Tekstweergave van GRC1895_januari-onbekend2_00001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
\
EBAATEICHE
behoorende
bij
het
Nummer
van
ZATERDAG
19
JANUARI
1895,
C3^E3"W^ia'X>
AA.'N
a
Ults©X7©i?
s
iF'lSJ'Ksa.a.
0-,
IT'^^ST
PIESn-Elxr,
Advertentien
betrefFende
Landbouw
of
Veeteelt,
in
dit
Landbouwhlad
geplaatst,
geuicteu
door
den
uitgebreiden
kring
waarin
de
„Graa];'sche
Courant"
woi'dt
verspreidt,
zeer
groote
pupliciteit.
De
prijs
der
Advertentien
is
7
cents
per
regel,
terwij]
driemaal
plaatsing
slechts
twee-
en
zevenmaal
plaatsing
slechts
viermaai
in
rekening
wordt
gebracht.
Bij
veelvuldige
plaatsing
wordt
be-
langrijk
rabat
gegeven,
en
bij
abon-
nement
voor
een
bepaald
aaatal
regels
per
jaar
wordt
een
voordeelige
over-
eenkomst
aangegaan.
WEEK-KALSNDBR.
JANUARI.
20
Zondag.
HH.
Fabianus
en
Sebisti-
anus,
Martelaren.
Evan-
gelie
:
De
bruilofl
te
Cana
en.
Galilea.
21
Maandag.
H.
Agnes,
Maagd
enMar-
telares.
22
Dinsdag.
HH.
Vincentius
en
Anas-
tasius,
Martelaren.
23
Woensdag.
H.
Emerentia,
Maagd
en
Martelares.
Verioving
der
H.
Maagd
Maria.
24
Donderdag.
H.
Timotheus,
Bisschop
en
Martelaar.
25
Vrijdag.
Bekeering
van
Saulus
tot
Panlus.
26
Zaterdag.
H.
Polycarpus,
Bisschop
en
Martelaar.
Nienwe
Maan
:
Vr^dag
25,
's
avonds
9.46
uur.
Het
water
nit
het
oogpunt
van
gezondheid.
Geaclite
Redactie!
Gi)
wenscht,
blijkens
uw
laatste
schrg
yen,
op
de
wijze
als
in
mijn
vorigen
brief
over;
0ns
dagelyksch
brood
en
andere
levensmiddelen,
thans
iets
voor
uw
blac
omtrent
het
water,
dat
wij
drinken,
of,
zoo
als
gy
nader
aanvnlt,
over
het
water
uit
een
oogpunt
van
gezondheid,
Ja
wel,
goede
vriend,
vragen
is
gemak-
kelyk;
gij
zgt
daarmee
in
een
paar
regels
en
in
een
paar
minuten
klaar;
ik
daaren-
tegen
heb
uren
noodig
om
u
een
antwoord
toe
te
zenden,
dat
u
bevredigen
kan
en
uwe
lezers
dit
punt
tot
klaarheid
brengt,
ge-
steld,
dat
mij
dit
gelukken
wil.
Tochmag
ik
niet
weigeren
aan
uw
verzoek
te
vol-
doen.
De
vorm,
waarin
gy
niy
een
ant
woord
vraagt
op
zoo'n
belangrgk
punt,
is
zoo
bescheiden
en
vriendelyk;
uw^
onder-
werp
zoo
gelukkig
gekozen
en
zoo
aan-
trekkelijk
voor
mij,
dat
ik
niet
weigeren
kan.
Ik
trek
dus
aan
den
arbeid
enreken
op
de
belangstelling
niet
alleen,
maar
ook
op
het
geduld
uwer
lezers,
wanneer
ik
soms
hier
of
daar
een
weinig
mocht
afdwalen
van
den
rechten
weg,
waartoe
het
onder-
werp,
meer
dan
een
ander,
licht
aanleiding
geven
kan.
Dat
gij
my
met
het
water
in
zyne
be-
teekenis
voor
het
leven
van
den
mensch
een
bij
uitnemendheid
belangryk
onderwerp
hebt
genoemd,
mag
reeds
hieruit
blyken,
dat
ons
eigen
dierbaar
«ik»
by
een
gewicht
van
128
oude
ponden,
uit
niet
minder
dan
84—86
oude
ponden
water
bestaat,
dat
is
zooveel
als
66
pond
water
op
een
mensch
van
loo
pond
gewicht.
«Tusschen
twee
haakjes»
—
zoo
zegt
ergens
een
Fransch
schi-ijver
—
«dit
verklaart
u
dan
ook,
waarom
wij
ons
zoo
gemakkelyk
drijvende
kunnen
houden
op
het
water;
wy
zelven
zyn
byna
niets
dan
water.
Zonder
die
eigenzinnige
beenderen,
die
een
weinig
zwaarder
zyn
dan
het
overige,
zou
men
ons
een
steen
aan
den
hals
moeten
binden
om
ons
te
doen
zinken.»—
Welnu,
indien
dit
reeds
zoo
is
bij
den
mensch,
dan
is
het
ook
te
verwachten,
dat
het
met
de
overige
dieren
niet
anders
wezen
zal.
En
inder-
daad,
het
onderzoek
heeft
dit
bevestigd.
De
bloeddorstige
tijger
niet
minder
dan
de
opgeblazen
kikker
en
onze
nietige
ka-
mervlieg,
zy
alien
bestaan
voor
het
grootste
deel
uit
water.
Hetzelfde
kan
gezegdwor-
den
van
onze
planten.
Terwyl
eikenhout
gemiddeld
20—30
pond
water
bevat
op
100
pond
hout,
zijn
op
100
pond
popu-
ieren-
en
wilgenhout
reeds
40—50
pond
water
aan
te
wijzen,
ja
zelfs
90
pond
wa
ter
op
100
pond
van
sommige
planten.
Maar
daarbij
blyft
het
niet.
Niet
alleen
zyn
planten,
dieren
en
menschen
als
het
ware
met
water
«overstroomd»,
zoo
als
die
Fransche
geleerde
gelieft
te
zeggen,
maar
overal,
waar
wy
gaan
of
staan,
oni-
spoelt
ons
water,
hetzy
wij
wandelen
op
het
land
of
dobberen
op
de
zee.
Zoo
hoog
kunt
gy
niet
in
de
lucht
opstijgen,
zoo
diep
niet
in
de
mynput
neerdalen,
het
wa
ter
vindt
gy
overal.
De
sneeuwwitte
wolk-
jes,
die
aan
den
helderblauwen
hemel
voor-
bydrijven
voor
uw
oog
zoowel
als
de
grysgrauwe
lucht,
die
onheilspellend
uw
oogst
met
hagelslag
bedreigt
bestaan
uit
niet
veel
meer
dan
water.
Het
aanslag
op
de
glasruiten
van
uwe
kamer;
de
yzel,
die
op
de
fijnste
en
hoogste
twygjes
van
uw
geliefden
appelboom
schittert
in
het'
licht
der
zon;
de
dauwdrop,
die
op
een
vrien-
delijken
lentemorgen
fonkelt
in
de
kleuren
van
den
regenboog,
—
zie,
't
is
alles
wa
ter,
dat
zich
uit
den
waterdamp
der
lucht
heeft
afgezet,
toen
het
koel
werd
in
den
nacht.
Want,
zoo
helder
is
nooit
de
lucht,
of
zij
bevat
meer
of
minder
waterdamp,
die
met
de
lucht
door
ons
wordt
ingeademd
om
straks
weer
uitgeademd
te
worden.
Voeg
daarbij
nu,
dat
geen
zaadje
kiemen,
geen
grashalm
zich
ontwikkelen
kan
in
een
volkomen
drogen
bodem;
"dat
geen
put
door
ons
gegraven
wordt,
zonder
dat
het
water
van
alle
kanten
aandringt
en
ons
den
arbeid
moeilyk
maakt;
dat
eindelyk
drievierde
van
de
vaste
oppervlakte
onzer
aarde
in
water
verdronken
ligt,
—
niet
waar,
dan
hebben
wij
recht
te
zeggen:
het
water
omringt
u
overal,
waar
gy
u
ook
beweegt.
Zeker,
het
water
vindt
gy
overa.
en
altijd
werkzaam
de
rol
te
spelen,
die
daaraan
toegewezen
is,
ook
in
het
leven
van
den
mensch.
Gelukkig,
dat
deze
laatste
zinsnede
my
nog
bij
tyds
tiit
de
pen
vloeit.
Want
zoo
Feuilleton.
De
wraak
van
een
Christen.
Episode
uit
dsn
tijd
der
Fransche
revolutie.
7)
Vry
naar
het
Fransch.
In
het
begin
van
zijn
verblp
te
Anvrigny
had
Toustain
dikwijls
twist
met
de
bosch-
wachters
over
zulke
strooperijen,
maar
Grospin
kwam
nu
tusschenbeiden,
en
zorgde
niet
alleen,
dat
het
muisje
geen
staartje
had,
maar
bovendien,
dat
Toustain,
evenals
hy,
vrij
mocht
jagen
in
de
bosschen,
die
tot
het
gebied
der
smeltery
behoorden.
Een
der
hoedanigheden
van
Toustain
was,
zooals
wy
weten,
erkentelijkheid,
en
van
dien
tijd
af,
toonde
hij
zich
jegens
Grospin
zeer
verknocht,
en
deze
op
zijn
beurt
wist
later
van
deze
verknochtheid
partij
te
trekken.
Toen
de
constitueerende
vergadering
Frank-
rijk
in
departementen,
districten
en
muni-
cipaliteiten
had
verdeeld,
werd
de
gemeente
Auvrigny
een
kantonnale
hoofdplaats
van
het
district.
Grospin
wenschte
heel
gaarne
tot
burgemeester
benoemd
te
worden;
hij
sprak
met
Toustain
over
zijn
plan,
die
het
met
alle
kracht
ondersteunde.
Onze
herbergier
begaf
zich
aanstonds
op
weg,
en
hij
wist
de
verkiezingsstrijd,
in
dat
tydperk
nog
ge-
heel
nieuw,
zoodanig
te
leiden,
dat
Grospin
byna
alle
stemmen
verkreeg,
zelfs
die
der
royalisten
en
aristocraten.
De
aristocraten
die
niet
konden
hopen,
dat
een
der
hunnen
tot
burgemeester
werd
verkozen,
hadden
hun
stem
op
hem
uitge-
bracht
omdat
zy
hem
als.de
meest
gematigde
van
de
tegenparty
beschouwden.
In
dit
op-
zicht
was
Iran
meening,
juist,
want
Grospin
toonde
zich,
zoo
al
niet
uit
zyn
inborst
of
door
deugd,
dan
toch
door
zijne
geldelyke
belangen
altijd
gematigd,
en
een
det
eerste
werkzaamheden
van
den
nieuwen
burgemees
ter
was
te
trachten
de
gisting
onder
de
heethoofden
der
partijen
te
doen
bedaren.
Gospin
wist
Toustain,
uit
erkentelijk
heid,
tot
zyn
adjunct
te
doen
benoemen
;
dit
vermeerderde
nog
de
gehechtheid
van
dezen
laatste
aan
den
directeur
der
smelterijen,
zoo-
dat
dan
ook
de
volmaakste
harmonie
in
het
begin
tusschen
de
beide
gemeente-ambtena-
ren
heerschte.
V.-.
Een
oiiverwaclit
bezoek.
Op
een
avond
van
de
maand
Februari
1792
was
vader
Planart
en
zyn
vriend
mr.
Courlet,
als
naar
gewoonte
een
avondje
bij
denpastoor
komen
doorbrengen.
Reeds
verschcidene
jaren
was
dit
hun
gewoonte,
twee-
of
driemaal
ergens,
dan
zou
ik
hier
in
verzoeking
kun
nen
komen,
van
het
eigenlyke
onderwerp,
dat
gy
mij
aan
de
hand
deedt,
af
te
dwa-
len
en
gevaar
loopen
in
het
kort
een
schets
te
geven
van
de
veelzydige
werkzaamheid
van
het
water
in
de
schepping.
Thans
moet
ik
echter
daarvan
zwygen
en
kan
ik
mij
bepalen
tot
den
invloed,
dien
het
uit-
oe'fent
op
het
gezonde
leven
van
den
mensch.
Dat
het
daarin
een
by
uitstek
belangrijke
rol
vervullen
moet,
kon
reeds
hieruit
wor-
den
afgeleid,
dat
diezelfde
heer
der
schep
ping,
zooals
wij
ons
zelven
dikwijls
noe-
men
—
met
meer
gevoel
van
eigenwaarde
dan
wel
bescheiden
is
—
dat
diezelfde
mensch,
op
iederen
leeftijd,
vOor
niet
min
der.
dan
de
helft
van
zijn
gewicht
uit
water
Destaat.
Maar,
al
wisten.wij
dit
niet;
al
mochten
wy
soms
meenen,
dat
ons
lichaam
wat
steviger
en
vaster
in
elkaar
gezet
ware,
dan
toch
zou
de
dagelyksche
behoefte,
die
wij
aan
water
of
aan
dranken
in
het
alge-
meen
gevoelen,
ons
kunnen
zeggen,
wat
let
water
voor
ons
leven
is.
Herinnert
ge
u
nog
wat
vroeger
door
ons
in
den
brief
over
«ons
dagelyksch
3rood»
gezegd
is,
dan
zult
gij
weten,
dat
een
volwassen
mensch,
die
door
handen-
arbeid
in
zyn
dagelijksch
onderhoud
moet
voorzien,
per
dag
gemiddeld
3
liter
of
3
kan
water
noodig
heeft.
Wij
meenden
des-
tyds
dit
water
buiten
bespreking
te
mogen
laten,
omdat
dit
—
zoo
zeiden
wy
—
allicht
in
voldoende
hoeveelheid
aangetroffen
wordt
in
de
spijzen
en
de
dranken,
die
wij
da-
gelyks
gebruiken.
Maar,
dit
voegen
wij
er
3y
:
«Leid
daaruit
niet
af,
dat
dit
minder
noodig
zoude
zijn
dan
de
overige
bouw-
stoffen
van
uw
lichaam.
Gij
weethetmis-
schien,
dat
honger
onder
voortdurend
ge-
not
van
water
veel
langer
wordt
verdragen
dan
dorst.
Terwyl
uit
verschillende
waar-
nemingen
gebleken
is,
dat
de
mensch
ge
middeld
25
dagen
zonder
voedsel
leven
kan,
wanneer
hem
het
water
slechts
niet
ont-
louden
wordt,
zal
hij
reeds
den
zevenden
of
achtsten
dag
bezwijken,
als
hy
by
het
voedsel
ook
nog
het
water
missen
moet.
;iet
is
bij
den
mensch
—
zoo
vervolgden
wy
—
zoo
ongeveer
als
bij
de
planten.
Vergeet
uwe
geraniums
«drinken»
te
geven,
en
ze
zien
u
aan
met
slappe
en
neerhan-
gende
bladen,
alsof
zij
u
wilden
toeroepen,
dat
uw
verzuim
haar
het
leven
kosten
kan.
Zoodra
echter
hare
dorst
gestild
is,
keert
de
gezonde
spanning
in
de
bladstelen
terug
en
frisch
en
moedig
richten
zich
de
bladen
weer
omhoog."
—•
Welnu,
goede
vriend,
niet
anders
is
het
by
den
mensch.
Dof
en
ingevallen
ziet
het
oog
van
den
armen
schipbreukeling,
die
door
den
dorst
nog
meer
gekweld
dan
door
den
honger,
dagen
en
nachten
rondzwierf,
zonder
hoop
op
red
ding
;
maar
de
gloed
in
het
ingezonken
oog
keert
terug
met
iedere
teug
van
het
heldere,
levenwekkende
water,
dat
den
armen
lyder
wordt
toegediend.
Dat
deze
behoefte
aan
water
zich
by
den
mensch
zoo
spoedig
en
krachtig
doet
ge
voelen,
vindt
zijn
meest
eenvoudige
ver-
klaring
—
gij
begrypt
dit
reeds
—
in
het
gestadig
verlies,
dat
hij
aan
water
lijdt,
ieder
oogenblik
van
zyn
leven.
Daar
is
geen
oogenblik
in
uw
leven
aan
te
wijzen,
waarin
gij
onveranderd
blijft.
wie
gij
zijt.
De
waterdamp,
die
gij
op
hetzelfde
oogenblik,
waarin
gy
deze
regels
leest,
uitdampt
of
uitzweet,
heeft
zoo
even
te
voren
nog
deel
uitgemaakt
van
uw
dier
baar
«ik»
en
behoort
dan
Weer
tot
uw
verleden.
—
Nu
ja,
daar
is
dan
ook
geen
bestanddeel
in
ons
lichaam
aan
te
wyzen,
dat
zoo
uithuizig
is
als
juist
het
water.
Nauwelyks
is
het
door
ons
opgenomen,
pas
voelt
het
zich
in
ons
lichaam
thuis,
of
het
maakt
weer
aanstalten
om
heen
te
gaan
en
ueemt
de
vlucht
naar
buiten.
Welke
lichaamsdeelen
het
water
in
die
vlucht
behulpzaam
zyn,
—
gy
kunt
dat
weten.
Terwijl
het
in
de
onderbuik
de
nieren
zijn,
die
rusteloos
medewerken
aan
de
afscheiding
van
het
overtollige
water
uit
het
bloed,
dat
door
ons
lichaam
stroomt,
hebben
in
onze
borst
de
longen
die
taak
aanvaard
en
aan
den
omtrek
van
ons
lichaam
—
de
zachte
en
naakte
huid.
Mo
gen
wij
nu
de
waarnemingen
vertrouwen,
die
door
verschillende
geleerden
gedaan
zyn,
dan
verliest
—
wij
zeiden
dit
reeds
—
een
volwassen
mensch
per
dag,
dit
is
in
24
uren,
gemiddeld
3
kan
water.
Daarbij
in
aanmerking
genomen,
dat
een
gezond
en
krachtig
werkman,
volgeiis
onze
beste
geleerden,'
nog
geen
kan
water
opneemt
met
de
vaste
spijzen,
die
hij
dagelyks
ge-
jruikt,
—
zoo
zou
nog
ruim
2
kan
water
—
in
het
vochtig
Nederland
misschien
een
weinig
minder
—
door
di'inken
moeten
worden
aangevuld.
Gy
ziet
dus,
dat
de
vraag
belangrijk
is,
welke
drank
het
meest
in
de
behoefte
van
den
mensch
voorziet.
Of
eigenlijk
kan
dit
thans
geen
vraag
meer
zijn.
Want,
houden
wy
bi)
hare
beantwoording
in
het
oog,
dat
ons
lichaam
eigenlijk
alleen
behoefte
heeft
aan
water,
dan
is
het
ook
reeds
duidelyk,
dat
water
en
niets
dan
zuiver
water
de
meest
aangewezen
drank
is,
voor
den
mensch
zoowel
als
voor
het
dier.
(^Wordt
vervolgd.)
DE
AANWENDINa
VAN
3C.
ta.
131
)Si
t
o
®
t
SI
t
o
©
33.
in
tuinen
en
boomgaarden
en
op
has-
en
kamerplanten.
15.
De
beniesting'
der
tuinbloeineii.
Een
humusrijke,
losse,
warme
bodem
is,
zooals
men
weet,
eerste
vereischte
voor
eene
gezonden
groei,
voor
eene
welige
ont-
wikkeling
en
eenen
rijken
bloei
van
alle
soorten
tuinbloemen.
Maar
de
gunstige
phy-
sische
gesteldheid
van
den
bodem
is
slechts
de
eene,
hiertoe
noodzakelijke
factor;
de
andere
is
eene
krachtige,
ten
alien
tijde
voldoende,
doelmatige
voeding
der
planten.
Het
verdient
aanbeveling,
in
het
voor-
jaar
bij
het
omspitten
der
bloembedden
de
volgende
bemesting
per
M^
te
geven
:
5
gram
salpeterzure
kali,
25
»
zwavelzure
ammoniak,
en
15
gram
phosphorzure
kali;
of
:
40
»
Deze
nieststoffen
moeten
tot
op
eene
diepte
van
20
a
30
cM.
innig
met
den
bodem
vermengd
worden.
In
den
loop
van
den
zomer
kan
men
door
overbemesting
de
ontwilAe
planten
nog
krachtig
be^jyrdd^®?
geve
men
die
overbemesting
bl™®"
in
den
vorm
eener
begieting
m?
lossing
van
1
gram
«bloemenmesl.
L.
water.
Twee-,
drie-,
viermaai
en
va
_
in
den
loop
van
den
zomer
kan
men
dt
planten
met
die
oplossing
begieten.
Forscii
groeiende
rozen,
geranium?
en
fuchsia's
krachtig
zich
ontwikkelencie
badplanter.
als
mais,
hennep,
rhabarber,
tal'cip/heiims.
canna's,
enz.
zijn
byzonder
dankbaar
voor
i
eene
dikwijls
herhaalde
begieting
mat
eone,
«bloemenmest»-oplossing,
teiwijl
n;inder
'fi
sterk
zich
ontwikkelende
zomerbloei
Mm.
i
weinig
hout
makende
struiken,
laag
bJij
vende
badplanten,
met
eene
vsel
zwakkere
bemesting
tevreden
zijn.
Bejaalde
voor-
K
«chriften
in
deze
zijn
niet
te
geven.
Een
'■
juiste
blik,
aan
oefening
en
TViwing
ge
paard,
moet
hier
de
wegwijzerajn,
en
doo
vergelijkende
proeven
moet
mn
die
heid
van
blik
aan
de
verkregeuuitkomsten
toetsen.
16.
De
bemesting'
der
potpkuiten.
Werd
er
by
de
behandeling
vin
de
be-<
mesting
der
gazons
op
gewezen,
dat
men
deze
in
den
regel
honger
laat
iijden,
en
dit
de
voornaamste
reden
is,
waarom
de
gazons
er
zoo
licht
verlept,
dor
en
kaal
gaan
uitzien,
zoo
geldt
hetzelfde
in
nog
veel
meerdere
mate
van
de
potplanten.
Ge-
voelt,
hegrijpt
dan
ieder
niet,
hoezest'
het
vanzelf
spreekt,
en
a.
h.
w.
een
ujcionh'.
i.i,
dat
de
potplanten
honger
lijdcv.
u-anxter
ij
niet
hemest
worden
?
De
heschikbare
hoeviie
heid
aarde,
al
is
de
pot
ook
betrekkeiij^
groot,
biedt
den
wortels
eene
veel
te
kie.
ruimte
om
zich
behoorlijk
uit
te
breidciv
en
het
gehalte
dier
aarde
aan
gemakkely!
opneembare
voedingsstotfen
is,
ook
al
ge-
bruikt
men
de
rijkste
grondsoorten,
v
te
gering,
om
de
planten
zich
zoo
krach
tig
en
zoo
voordeelig
mogelyk
te
doen
ont
wikkelen.
Verschillende
middelen
worden
aangewend,
om
aan
dit
euvel
tegemoet
te
komen,
maar
die
middelen
zyn
alle
onvol
doende.
Men
verpot
de
planten,
en
brengt
ze
dus
in
versche,
aan
voedingsstoffen
rykerc
aarde,
doch
deze
aarde,
zelfs
Tie
hps
peat
en
loam,
is
spoedig
uitgeput,
en
d
de
planten
honger
Iijden.
Men
raadt
wel
aan,
een
stuk
lym
in
den
pot
te
ken,
met
hoornmeel
te
bemesten,
of
j
eene
guano-oplossing
te
begieten,
maart.
alles
is
niet
voldoende
;
op
zulke
eene
wyze
verschaft
men
de
planten
niet
geiyk-
matig
en
niet
volledig
genoeg
de
voor
naamste
voedingsstoffen.,
en
bovendien
werk'
eene
dergelyke
bemesting
lang
niet
altijd,
gunstig.
Eene
geregelde
aanwending
daarenteg
van
den
in
het
vorige
nummer
reeds
:
vaak
genoemden
«bloemenmest»
waarboi
eene
in
nagenoeg
alle
gevallen
volkomer
bevredigende
uitkomst.
Over
aard
en
eigen-
schappen
van
den
«bloemenmest»
hebben
wij
reeds
in
ons
algemeen
gedeelte
het"
noodige
gezegd
:
om
niet
in
herlialiiigen
te
treden,
moeten
wij
dus
daarnaar
vei-
wijzen.
Tal
van
proeven,
in
den
allerjongste'
tijd
met
de
aanwending
van
cbloeniemi:^',
genomen,
hebben
de
groote
waarde
er
van
's
weeks,
te
beginnen
van
de
Kerstdagen
tot
de
Vaste.
Vroeger
waren
die
avondjestal-
rijker
en
vooral
vroolyker.
De
pastoor
noemde
die
bijeenkomsten
zyn
»familieraad,"
omdat
hij
daar
in
waarheid
vertoefde
als
een
vader
onder
zijn
kinderen,
die
zich
met
hen
onder-
hield
over
de
belangen
van
hun
kring,
over
aan
te
brengen
verbeteringen,
en
over
de
rampen
waarin
moest
worden
voorzien.
Vele
weldoende
maatregelen
waren
in
deze
bijeenkomsten
genomen,
vele
ongelukkigen
werden
ondersteund.
En
dit
alles
gebeurde
zonder
ophef,
zonder
ijdele
vertooning,
terwyl
men
heel
familiaar
met
elkaar
koutte,
en
zich
zelfs
onschuldige
scherts
veroorloofde.
Maar
sedert
eenigen
tijd
waren
er
nog
slechts
drie
of
vier
personen,
die
aan
deze
avondjes
deelnamen,
waaronder,
behalve
de
twee
reeds
genoemde
personen,
men
ook
telde
den
geneesheer
der
gemeente
en
een
oud-officier,
ridder
van
den
H.
Lodewyk,
die
vroeger
had
gediend
in
het
regiment,
waar-
over
de
hertog
van
Auvrigny
kolonel
was,
en
die
door
ee:a
wonde,in
den
slag
van
Fontenoy
bekomen,
buiten
dienst
was
gesteld.
De
doctor
en
de
soldaat
van
Fontenoy
ontbraken
bovendien
nog
dikwijls;
de
een
was
verhin-
derd
door
zijno
praktijk,
de
ander
door
zyn
rheumatiek.
Op
dien
avond
waren
zij
slechts
met
hun
dri.een,
de
pastoor,
vader
Planart
en
mr.
Courlet.
Zij
onderhielden
elkander,
als
naar
gewoonte,
op
droevigen
toon
over
de
gebeurtenissen
destijds;
trouwens
in
geheel
Frankryk,
in
de
steden
zoowel
als
in
de
meest
afgelegene
gehuchten,
hoorde
men
maar
zeiden
over.
iets
anders
spreken.
»Gy
had
wel
gelijk"
mijnheer
pastoor,
zeide
vader
Planart,
terwijl
hij
een
diepen
zucht
slaakte
toen
gij,
twee
jaren
geleden,
voorspeldet,
dat
wy
niet
aan
't
eind
onzer
rampen
waren,
en
dat
de
revolutie
niet
zou
ophouden,
voor
zij
alles
had
verwoest.
—Wat
voor
nieuws
is
er
dan
nu
weer?
viel
meester
Courlet
onrustig
in.
^—
De
nationale
vergadering
heeft
zoo
juist
een
decreet
uitgevaardigd,
dat
de
inbe-
slagneming
van
alien
goederen
der
uitgewe-
kenen
behelst.
Men
heeft
mij
vandaag
be-
volen
alle
gelden,
die
ik
onder
mijn
beheer
mocht
hebben,
en
die
afkomstig
zijn
van
de
domeinen
van
den
ci-devant
1)
hertog
van
1)
Ci-deTant.
De
revolutie
schafto,
naar
men
weet,
de
adelltike
tltels
af,
doch
door
noodzakelijklieid
gedwon-
een
wijl
men
anders
niet
verstaan
werd,
duide
mende
adeiliike
personen
aan
met
hun
nieuwen
titel,
doch
voeKde
er
aan.
toe
:
de
Ci-devant
baron,
marquis
enz.
Door
deze
.gewoonte
verkregen
de
adellijke
personen
in
dien
tUd
den
aigemeejaen
naam
van
Ci-devant.-
Het
woord
beteekent
dus
,;d0
voormalige"
dooli
is
in
dezen
zin
niooil:.ik
te
vertaleu
Auvrigny,
onmiddellijk
in
de
kas
van
den
,s_
tricts-ontvanger
te
stortten,
en
datik
wiet
■
vervolg
steeds
zoo
moet
handelen
mev
gal-
den,
die
ik
op
dien
naam
ontvang.
Dit
decreet
verwondert
mij
niets,
myn
waarde
Planart,
zei
de
pastoor,
men
kon
het
verwachten
na
dat
van
den
9
Novem
ber
laatstleden,
dat
dezelfde
maatregelen
behelst
ten
opzichte
der
domeinen
van
de
uitgeweken
Fransche
vorsten.
Wat
meer
is,
ik
geloof
niet,
dat
men
liet
hierbij
zal
laten,
en
dat
het
slechts
de
weg
is
om
tot
onteigening
en
verkoop
dier
goederen
te
geraken.
—
Dat
is
niet
mogelijk.
riep
Courlet
uit:
Zeg!
wie
zou
die
eigendomraen
koopen
?
—
't
Is
even
mogelijk
als
de
verkoop
'der
kerkelijke
goederen,
lieruiim
de
pastoor
kalm.
De
natie
had
evenmin
liet
i-ecbt
zich
daarvan
meester
te
maken,
als
van
de
goederen
der
edelen,
en
toch
is
liet
ge-
beurd,
en
hebben
zich
koopers
opgedaan.
-^'tls
maar
al
te
waar,
zei
vader
Pla
nart
ti-eurig
:
Mijn
God
!
raijh
God
!
wat
een
tijd
beleven
wij,
moest
ik
daarvoor
zoolang
leven.
om
dergelyke
verwoesting
te
aanschouwen!
—
Maar
waar
van
moeten
onze
armeni^^
p'eweken
edelen
na
levcu.
nu
zii
h"'*
inkomsten
met
m>"
^