Tekstweergave van GRC1923_0324-1_00001
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zaterdag
24
Maart'
1923.
72ste
Jaargang
Nr.
22.
SBUFSCHE
GOnun
TWEEDE
BLAD.^
ZIJ
DIE
ZICH
TEGEN
1
APRIL
OP
DIT
BLAD
ABONNEEREN
ONTVANGEN
DE
TOT
DIEN
DATUM
VERSCHIJNENDE
NUMMERS
GRATIS.
DE
UITGEVERS.
15.
DE
DAJAK.
'A;
erv'jlg.)
Wapens
en
geftruiksvoorwerpen.
Het
tatoeeeren
was,
zooals
we
gezien
hcbben
een
herkejiningsteeken
van
de
ver-
scMllendie
stammen,
o>m
vriend
en
vijand
te
oderscheiden.
Men
moet
weten,
©en
25-30
jaar
geleden,
toen
de
Missie
nog
geen
be-
schaving
had
gebracht
en
d©
Nederl.
Regee
ring
nog
zoo
goed
als
geen
invloed
uitoefen
de
op
de
Dajaks,
leefden
de
verschillenide
Stamnien
voortdurend
met
elkaar
in
oorlog.
Oudere
Dajaks
weten
nog
te
vertellen
van
de
krijgstoohten
en
van
hun
heldendadein,
dat
niet
meer
dan
sluipmoorden
waren,
waarbij
hun
eenig
doel
.was;
„koppen
xuach
tig-
te.
worden".
Maar
om
te
vechten
moet
men
wapens
hebben.
Om
iemand
aan
te
vallen
legt
de
Dajak
zich
liefst
in
hinderlaag,
wacht
z'n
vijand
af
en
werpt
hem,
als
hij
de
kans
schoon
ziet,
met
de
speer.
Zoo'n
speer
is
zoowat
2
Meter
lang,
van
hout
met
bre^de,
ijzeren
punt.
Heeft
de
Dajak
z'n
vijand
goed
ge-
raakt,
dan
komt
hij
voor
den
dag
en
werkt
bet
verder
af
met
z'n
„mandau"
of
„parang'
of
in
't
Hollandsch
„z'n
koppensnellers-
zwaard."
Het
zwaard
is
gewoonlijk
ruim
een
halve
meter
lang,
7eer
scherp
en
van
buitengewoon
hard
staai.
De
rug
is
1-2
c.M.
dik,
terwijl
de
breedte
in
't
midden
4
of
meer
c.m.
is.
De
greep
is
gemaakt
van
hout
of
van
hertshoorn,
dat
vooral
bij
Bahao's
en
Kenja's
zeer
mooi
bewerkt
is.
Ze
dragen
het
bij
zich
in
een
houten
schede,
die
aan
een
band
om
het
middel
bevestigd
is.
De
schede
bestaat
uit
twee
stukken
hout
met
rotan-koordjeiS
aan
elkaar
gebonden.
De
zichtbare
kant
is
mood
bewerkt.
Voor
zijn
verdediging
houdt
de
Dajak
er
een
schild
op
na,
dat
bij
de
meeste
stammen
een
manslengte
en
breed
genoeg
is
om
er
heelemaal
achter
weg
te
kruipen.
Van
bo-
ven
en
onder
loopt
't
uit
in
een
stompe
punt
en
is
overal
even
breed.
Ze
maken't
van
een
paar
breede
planiken',
die
met
lat-
ten
aan
elkaar
worden
gebonden.
Niet
zel-
den
is
het
schild
met
mooi
snijwerk
ver-
sierd.
Ov^r
de
ischouders
werpt
de
Dajak
nu
nog
een
dierenhuid
of
(o.a.
De
Kajans)
een
baadje
van
gewatteerde
stof,
op
het
hooM
een
muts
van
wilde-kattenvel,
met
veeren
van
de
neuehoorn-vogel
opgesmukt
en
zoo
is
hij
voor
den
strijd
gereed.
Wezenn
lijk
van
zoo'n
Dajak
zou
je
bang
worden,
en
toch
is
hij
zoo
kwaad
niet,
hoor!
Nog
een
eigenaardig
wapen,
dat
op
jacht
veel
gebruikt
wordt,
is
het
zoogenaamde
„blaasroer"
of
„blaaspijp".
Hoe
dit
er
nit
ziet?
De
Dajak
neemt
een
hard
stuk
hout
van
zoowat
2
M.
lang;
dit
maakt
hij
rond
ler
dikte
van
een
bezemsteel
eii.
holt't
over
de
geheele
lengte
uit.
Nu
maakt
hij
nog
kleine
pijltjes,
die
er
precies
in
passen,
stcekt
er
een
in
de
pijp
en
blaast
het
naar
'1
sJachoffer,
dat
hij
op't
oog
heeft.
De
tref-
kjins
is
tam.elijk
groot;
op
niet
te
grooten
af-
stand
kan
hij
een
vogel
in
z'n
vlucht
neer-
schieten.
De
pijltjes
zijn
dikwijls
vergiftigd
met
„ipok"
of
„&iren",
een
vergif,
dat
ze
uit
de
"planten
bereiden.
Aan
de
reehterzij
draagt
de
Dajak
een
pijlkoker
van
dik
bamboe.
Het
blaasroer
wordt
ook
dikwijls
als
speer
gebruikt;
men
bindt
dan
aan
't
bovreneinde
feenvoudi^g
een
jspeerpunt
en
klaar
is't.
De
Dajaks,
die
al
een
beetje
meer
men-
schen
gezien
hebben,
bezitten
soms
ook
©en
geweer,
ofschooii
't
particulier
bezit
van
vuurwapens
door
de
regeering
verboden
is
Zelfs
kanonnen
ontmoet
je
wel,
vooral
in
de
kampongs
der
Embaloch-Dajaks,
doch
0
Voor
de
Vrouw
D
Hoe
leerne
wij
onze
kinderen
bidden-
Nog
voor't
kind
de
woorden
van't
gefcea
ktiu
stamelen,
oiDet
het
met
zijn
heldere
kinderoogeti
zien
hoe
moeder
bidt
en
in
z'n
Anschuidig
tiartje
zal
daardoir
alleen
al
eor
bied
voor't
gebed
ontsVaau.
De
houding,
de
ultdrukk'ug
van't
geiaat
iier
moeder
zal't
Ivleine
kiiul
Gods
nabijaeld
doen
gsvoelen
Maar
war
Lelpt
al
het
spreken
over
God,
al?
het
kind
z
e-,
dat
moe-ler
zelf
niet
eerl.ie-
dig
bidt?
Hoe
zal
ooit
een
kind
eerbiedig
leeren
bidden
als
't
ziet,
hoe
moeder
zelf
in
piaats
van
een
kruisteeken,
een
bewe-
ging
maakt,
die
meer
lijkt
op
't
wegjagen
van
een
vlieg,
als't
ziet,
hoe
moeder
onder
het
bidden
door
naar
alle
windrichtingen
kijkt,
rondloopt
en
tusschen
dOi
r
praat?
Neen,
moeder,
zoo
moogt
gij
niet
bidden;
voor
het
heil
van
uw
kind
moet
ge
u
eenige
ininuten
tijd
gunnen,
opdat
het
den
eer-
hied
voor
het
gebed
niet
verlieze.
En
dan,
la
at
uw
kind
de
gebeden
niet
opdreunen.
Welk
doel
zou
dat
hebben?
Een
beteekenis
voor
het
leven
krijgt
het
op
die
manier
nooit
en
in
crisissen
van
Godsdiest
of
ze-
den
heeft't
geen
waarde.
Draag
zorg,
dat
het
kind
bij,
het
uitspre-
-.|ken
der
woorden
ook
iets
kan
denken;
kies
dit
zijn
maar
weeld&-artikelen
en
geen
wa
pens.
Nu
moet
je
niet
denken,
dat
de
Dajak
die
wapens
alleen
maar
gebruikt
om
te
yedh-
ten.
Och,
vechten
doen
ze
tegenwoordig'niet
veel
meer,
maar
ze
gaan
nog
al
eens
'n
keer
tje
op
jacht
en
dat
kan
je
toch
ook
niet
met
de
bloote
hand.
Nou,
en
dan
moet
moe
der
de
vrouw
ook
op
tijd
een
brandhoutje
hebben
en
geen
beter
instrument
voor
den
Dajak,
dan
z'n
„parang"
(zwaard).
Ja,
dat
zwaard
is
eigenlijk't
voornaamste
gebruiks
vcorwerp
van
den
Dajak.
Je
zult
er
dan
ook
nooit
een
ontmoeten
of
hij
heeft
z'n
zwaard
bij
zich.
Toen
P.
Eugenius,
Gapucijn
den
eersten
Dajak
ontmoette,
was
hij
zoo
bang
yan
dat
zwarad,
dat
hij
op
het
ulter
te
kantje
van
den
weg
ging
loopen;
maar
de
„gewapeQde"
Dajak,
niet
minder
Ijang,
ging
zoover
uit
den
weg,
dat
hij
in
de
sloot
te-
reeiit
kwamv
Ben
Dajak
zonder
zwaard
is
als
een
boer
zonder
paard
of
een
Gapiucijn
zonder
baard
Het
zwaard
is
hun
mes,
hun
bijl,
hun
bijtel,
hun
schaaf,
ja
zelfs
de
zaag
moet
het
ver-
vangen.
Bij
het
omhakken
van
boomen,
enz.
gebruiken
ze
een
heel
licht
bijltje,
met
een
lange,
zeer
dunne,
maar
veerkrachtige
steel
er
aan.
Hiermee
verrichten
ze
in
die
vreeselijke
hitte
heel
wat
meer,
dan
z©
zou-
den
kimnen
met
onze
groote
bijlen.
Voor't
overige
heeft
de
Dajak
weinig
gereedschap
Op
de
galerij
van
de
woningen
staan
ge
woonlijk
enkele
smidsen
met
wat
gereed-
sclmp
er
bij;
in
huis
hebben
ze
een
paar
matten
en
een
hoop
potten
en
borden
en
meer
huisraad
hebben
ze
zooal
niet.
In
piaats
van
emmers,
gebruiken
ze
dikke
bamiboe-biuizen,
die
aan
een
eind
dicht
zijn.
Verder
heeft
de
Dajak
nog
eenige
benoo-
digdheden
voor
den
rijstbouw,
voor
het
weven
en
visschen,
maar
alles
is
nog
zeer
primitiel.
't
Meeste
maken
ze
zelf.
Do
Dajak
heeft
niet
veel
spullen,
maar
hij
heeft
er
nu-
ook
niet
zoo'n
groote
behoefte
aan,
zoo'n
harde
werker
is't
niet.
Als
hij
in't
leven
kan
blijven
vindt
hij
bet
al
mooi
genoeg.
We
begrijpen,
dat,
waar
de
zorg
voor
het
stoffelijk
leven
zooi
gering
is,
de
zorg
voior
het
geestelijke
niet
gekend
wordt.
Onze
Mission,arissen
gaan
den
Dajak
leeren,
te
zorgen
voor
een
tijdelijke
welvaart
en
met
den
bijstaiM
van
Maria
en
de
hulp
van
Gods
genade
zuUen
ze
hen
ook
leeren
ken-
nen;
de
verhevenheid
van
het
geestelijk
leven.
Steunt
hen
door
uw
gebed.
Tot
weerziens!
P.
ANDREAS,
0.
M.
Cap.
Aanbod
gel
dig
van
1
Maart
1923
tot
1
Juni
1923,
dus
sleehts
3
maanden.
Belangrijki
Hoe
krijg
ik
een
„swAr
YULPEN
VOOR
drlekwart
van
den
prijs?
Tegen
inlevering
van
een
vq!
penhouder
van
elk
willekeu-
rig
fabrikaat,
in
welken
toe-
stacd
ock,
gebruikt
of
gebro-
ken,
mits
de
gowSem
pen
aanwezig
is.
Nadere
inlichtingen
worden
zonder
eenige
verplichtirig
gaarne
ver-
strekt
door
Fa.
Gebr.
yerhaa<
6ra\?e
daarom
kinderlijke
gebeden,
<
e
|i
li^gui
aiet
te
boven
gaan.
De
voll
-i
bet
11
cm
zal
later
wel
tot
hem
doordringe
i
uwe
kinderen
bij
voorkomende
gele
i
ilen
n
ook
op,
waarom
het
bidden
moei,
en
leer
ze
edelmoedig
te
zijn
in
'tg
ebed.
Bewaar
hen
voor
de
categorie
bekrompen
en
zelf-
zuchtige
zielen,
die
alleen
dan
bidden,
als
de
nood
er
hen
toe
dwingt.
Als
ze
zich
zelf
niet
meer
kunnen
helpen
herinneren
zij
zich,
dat
er
een
God
is.
Eene
goede
op-
voedster
zal
haar
kind
dan
ook
door
kleine
oefeningen
in
de
school
van
het
leven
bij-
brengen,
wanneer
het
God
moet
loven
en
prijzen,
bedankne
en
vergiffenis
vragen.
Wij
moeten
met
onze
kinderen
hidden
in
een
taal
die
het
kind
verstaat;
kort,
een-
voudig,
rondborstig.
Zoo
leert
het
te
leven
en
het
leven
brengt
het
weer
tot
bidden.
Door
het
dagelijksch
verkeer
met
zijn
God,
krijgt
het
kind
een
gevoel
van
on^-
hankelijkheid,
maar
tevens
van
vertrouwe-
lijkheid.
Ofschoon
het
noodzakelijk
is,
dat
de
kinderen
verschillende
gebeden
van
bui-
ten
leeren,
moeten
wij
er
voor
waken,
da*
bet
geen
bidmachines
worden.
Wij
hebben
nienschen
noodig,
die
den
echten
geest
des
gebeds
bezitten.
Wat
een
akeligen
indruk
krijgt
men
als
men
soms
het
aframmelen
hoort
van
kin
deren
en
zelfs
van.
volwassenen.
Moeder,
let
er
op,
dat
uw
kind
langzaam,
duidelljk
en
met
eerbied
bidt.
Het
moet
niet
lijken
alsof
bet
een
wedstrijd
is,
wie
het
eerst
^
Jbitjes
en
batjes.
Kaatje
bij
den
Pastoor.
—
Ik
heb
plan
om
te
trouwen,
zei
Kaatje
tot
mijnheer
Pastoor,
en
nu
wilde
ik
u
eens
om
raad
koanen
vragen,
of
ik
daaraan;
goed
doe
of
niet.
—
Nu,
Kaatje,
laat
eens
hooren:
Met
wien
denk
je
te
gaan
trouwen?
—
tJ
kent
hem
^eker,
mijnlieer
pastoor,
het
is
een
lieve
man,
Hannes
Meelkop.
Wat
dunkt
u
van
hem?
—
Kaatje,
dat
zal
ili
je
openhartig
zeg-
gen;
mij
dunkt,
dat
je
daarvan
moet
atzien.
—
Ja,
ja,
mijnheer
pasto'"
r,
dat
is
makke-
lijk
gezegid,
maar
waarom
dan?
—
Zie
eens
hier;
vooreerst
is
hij
wedtiw-
naar.
—
Wel,
wat
zou
dat,
niijnheer
pastoor?
juist
daarom
zou"
ik*
hem
graag
hebben,
wat
heb
ik
aan
zoo'n
jong
ventje?
Een
we-
duwnaiar
heeft
toch
meer
verstand.
—
Verder,
hij
heeft
kinderen.
—
Mooi,
mijnheer
pastoor!
Dat
is
de
ge-
miakkelijkste
zaak
van
de
wereld,
dan
heb
ik
dadelijk
een
flink
gezin.
—
Verdeir,
hij
is
al
tamelijk
op
jaren.
—1
Dat
geeft
niets;
hij
loopt
nog
wel
eenige
jaren
mipe.
—
Ten
vierde,
hij
heeft
met
zijn
eerste
vrouw
al
heel
weinijg
in
vrede
geleefd.
—
Mijnheer
pastoor,
dat
moet
men
ken-
nen;
ik
zal
hem
wel
onder
den
duim
hou-
den.
—
Dan
verdient
hij
niet
voldoende.
—
Mijnheer
pastoor,
neen,
nu
doet
u
hem
tekort;
hij
is
een
bekwaam'
vakman.
En
hij
kan
nog
wel
meer
dan
Meermaker
spelen.
Als
de
tooneelspelersi
in
het
dorp
zijn,
draagt
hij
de
strooibiljetten
rond
en
als
de
burgemeester
groote
visite
heeft,
dam
trekt
hij
zijn
rok
aan
en
bedient
mee
aan
tafel,
omdat
hij
zoo
goed
complimenten
maken
kan.
^
—
Verder
—
en
dat
is
bet
voornaamste
punt
—
hij
heeft
geen
godsdienst.
—
0,
mijnheer
Pastoor,
ik
zal
hem
wel
godsdienst
bijbrengren.
—
En,
wat
even
erg
is,
hij
is
aan
den
drank
verslaafd.
—
Mijnheer
pastoor,
indien
Mj
mij
maar
laat
meedrinken,
dan
is
dit
zoo
erg
nie^.
Zoo'n
kleermaber
zit
de
heele
week
op
bet
droge,
's
Zondags
mag
hij
de
keel
toch
wel
eens
spoelen.
—
Kaatje,
je
bekijkt
alles
van
den
lichten
kant.
Ik
wil
het
je
nu
kort
en
duidelijk
zeg-
gen:
Hij
is
een
weduwnaar
miet
kinderen,
reds
op
jaren
en
een
lastige
vent
—
dat
zult
ge
toch
toegeven?
—
Nu
ja,
mijnheer
paitoor.
—
Hij
heeft
nauwelijks
broiod,
is
een
slecht
chris|en
en
zit
veel
in
de
kroeg.
—
Nu
ja,
mijnheer
pastoor.
—
En
welke
goede
eigenschappen
kun
je
daar
tegenover
stellen?
—
Het
is
waar,
deugden
heeft
hij
niet
veel.
—
Waaro
m
wil
je
.dan
to
oh
m
et
hem
teouwen,
waar
itoqh
i>lijkt,\
djat
er
pietls
r/oeds
van
ban
fcomen?
—
Ach,
mijnheer
pastoor,
men
is
toich
ook
eens
graag
getrouwd.
—
Nu,
dan
moet
je
maar
trouwen
her-
nam
de
past
or
en
liet
de
„raadzoekende"
bruid
vertrekken.
Zij
kwam
nooit
meer
in
de
pastorie;
wel
echter
werd
de
pastoor
heel
spoedig
bij
haar
geroepen,
omdat
haar
man,
in
een
aan
val
van
dronkemanswaanzin;
haar
half
docd
had
geslagen.
Toepassing:
Vraagt
raad,
maar
luistert
ot«k
naar
goeden
raad.
Correct
antwoord.
„Mijn
lieve
vader!
Ik
schrijf
u
heden,
Maandaig
dozen
brief,
dien
ik
morgen,
Dinsdag,
verzend,
zoodat
hij
Woensdag
in
nwe
handen
komt.
Ik
verzoek
u,
beste
va
der,
mij
onverwijld
geld
te
zenden,
en
het
Doiiderdag
te
posten,
opdat
ik
Vrijdag
ont-
vimg,
en
ik
niet
Zaterdag
genoodzaakt
zou
zijn,
eene
jas
te
verkoopen,
om
Zondag
naar
den
jchouwburg
te
kunnen
gaan.
Uw
trou-
we
zoon."'
Antwoord:
„Mijn
lieve
zoon,!
Je
brief
van
Maandag,
dien
je
Dinsdag
hebt
verzondeni,
ontving
ik
Woensdag;
ik
zend
ji-i
morgen
Donderdag
echter
geen
geld,
daar
ik
Vrij-
dag
zelf
vertrek,
om
je
Zaterdag
met
een
paik
slaag
te
verrassen,
zoodat
je
Zondag
voldoende
reden
hebt
6m
thuis
te
blijven.
Je
j°i
liefhebbende
vader."
klaar
is.
Dan
krijgt
men
zoo
het
gevoel:
.dat
volk
eert
mi]
aUeen
met
de
lippen."
Owing
de
kinderen
niet
tot
ellenJange
ge
beden,
want
niets
is
er
meer
toe
geschikt
om
hen
tegenzin
in
het
bidden
te
doen
krij-
gen,
als
het
„bidden
zonder
einde."
Beter
weinig,
maar
goed,
langzaam,
maar
niet
Isng,
kort,
maar
met
eerbied.
En
zoek
dan
bij
voorkomende
gelegenhe-
den
den
dieperen
zin
te
geven
aan
de
ge
beden
in
den
mond
van
uw
kind.
Zou
het
dan
werkelijk
zoo
moeilijk
zijn,
om
bij
het
tpeschouwen
van
God's
schoone
natuur,
van
het
bloeiende
landschap
en
't
stralende
zonlicht,
hun
gedachten
op
God
te
brengen.
Die
alles
zoo
mooi
gemaakt
heeft
en
die
wij
met
al't
geschapene
moeten
dienen.
En
zal
bet
kind
het
begin
van
het
Onze
Vader
niet
gebeel
anders
bidden,
als
het
bedenkt,
dat
de
vogeltjes
in
het
woud,
de
bloemen
op't
veld
en
de
sterren
aan't
firmament
in
hun
taal
dezelifde
lofprijzing
aanheffen?'
En
hoeveel
dieper
zal't
de
beteekenis
be-
seffen
van
de
bede:
,.tJw
wil
geschiede,"
8ls
bet
die
gestameld
heeft
in
bet
uur
dat
het
zijne
moeder
bittere
tranen
zag
schreien
toen
een
onsjeluk
haar
getroffen
bad,
en
bet
zelf
op
zijn
zzwakke
kinderschouders
de
last
van
bet
Itniis
voelde
drukken.
Of
wan
neer
uw
kind
eigenzinnig
konnie
of
baat-
dragend
is,
'laat
het
dan
eens
het
Onze
Va
der
bidden
en
ophouden
bii
de
bede;
..Ver-
,
geef
ons
onze
scbulden,
gelijk
wij
vergeven
j
onze
sehuldenaren"
en
wijs
't
er
op,
dat
'
Dingen,
die
gebeuren.
Onder
dezen
titel
lezen
we
in
het
Hbld.:
Twee
dames
reizen
samen
van
Duitsch-
land
naar
Nederland.
Ze
kennen
elkander
niet,
maar
converseeren
heel
aangenaam.
Er
is
iemand
anders
in
de
coupe.
Een
der
dames
verlaat
even
het
compartiment
en
laat
haar
taschje
liggen.
Als
ze
terug
ge-
komen
is,
bemerkt
ze,
dat
een
biljet
van
10.000,
dat
boven
in
het
taschje
had
gele-
gen,
verdwenen
is.
Twijfel
is
uitgesloten.
De
medereizigster,
hoe
bescbaafd
ze
dan
ook
scbijnt,
moet
bet
gedaan
hebben,
maar
ze
durft
dat
toch
niet
zeggen
en
de
zaak
wordt
niet
besproken.
Maar
even
later
ver-
wijdert
de
medereizigster
zich
voor
een
oogenblik
en
laat
ook
haar
tasch
liggen.
De
„be&tolen''
dame
opent
haastig
de
tasdh
der
andere,
vindt
bovenin
bet
biljet
van
10.000
Mark
en
neemt
bet
er
mt.
Als
de
an
dere
dame
teruggekomen
is,
en
haar
zak-
doek
noodig
heeft,
ontdekt
za,
dat
bet
bil
jet
verdwenen
is.
De
andere
ziet
haar
zoe-
ken
in
de
tasch,
maar
zwijgt.
Wat
de
beide
dames
wel
van
elkander
denken,
tijdens
de
verdere
even
vriendelijke
conversatie,
ver-
meldt
de
geesbiedenis
niet.
Maar
wel,
dat
de
dame,
die
het
eerst
haar
biljet
miste
en
zich
zelf
recht
verscbafte,
twee
dagen
later
een
brief
van
haar
ecbtgenoot
uit
Duitsch-
land
kreeg,
waarin
hij
haar
opmerkzaam
maakte
op
haar
slordigheid;
ze
had
een
bil
jet
van
10.000
Mark,
inplaats
van
bet
in
haar
tasch
te
doen,
op
tafel
laten
liggen!
Aan
de
noodrem.
Nauwelijks
was
dezer
dagen
de
sneltrein
die
om
6.09
van
den
Bosch
vertrekt
de
Lin-
gebrug
te
Geldermalseng
epasseerd
of
met
een
bevigen
schok
werd
de
trein
plotse'
ling
tot
staan
gebracht.
Ontsteltenis
onder
de
reizigers
en
gezich-
ten
als
vraagteekens
buiten
de
raampjes
waren
het
natuurlijk
gevolg.
Treinpersoneel
snelde
allemaal
naar
een
en
denzelfden
coupe....
en
men
vroeg
zich
af
wat
er
wel
zijn
mocbt.
«
Eindelijk
hoorden
we
het
„er
was
aan
de
noodrem
getrokken".
Meer
kwamen
we
niet
te
weten.
Na
5
minuten
oponthoud
zette
de
trein
zich
in
beweging.
In
de
coupe's
werd
bet
geval
druk
be-
sproken
en
duizenden
gissingen
gemaakt.
Station
Culeinborg
bracht
opbeldering..
Zekere
H.,
een
pracht
„negotie-type"
uit
Culemborg
dien
men
dagelijks
met
een
kistje
op
z'n
rug,
ricbting
station
ziet
gaan
om
naar
Geldermalsen
te
stoomen
en
dan
de
omliggende
plaatsen
afvent
(me
dunkt
hi]
heeft
wel
abonnement)
was
op
terug-
reis
na
volbracMe
dagtaak.
Hij
had
„goede
z^en"
gedaan
en
was
ingestapt
bij
'n
paar
groot-Mokumscb©
jood-
jes
met
veel
drukte.
Ze
hadden
hem
geplaagd
en
ten
slotte
met
'n
tabakspruim
gegooid.
Dat
was
'm
te
machtig
en
zonder
'ich
te
bedenken
nam
hij
het
hem
ten
dienste
staande
middel
ter
hand
om
ze
te
ontwijken
trok
aan
de
noodrem
De
conducteur
heeft
alle
boosdoeners
H.
incluis
„opgeschreven"!
Als
motief
voor
z'n
daad
vertelde
hij
„ze
wouen
m'n
cenben
af-
nemen".
Als
't
heele
gevalletje
H.
nog
maar
niet
duurder
komt
te
staan
dan
z'n
zuur
ver-
dieiide
centen
van
een
heele
maand.
Met
een
,,gut
is't
anders
niet"
trok
ieder
zich
in
z'n
hoekje
teriig
en
met
een
zucbt
stc-omde
de
trein
naar
de
ricbting
Utrecht.
Leiding.
Als
duizend
door
rerleiding
vallen,
Redt
leiding
er
nog
honderdtallen.
Langzame
zelfmoord.
Die
zich
verdrinkt
in't
water,
Maakt
plotseling
zich
van
kant;
Eh
langzaam
doet
hetzelfdei,
Die
zich
verdrinkt
op't
land.
Onze
jongelui
,,Bewonderenswaardig
wat
er
alzoo
alle
maal
uitgevoBjden
wordt:
telegrafie
zonder
draad,
rijden
zonder
paard,
kruit
zondet
look..:.
Er
ontbreekt
nog
maar
een
ding."
„En
dat
is?"
„Bruidschat
zander
vrouw!"
deze
bede
een
leugen
in
zijn
mond
is,
als
het
niet
wil
toegeven
en
het
niet
kan
ver
geven.
Op
deze
wijze
moet
bet
kinderbart
uit
de
sleur
van
't
gebed
worden
gerukt.
Dan
vindt
het
ook
langzamerband
zelf
de
over-
gang,
de
brug
van
het
gebed
naar
den
pols-
slag
van
het
leven
en
bet
gebed
zal
zijn
in
vloed
doen
gelden
op
al
zijn
daden.
Anders
blijft
het
kindergebed
onvruchtbaar
en
zon
der
zegen.
Laten
wij
moeders
een
gedeelte
van
on-
zenn
tijd
afzonderen,
om
onzen
knidfiren
een
gids
te
zijn
in't
bidden,
opdat
ze
zelf,
trekkend
door
de
woestijn,
zoo
vol
gevaren,
de
veilige,
levenbrengende
oase
kunnen
vinden.
De
vrouw
en
de
parapluie.
Er
zijn
zeer
veel
kenteekenen,
waaruit
sommige
der
helderziende
menschen
de
in
nerlijke
waarde
bunner
medemenschen
meenen
te
kunnen
afleiden.
Niet
alleen
ban
den,
voeten,
oogen,
mond,
neus
en
andere
deelen
des
licbaams,
maar
ook
de
meest
verschillende
kleedingstukken
zouden
do«r!
sclierpzinnige
opmerkers
getuigenis
afleg-
gen
van
de
kwaliteitien
der
eigenaars.
Ook
damestaschjes,
horloges
en
sieraden
in
het
algemeen,
zouden
in
dit
opzicbt
zeer
he
ro
emd
zijn.
Een
Engelscbe
schrijver
heelt
het
tbans
in
bet
bijzonder
afgezien
op
de
verbouding
van
de
dames
tot
haar
para-
pluies.
Hij
beweeri;
Een
vrouw,
die
rnstig
met
opgestokeh
parapluie
voortloopt,
zelfs
als
het
lang
heeft
opgebouden
te
regenen,
is
zeker
een
flinl>f-
huismoeder
of
een
meisje
met
goeden
aan-
leg
cm
een
huishouden
te
voeren,
ze«
i
spaarzaam
en
vlijtig.
Een
meisje,
dat
baa-,
parapluie
stijf
oprolt,
oiiversichillig
of
her
VOETBAL.
Wat
brengt
der
knapen
kop
op
bol?
Waarvan
staan
sportrubrieken
vol?
Wat
maakt
de
jeugd
thans
bijna
dol?
Geeft
Jan
PubUek
een
„reuzelol"?
Wat
gefeft
den
spelers
ro-em
en
eer?
Waarover
praten
keer
op
keer
De
jongens^
klein
tot
gro
Jt,
wanneer
Z'
een
oogenblik
zijn
u
i
t
de
weer?
Wat
is
op't
oogenblik
ontaard
En
een
beschouwing
haast
niet
waard?
Bij
welk
spel
wordt
gejouwd,
gekonkeld
Terwijl
des
spelers
oog
hartstocht'lijk
fonkelt?
Vervloekt,
dat
voetbalspel,
zooals
het
tham
ge
worden
is!
Die
bron
van
haat
en
nijd
en
vuige
ergernis
De
dood
voor
bet
gemeod
van
onze
jonge
vrinden
Die
tbans
geen
tijd
voor
k
u
n
s
t
en
1
e
v
en
kunnen
vinden....
Ach,
luidjes,
keer
naar
d'oude
paden
been:
speel
voetbal
om
bet
spel
alleen
BART.
Kinder-Iogica,
De
vijfjarige
Karel
had
aan
bet
cwatbijt
alleen
bet'
kmim
van
zijn
boterham
g^e-
ten
en
de
korstjes
laten
liggen.
„Toen
ik
een
kle-ine
jongen
wasi,
at
ik
altijd
de
korstjes
van
mijn
boterbam
op,"
zeide
zijn
vader.
„En
vond
u
ze
lekker?"
vroeg
het
knaapje.
„Ja,
zeker,"
antwoordde
vader.
„Daar
heeft
u
de
mijne
dna",
zei
Karel
terwijl
bij
zijn
vader
zijn
bord
toescboof."
Dat
viel
tegen.
Galant:
„Mejuffrouw,
sinds
ik
u
leerde
kennen,
heb
ik
dag
en
nacht
geen
rust
meer."
Juffroiuw:
„U
hebt
misschien
ongedierte
in
huis?"
Wederzijdsche
raad.
Zuster:
„Je
moet
niet
zooveel
rooken.
Arncld,
dat
grijpt't
hart
aan."
Brqeder:
„Je
moet
niet
zooveel
naar
den
lultenant
kijken
zus,
dat
grijpt
het
bait
iio-g
veel
meer
aan."
Vooruitzicht.
—
Dus
je
hebt
de
ruzie
bijgelegd
met
Ton!.
—
Ja,
voorloopig
wel.
De
volgende
maand
zijn
we
toch
getrouwd.
De
reden.
~
Is
u
niet
onlangs
getrouwd?
vroeg
de
reciiter
aan
beklaagde.
—
Ik
moest
wel,
antwoordde
de
man
s],)i]tig;
ik
was
zonder
werk.
Kruimels.
—
Vertrouw
niemand,
voordat
gij
een
scbepel
zout
met
hem
hebt
gegeben.
—
Veel
spreken
en
weinig
weten,
zieh
veel
verbeelden
en
weinig
beteekenen,
veel
uitgeven
en
weinig
bezitten;
dat
zijn
heel
verkeerde
dingen.
—
Ter
bewaring
van
de
dierbaarste
goe-
deren
baten
de
wijste
wetten
niet
zooveel,
als
de
eenvoudigste
tot
gewoonte
geworden
eigenschappen,
namelijk:
vlijt,
ordeiievend-
heid
en
spaarzaamheid.
—
Wilt
gij
iemand
goed
leeren
kennen,
sla
hem
dan
gade
in
vreugde
en
leed,
in
k'orn
en
op
bet
ziekbed.
—
Indien
ieder
zijn
plicbt
deed,
zoiu
er
zulke
algemeene
tevredenbeid
op
aarde
zijn,
dat
de
klacbten
verstomden.
Van
de
been.
—
Op
een
been
kun
je
niet
loopen,
zei
Piet
Geel
en
sobonk
Dorus
Lustem
een
tvv'eede
glaasje
in.
Dorus,
die
dacht:
—
Ik
wou
dat
ik
maar
een
duizendpoot
was,
liet
zich
dit
natuurlijk
welgevallen.
En
hoe
mieer
,jbe!enen"
Dorust
er
fbij
kreeg,
hoe
zwakker
hij
in
de
beenen
werd.
Op
het
laatst
raakte
hij
gebeel
en
al
van
de
been.
De
„beenen"
waren
hem
in
het
boofd
gesChoten.
Geen
wonder,
dat
bij
op
bet
boofd'
te-
recbt
kwam!
voorwerp
nog
nat
is,
wordt
zeker
een
o-ude
vrijster.
Vrouwen,
die
haar
parapluie
nooit
oproU
len,
maar
steeds
gezellig
late
fladdereu,
worden
nooit
van
haar
leven
rijk,
ook
al
zou
bet
geld
op
haar
regenen.
.
Een
meisje,
dat
haar
parapluie
vaak
acb-
^er
zich
laat
aanslepem,
heeft
een
leeUjk
karakter;
jnen
mag
haar
niet
gelo-oven
en
zij
heeft
een
scherpe
tong,
die
den
naasto
niet
verschoont.
Jiet
levenslustige,
steeds
vroolijke
meisjt>
darentegen
draa^
haar
parapluie
in
den
arm
geklemd,
den
knop
zoo
hoog
mogelijl*
boven
den
scbouder
uitstekend.
Wat
zullen
wij
op
Vasltendag
eten?
Huismoeder,
gij
vraagt
U
dikwijls
af,
wat
zullen
we
op
vastendag
eten?
Gij
weet
mis
schien
niet
of
denkt
er
niet
aan,
dat
veel
als
waardeloos
wordt
weggeworpen,
wat
een
©envoudige
spijs
met
weinig
kosten
zeer
smakelijk
kan
maken.
Daartoe
bebooren
o.a.
de
scbillen
van
sinaasappelen.
Ziehier
een
rec-ept:
^
Siiijd
de
viltige
binnenhuid
weg
en
droog
het
buitengedeelte.
Breek
nu
uw
oud
geworden
of
overgie-
cboten
roggetorocd,
kruin
en
ook
korsten,
in
stukken,
zet
die
op
met
water,
met
de
scbillen
van
een
balven
sinaasappel,
een
handvol
krenten
en
een
lepel
boter
en
laat
cJiles
'
lar
koken.
Roer
dan
het
brood
fijn
on
er,
naar
uw
smaak,
suiker,
zout
en
een
hnlvon
liter
zoete
of
karnemelk
bij
en
]<
Tt
nog
eens
doorkoken.
-Gij
hebt
dan
.'•■n
)VIIIlike,
gezonde,
voedzame
en
smake-
iJvf
]
offcbroodspap.
Gij
kunt
er
een
keer
(jt
prncf
\an
nemen
en
doet
gij
dat,
dan
^onMgii
/p
meer.
De
Huisvrouw.