op
eene
zindelijke
plaats
Hggen.
leder
kan
zich
daarvan
overtuigen.
Het
ware
te
wenschen,
dat
men
algemeen
besefte,
dat
donkere
en
morsige
hokken
ook
veel
invloed
hebben
op
de
gezondheid
der
dieren.
Landbouwers,
nu
de
teelt
en
het
mesten
van
varkens
zooveel
voordeel
kan
opleveren,
is
het
van
't
grootste
belang,
dat
er
meer
aandacht
aan
de
verzorging
dezer
dieren
geschonken
wordt.