Tekstweergave van GRC1895_januari-onbekend2_00001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
\ EBAATEICHE behoorende bij het Nummer van ZATERDAG 19 JANUARI 1895, C3^E3"W^ia'X> AA.'N a Ults©X7©i? s iF'lSJ'Ksa.a. 0-, IT'^^ST PIESn-Elxr, Advertentien betrefFende Landbouw of Veeteelt, in dit Landbouwhlad geplaatst, geuicteu door den uitgebreiden kring waarin de „Graa];'sche Courant" woi'dt verspreidt, zeer groote pupliciteit. De prijs der Advertentien is 7 cents per regel, terwij] driemaal plaatsing slechts twee- en zevenmaal plaatsing slechts viermaai in rekening wordt gebracht. Bij veelvuldige plaatsing wordt be- langrijk rabat gegeven, en bij abon- nement voor een bepaald aaatal regels per jaar wordt een voordeelige over- eenkomst aangegaan. WEEK-KALSNDBR. JANUARI. 20 Zondag. HH. Fabianus en Sebisti- anus, Martelaren. Evan- gelie : De bruilofl te Cana en. Galilea. 21 Maandag. H. Agnes, Maagd enMar- telares. 22 Dinsdag. HH. Vincentius en Anas- tasius, Martelaren. 23 Woensdag. H. Emerentia, Maagd en Martelares. Verioving der H. Maagd Maria. 24 Donderdag. H. Timotheus, Bisschop en Martelaar. 25 Vrijdag. Bekeering van Saulus tot Panlus. 26 Zaterdag. H. Polycarpus, Bisschop en Martelaar. Nienwe Maan : Vr^dag 25, 's avonds 9.46 uur. Het water nit het oogpunt van gezondheid. Geaclite Redactie! Gi) wenscht, blijkens uw laatste schrg yen, op de wijze als in mijn vorigen brief over; 0ns dagelyksch brood en andere levensmiddelen, thans iets voor uw blac omtrent het water, dat wij drinken, of, zoo als gy nader aanvnlt, over het water uit een oogpunt van gezondheid, Ja wel, goede vriend, vragen is gemak- kelyk; gij zgt daarmee in een paar regels en in een paar minuten klaar; ik daaren- tegen heb uren noodig om u een antwoord toe te zenden, dat u bevredigen kan en uwe lezers dit punt tot klaarheid brengt, ge- steld, dat mij dit gelukken wil. Tochmag ik niet weigeren aan uw verzoek te vol- doen. De vorm, waarin gy niy een ant ­ woord vraagt op zoo'n belangrgk punt, is zoo bescheiden en vriendelyk; uw^ onder- werp zoo gelukkig gekozen en zoo aan- trekkelijk voor mij, dat ik niet weigeren kan. Ik trek dus aan den arbeid enreken op de belangstelling niet alleen, maar ook op het geduld uwer lezers, wanneer ik soms hier of daar een weinig mocht afdwalen van den rechten weg, waartoe het onder- werp, meer dan een ander, licht aanleiding geven kan. Dat gij my met het water in zyne be- teekenis voor het leven van den mensch een bij uitnemendheid belangryk onderwerp hebt genoemd, mag reeds hieruit blyken, dat ons eigen dierbaar «ik» by een gewicht van 128 oude ponden, uit niet minder dan 84—86 oude ponden water bestaat, dat is zooveel als 66 pond water op een mensch van loo pond gewicht. «Tusschen twee haakjes» zoo zegt ergens een Fransch schi-ijver «dit verklaart u dan ook, waarom wij ons zoo gemakkelyk drijvende kunnen houden op het water; wy zelven zyn byna niets dan water. Zonder die eigenzinnige beenderen, die een weinig zwaarder zyn dan het overige, zou men ons een steen aan den hals moeten binden om ons te doen zinken.»— Welnu, indien dit reeds zoo is bij den mensch, dan is het ook te verwachten, dat het met de overige dieren niet anders wezen zal. En inder- daad, het onderzoek heeft dit bevestigd. De bloeddorstige tijger niet minder dan de opgeblazen kikker en onze nietige ka- mervlieg, zy alien bestaan voor het grootste deel uit water. Hetzelfde kan gezegdwor- den van onze planten. Terwyl eikenhout gemiddeld 20—30 pond water bevat op 100 pond hout, zijn op 100 pond popu- ieren- en wilgenhout reeds 40—50 pond water aan te wijzen, ja zelfs 90 pond wa ­ ter op 100 pond van sommige planten. Maar daarbij blyft het niet. Niet alleen zyn planten, dieren en menschen als het ware met water «overstroomd», zoo als die Fransche geleerde gelieft te zeggen, maar overal, waar wy gaan of staan, oni- spoelt ons water, hetzy wij wandelen op het land of dobberen op de zee. Zoo hoog kunt gy niet in de lucht opstijgen, zoo diep niet in de mynput neerdalen, het wa ­ ter vindt gy overal. De sneeuwwitte wolk- jes, die aan den helderblauwen hemel voor- bydrijven voor uw oog zoowel als de grysgrauwe lucht, die onheilspellend uw oogst met hagelslag bedreigt bestaan uit niet veel meer dan water. Het aanslag op de glasruiten van uwe kamer; de yzel, die op de fijnste en hoogste twygjes van uw geliefden appelboom schittert in het' licht der zon; de dauwdrop, die op een vrien- delijken lentemorgen fonkelt in de kleuren van den regenboog, zie, 't is alles wa ­ ter, dat zich uit den waterdamp der lucht heeft afgezet, toen het koel werd in den nacht. Want, zoo helder is nooit de lucht, of zij bevat meer of minder waterdamp, die met de lucht door ons wordt ingeademd om straks weer uitgeademd te worden. Voeg daarbij nu, dat geen zaadje kiemen, geen grashalm zich ontwikkelen kan in een volkomen drogen bodem; "dat geen put door ons gegraven wordt, zonder dat het water van alle kanten aandringt en ons den arbeid moeilyk maakt; dat eindelyk drievierde van de vaste oppervlakte onzer aarde in water verdronken ligt, niet waar, dan hebben wij recht te zeggen: het water omringt u overal, waar gy u ook beweegt. Zeker, het water vindt gy overa. en altijd werkzaam de rol te spelen, die daaraan toegewezen is, ook in het leven van den mensch. Gelukkig, dat deze laatste zinsnede my nog bij tyds tiit de pen vloeit. Want zoo Feuilleton. De wraak van een Christen. Episode uit dsn tijd der Fransche revolutie. 7) Vry naar het Fransch. In het begin van zijn verblp te Anvrigny had Toustain dikwijls twist met de bosch- wachters over zulke strooperijen, maar Grospin kwam nu tusschenbeiden, en zorgde niet alleen, dat het muisje geen staartje had, maar bovendien, dat Toustain, evenals hy, vrij mocht jagen in de bosschen, die tot het gebied der smeltery behoorden. Een der hoedanigheden van Toustain was, zooals wy weten, erkentelijkheid, en van dien tijd af, toonde hij zich jegens Grospin zeer verknocht, en deze op zijn beurt wist later van deze verknochtheid partij te trekken. Toen de constitueerende vergadering Frank- rijk in departementen, districten en muni- cipaliteiten had verdeeld, werd de gemeente Auvrigny een kantonnale hoofdplaats van het district. Grospin wenschte heel gaarne tot burgemeester benoemd te worden; hij sprak met Toustain over zijn plan, die het met alle kracht ondersteunde. Onze herbergier begaf zich aanstonds op weg, en hij wist de verkiezingsstrijd, in dat tydperk nog ge- heel nieuw, zoodanig te leiden, dat Grospin byna alle stemmen verkreeg, zelfs die der royalisten en aristocraten. De aristocraten die niet konden hopen, dat een der hunnen tot burgemeester werd verkozen, hadden hun stem op hem uitge- bracht omdat zy hem als.de meest gematigde van de tegenparty beschouwden. In dit op- zicht was Iran meening, juist, want Grospin toonde zich, zoo al niet uit zyn inborst of door deugd, dan toch door zijne geldelyke belangen altijd gematigd, en een det eerste werkzaamheden van den nieuwen burgemees ­ ter was te trachten de gisting onder de heethoofden der partijen te doen bedaren. Gospin wist Toustain, uit erkentelijk ­ heid, tot zyn adjunct te doen benoemen ; dit vermeerderde nog de gehechtheid van dezen laatste aan den directeur der smelterijen, zoo- dat dan ook de volmaakste harmonie in het begin tusschen de beide gemeente-ambtena- ren heerschte. V.-. Een oiiverwaclit bezoek. Op een avond van de maand Februari 1792 was vader Planart en zyn vriend mr. Courlet, als naar gewoonte een avondje bij denpastoor komen doorbrengen. Reeds verschcidene jaren was dit hun gewoonte, twee- of driemaal ergens, dan zou ik hier in verzoeking kun ­ nen komen, van het eigenlyke onderwerp, dat gy mij aan de hand deedt, af te dwa- len en gevaar loopen in het kort een schets te geven van de veelzydige werkzaamheid van het water in de schepping. Thans moet ik echter daarvan zwygen en kan ik mij bepalen tot den invloed, dien het uit- oe'fent op het gezonde leven van den mensch. Dat het daarin een by uitstek belangrijke rol vervullen moet, kon reeds hieruit wor- den afgeleid, dat diezelfde heer der schep ­ ping, zooals wij ons zelven dikwijls noe- men met meer gevoel van eigenwaarde dan wel bescheiden is dat diezelfde mensch, op iederen leeftijd, vOor niet min ­ der. dan de helft van zijn gewicht uit water Destaat. Maar, al wisten.wij dit niet; al mochten wy soms meenen, dat ons lichaam wat steviger en vaster in elkaar gezet ware, dan toch zou de dagelyksche behoefte, die wij aan water of aan dranken in het alge- meen gevoelen, ons kunnen zeggen, wat let water voor ons leven is. Herinnert ge u nog wat vroeger door ons in den brief over «ons dagelyksch 3rood» gezegd is, dan zult gij weten, dat een volwassen mensch, die door handen- arbeid in zyn dagelijksch onderhoud moet voorzien, per dag gemiddeld 3 liter of 3 kan water noodig heeft. Wij meenden des- tyds dit water buiten bespreking te mogen laten, omdat dit zoo zeiden wy allicht in voldoende hoeveelheid aangetroffen wordt in de spijzen en de dranken, die wij da- gelyks gebruiken. Maar, dit voegen wij er 3y : «Leid daaruit niet af, dat dit minder noodig zoude zijn dan de overige bouw- stoffen van uw lichaam. Gij weethetmis- schien, dat honger onder voortdurend ge- not van water veel langer wordt verdragen dan dorst. Terwyl uit verschillende waar- nemingen gebleken is, dat de mensch ge ­ middeld 25 dagen zonder voedsel leven kan, wanneer hem het water slechts niet ont- louden wordt, zal hij reeds den zevenden of achtsten dag bezwijken, als hy by het voedsel ook nog het water missen moet. ;iet is bij den mensch zoo vervolgden wy zoo ongeveer als bij de planten. Vergeet uwe geraniums «drinken» te geven, en ze zien u aan met slappe en neerhan- gende bladen, alsof zij u wilden toeroepen, dat uw verzuim haar het leven kosten kan. Zoodra echter hare dorst gestild is, keert de gezonde spanning in de bladstelen terug en frisch en moedig richten zich de bladen weer omhoog." —• Welnu, goede vriend, niet anders is het by den mensch. Dof en ingevallen ziet het oog van den armen schipbreukeling, die door den dorst nog meer gekweld dan door den honger, dagen en nachten rondzwierf, zonder hoop op red ­ ding ; maar de gloed in het ingezonken oog keert terug met iedere teug van het heldere, levenwekkende water, dat den armen lyder wordt toegediend. Dat deze behoefte aan water zich by den mensch zoo spoedig en krachtig doet ge ­ voelen, vindt zijn meest eenvoudige ver- klaring gij begrypt dit reeds in het gestadig verlies, dat hij aan water lijdt, ieder oogenblik van zyn leven. Daar is geen oogenblik in uw leven aan te wijzen, waarin gij onveranderd blijft. wie gij zijt. De waterdamp, die gij op hetzelfde oogenblik, waarin gy deze regels leest, uitdampt of uitzweet, heeft zoo even te voren nog deel uitgemaakt van uw dier ­ baar «ik» en behoort dan Weer tot uw verleden. Nu ja, daar is dan ook geen bestanddeel in ons lichaam aan te wyzen, dat zoo uithuizig is als juist het water. Nauwelyks is het door ons opgenomen, pas voelt het zich in ons lichaam thuis, of het maakt weer aanstalten om heen te gaan en ueemt de vlucht naar buiten. Welke lichaamsdeelen het water in die vlucht behulpzaam zyn, gy kunt dat weten. Terwijl het in de onderbuik de nieren zijn, die rusteloos medewerken aan de afscheiding van het overtollige water uit het bloed, dat door ons lichaam stroomt, hebben in onze borst de longen die taak aanvaard en aan den omtrek van ons lichaam de zachte en naakte huid. Mo ­ gen wij nu de waarnemingen vertrouwen, die door verschillende geleerden gedaan zyn, dan verliest wij zeiden dit reeds een volwassen mensch per dag, dit is in 24 uren, gemiddeld 3 kan water. Daarbij in aanmerking genomen, dat een gezond en krachtig werkman, volgeiis onze beste geleerden,' nog geen kan water opneemt met de vaste spijzen, die hij dagelyks ge- jruikt, zoo zou nog ruim 2 kan water in het vochtig Nederland misschien een weinig minder door di'inken moeten worden aangevuld. Gy ziet dus, dat de vraag belangrijk is, welke drank het meest in de behoefte van den mensch voorziet. Of eigenlijk kan dit thans geen vraag meer zijn. Want, houden wy bi) hare beantwoording in het oog, dat ons lichaam eigenlijk alleen behoefte heeft aan water, dan is het ook reeds duidelyk, dat water en niets dan zuiver water de meest aangewezen drank is, voor den mensch zoowel als voor het dier. (^Wordt vervolgd.) DE AANWENDINa VAN 3C. ta. 131 )Si t o ® t SI t o © 33. in tuinen en boomgaarden en op has- en kamerplanten. 15. De beniesting' der tuinbloeineii. Een humusrijke, losse, warme bodem is, zooals men weet, eerste vereischte voor eene gezonden groei, voor eene welige ont- wikkeling en eenen rijken bloei van alle soorten tuinbloemen. Maar de gunstige phy- sische gesteldheid van den bodem is slechts de eene, hiertoe noodzakelijke factor; de andere is eene krachtige, ten alien tijde voldoende, doelmatige voeding der planten. Het verdient aanbeveling, in het voor- jaar bij het omspitten der bloembedden de volgende bemesting per M^ te geven : 5 gram salpeterzure kali, 25 » zwavelzure ammoniak, en 15 gram phosphorzure kali; of : 40 » Deze nieststoffen moeten tot op eene diepte van 20 a 30 cM. innig met den bodem vermengd worden. In den loop van den zomer kan men door overbemesting de ontwilAe planten nog krachtig be^jyrdd^®? geve men die overbemesting bl™®" in den vorm eener begieting m? lossing van 1 gram «bloemenmesl. L. water. Twee-, drie-, viermaai en va _ in den loop van den zomer kan men dt planten met die oplossing begieten. Forscii groeiende rozen, geranium? en fuchsia's krachtig zich ontwikkelencie badplanter. als mais, hennep, rhabarber, tal'cip/heiims. canna's, enz. zijn byzonder dankbaar voor i eene dikwijls herhaalde begieting mat eone, «bloemenmest»-oplossing, teiwijl n;inder 'fi sterk zich ontwikkelende zomerbloei Mm. i weinig hout makende struiken, laag bJij vende badplanten, met eene vsel zwakkere bemesting tevreden zijn. Bejaalde voor- K «chriften in deze zijn niet te geven. Een '■ juiste blik, aan oefening en TViwing ge paard, moet hier de wegwijzerajn, en doo vergelijkende proeven moet mn die heid van blik aan de verkregeuuitkomsten toetsen. 16. De bemesting' der potpkuiten. Werd er by de behandeling vin de be-< mesting der gazons op gewezen, dat men deze in den regel honger laat iijden, en dit de voornaamste reden is, waarom de gazons er zoo licht verlept, dor en kaal gaan uitzien, zoo geldt hetzelfde in nog veel meerdere mate van de potplanten. Ge- voelt, hegrijpt dan ieder niet, hoezest' het vanzelf spreekt, en a. h. w. een ujcionh'. i.i, dat de potplanten honger lijdcv. u-anxter ij niet hemest worden ? De heschikbare hoeviie heid aarde, al is de pot ook betrekkeiij^ groot, biedt den wortels eene veel te kie. ruimte om zich behoorlijk uit te breidciv en het gehalte dier aarde aan gemakkely! opneembare voedingsstotfen is, ook al ge- bruikt men de rijkste grondsoorten, v te gering, om de planten zich zoo krach ­ tig en zoo voordeelig mogelyk te doen ont ­ wikkelen. Verschillende middelen worden aangewend, om aan dit euvel tegemoet te komen, maar die middelen zyn alle onvol doende. Men verpot de planten, en brengt ze dus in versche, aan voedingsstoffen rykerc aarde, doch deze aarde, zelfs Tie hps peat en loam, is spoedig uitgeput, en d de planten honger Iijden. Men raadt wel aan, een stuk lym in den pot te ken, met hoornmeel te bemesten, of j eene guano-oplossing te begieten, maart. alles is niet voldoende ; op zulke eene wyze verschaft men de planten niet geiyk- matig en niet volledig genoeg de voor ­ naamste voedingsstoffen., en bovendien werk' eene dergelyke bemesting lang niet altijd, gunstig. Eene geregelde aanwending daarenteg van den in het vorige nummer reeds : vaak genoemden «bloemenmest» waarboi eene in nagenoeg alle gevallen volkomer bevredigende uitkomst. Over aard en eigen- schappen van den «bloemenmest» hebben wij reeds in ons algemeen gedeelte het" noodige gezegd : om niet in herlialiiigen te treden, moeten wij dus daarnaar vei- wijzen. Tal van proeven, in den allerjongste' tijd met de aanwending van cbloeniemi:^', genomen, hebben de groote waarde er van 's weeks, te beginnen van de Kerstdagen tot de Vaste. Vroeger waren die avondjestal- rijker en vooral vroolyker. De pastoor noemde die bijeenkomsten zyn »familieraad," omdat hij daar in waarheid vertoefde als een vader onder zijn kinderen, die zich met hen onder- hield over de belangen van hun kring, over aan te brengen verbeteringen, en over de rampen waarin moest worden voorzien. Vele weldoende maatregelen waren in deze bijeenkomsten genomen, vele ongelukkigen werden ondersteund. En dit alles gebeurde zonder ophef, zonder ijdele vertooning, terwyl men heel familiaar met elkaar koutte, en zich zelfs onschuldige scherts veroorloofde. Maar sedert eenigen tijd waren er nog slechts drie of vier personen, die aan deze avondjes deelnamen, waaronder, behalve de twee reeds genoemde personen, men ook telde den geneesheer der gemeente en een oud-officier, ridder van den H. Lodewyk, die vroeger had gediend in het regiment, waar- over de hertog van Auvrigny kolonel was, en die door ee:a wonde,in den slag van Fontenoy bekomen, buiten dienst was gesteld. De doctor en de soldaat van Fontenoy ontbraken bovendien nog dikwijls; de een was verhin- derd door zijno praktijk, de ander door zyn rheumatiek. Op dien avond waren zij slechts met hun dri.een, de pastoor, vader Planart en mr. Courlet. Zij onderhielden elkander, als naar gewoonte, op droevigen toon over de gebeurtenissen destijds; trouwens in geheel Frankryk, in de steden zoowel als in de meest afgelegene gehuchten, hoorde men maar zeiden over. iets anders spreken. »Gy had wel gelijk" mijnheer pastoor, zeide vader Planart, terwijl hij een diepen zucht slaakte toen gij, twee jaren geleden, voorspeldet, dat wy niet aan 't eind onzer rampen waren, en dat de revolutie niet zou ophouden, voor zij alles had verwoest. —Wat voor nieuws is er dan nu weer? viel meester Courlet onrustig in. ^— De nationale vergadering heeft zoo juist een decreet uitgevaardigd, dat de inbe- slagneming van alien goederen der uitgewe- kenen behelst. Men heeft mij vandaag be- volen alle gelden, die ik onder mijn beheer mocht hebben, en die afkomstig zijn van de domeinen van den ci-devant 1) hertog van 1) Ci-deTant. De revolutie schafto, naar men weet, de adelltike tltels af, doch door noodzakelijklieid gedwon- een wijl men anders niet verstaan werd, duide mende adeiliike personen aan met hun nieuwen titel, doch voeKde er aan. toe : de Ci-devant baron, marquis enz. Door deze .gewoonte verkregen de adellijke personen in dien tUd den aigemeejaen naam van Ci-devant.- Het woord beteekent dus ,;d0 voormalige" dooli is in dezen zin niooil:.ik te vertaleu Auvrigny, onmiddellijk in de kas van den ,s_ tricts-ontvanger te stortten, en datik wiet vervolg steeds zoo moet handelen mev gal- den, die ik op dien naam ontvang. Dit decreet verwondert mij niets, myn waarde Planart, zei de pastoor, men kon het verwachten na dat van den 9 Novem ­ ber laatstleden, dat dezelfde maatregelen behelst ten opzichte der domeinen van de uitgeweken Fransche vorsten. Wat meer is, ik geloof niet, dat men liet hierbij zal laten, en dat het slechts de weg is om tot onteigening en verkoop dier goederen te geraken. Dat is niet mogelijk. riep Courlet uit: Zeg! wie zou die eigendomraen koopen ? 't Is even mogelijk als de verkoop 'der kerkelijke goederen, lieruiim de pastoor kalm. De natie had evenmin liet i-ecbt zich daarvan meester te maken, als van de goederen der edelen, en toch is liet ge- beurd, en hebben zich koopers opgedaan. -^'tls maar al te waar, zei vader Pla ­ nart ti-eurig : Mijn God ! raijh God ! wat een tijd beleven wij, moest ik daarvoor zoolang leven. om dergelyke verwoesting te aanschouwen! Maar waar van moeten onze armeni^^ p'eweken edelen na levcu. nu zii h"'* inkomsten met m>" ^