Tekstweergave van GRC1923_0324-1_00001

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Zaterdag 24 Maart' 1923. 72ste Jaargang Nr. 22. SBUFSCHE GOnun TWEEDE BLAD.^ ZIJ DIE ZICH TEGEN 1 APRIL OP DIT BLAD ABONNEEREN ONTVANGEN DE TOT DIEN DATUM VERSCHIJNENDE NUMMERS GRATIS. DE UITGEVERS. 15. DE DAJAK. 'A; erv'jlg.) Wapens en geftruiksvoorwerpen. Het tatoeeeren was, zooals we gezien hcbben een herkejiningsteeken van de ver- scMllendie stammen, o>m vriend en vijand te oderscheiden. Men moet weten, ©en 25-30 jaar geleden, toen de Missie nog geen be- schaving had gebracht en Nederl. Regee ring nog zoo goed als geen invloed uitoefen de op de Dajaks, leefden de verschillenide Stamnien voortdurend met elkaar in oorlog. Oudere Dajaks weten nog te vertellen van de krijgstoohten en van hun heldendadein, dat niet meer dan sluipmoorden waren, waarbij hun eenig doel .was; „koppen xuach tig- te. worden". Maar om te vechten moet men wapens hebben. Om iemand aan te vallen legt de Dajak zich liefst in hinderlaag, wacht z'n vijand af en werpt hem, als hij de kans schoon ziet, met de speer. Zoo'n speer is zoowat 2 Meter lang, van hout met bre^de, ijzeren punt. Heeft de Dajak z'n vijand goed ge- raakt, dan komt hij voor den dag en werkt bet verder af met z'n „mandau" of „parang' of in 't Hollandsch „z'n koppensnellers- zwaard." Het zwaard is gewoonlijk ruim een halve meter lang, 7eer scherp en van buitengewoon hard staai. De rug is 1-2 c.M. dik, terwijl de breedte in 't midden 4 of meer c.m. is. De greep is gemaakt van hout of van hertshoorn, dat vooral bij Bahao's en Kenja's zeer mooi bewerkt is. Ze dragen het bij zich in een houten schede, die aan een band om het middel bevestigd is. De schede bestaat uit twee stukken hout met rotan-koordjeiS aan elkaar gebonden. De zichtbare kant is mood bewerkt. Voor zijn verdediging houdt de Dajak er een schild op na, dat bij de meeste stammen een manslengte en breed genoeg is om er heelemaal achter weg te kruipen. Van bo- ven en onder loopt 't uit in een stompe punt en is overal even breed. Ze maken't van een paar breede planiken', die met lat- ten aan elkaar worden gebonden. Niet zel- den is het schild met mooi snijwerk ver- sierd. Ov^r de ischouders werpt de Dajak nu nog een dierenhuid of (o.a. De Kajans) een baadje van gewatteerde stof, op het hooM een muts van wilde-kattenvel, met veeren van de neuehoorn-vogel opgesmukt en zoo is hij voor den strijd gereed. Wezenn lijk van zoo'n Dajak zou je bang worden, en toch is hij zoo kwaad niet, hoor! Nog een eigenaardig wapen, dat op jacht veel gebruikt wordt, is het zoogenaamde „blaasroer" of „blaaspijp". Hoe dit er nit ziet? De Dajak neemt een hard stuk hout van zoowat 2 M. lang; dit maakt hij rond ler dikte van een bezemsteel eii. holt't over de geheele lengte uit. Nu maakt hij nog kleine pijltjes, die er precies in passen, stcekt er een in de pijp en blaast het naar '1 sJachoffer, dat hij op't oog heeft. De tref- kjins is tam.elijk groot; op niet te grooten af- stand kan hij een vogel in z'n vlucht neer- schieten. De pijltjes zijn dikwijls vergiftigd met „ipok" of „&iren", een vergif, dat ze uit de "planten bereiden. Aan de reehterzij draagt de Dajak een pijlkoker van dik bamboe. Het blaasroer wordt ook dikwijls als speer gebruikt; men bindt dan aan 't bovreneinde feenvoudi^g een jspeerpunt en klaar is't. De Dajaks, die al een beetje meer men- schen gezien hebben, bezitten soms ook ©en geweer, ofschooii 't particulier bezit van vuurwapens door de regeering verboden is Zelfs kanonnen ontmoet je wel, vooral in de kampongs der Embaloch-Dajaks, doch 0 Voor de Vrouw D Hoe leerne wij onze kinderen bidden- Nog voor't kind de woorden van't gefcea ktiu stamelen, oiDet het met zijn heldere kinderoogeti zien hoe moeder bidt en in z'n Anschuidig tiartje zal daardoir alleen al eor bied voor't gebed ontsVaau. De houding, de ultdrukk'ug van't geiaat iier moeder zal't Ivleine kiiul Gods nabijaeld doen gsvoelen Maar war Lelpt al het spreken over God, al? het kind z e-, dat moe-ler zelf niet eerl.ie- dig bidt? Hoe zal ooit een kind eerbiedig leeren bidden als 't ziet, hoe moeder zelf in piaats van een kruisteeken, een bewe- ging maakt, die meer lijkt op 't wegjagen van een vlieg, als't ziet, hoe moeder onder het bidden door naar alle windrichtingen kijkt, rondloopt en tusschen dOi r praat? Neen, moeder, zoo moogt gij niet bidden; voor het heil van uw kind moet ge u eenige ininuten tijd gunnen, opdat het den eer- hied voor het gebed niet verlieze. En dan, la at uw kind de gebeden niet opdreunen. Welk doel zou dat hebben? Een beteekenis voor het leven krijgt het op die manier nooit en in crisissen van Godsdiest of ze- den heeft't geen waarde. Draag zorg, dat het kind bij, het uitspre- -.|ken der woorden ook iets kan denken; kies dit zijn maar weeld&-artikelen en geen wa ­ pens. Nu moet je niet denken, dat de Dajak die wapens alleen maar gebruikt om te yedh- ten. Och, vechten doen ze tegenwoordig'niet veel meer, maar ze gaan nog al eens 'n keer tje op jacht en dat kan je toch ook niet met de bloote hand. Nou, en dan moet moe ­ der de vrouw ook op tijd een brandhoutje hebben en geen beter instrument voor den Dajak, dan z'n „parang" (zwaard). Ja, dat zwaard is eigenlijk't voornaamste gebruiks vcorwerp van den Dajak. Je zult er dan ook nooit een ontmoeten of hij heeft z'n zwaard bij zich. Toen P. Eugenius, Gapucijn den eersten Dajak ontmoette, was hij zoo bang yan dat zwarad, dat hij op het ulter te kantje van den weg ging loopen; maar de „gewapeQde" Dajak, niet minder Ijang, ging zoover uit den weg, dat hij in de sloot te- reeiit kwamv Ben Dajak zonder zwaard is als een boer zonder paard of een Gapiucijn zonder baard Het zwaard is hun mes, hun bijl, hun bijtel, hun schaaf, ja zelfs de zaag moet het ver- vangen. Bij het omhakken van boomen, enz. gebruiken ze een heel licht bijltje, met een lange, zeer dunne, maar veerkrachtige steel er aan. Hiermee verrichten ze in die vreeselijke hitte heel wat meer, dan zou- den kimnen met onze groote bijlen. Voor't overige heeft de Dajak weinig gereedschap Op de galerij van de woningen staan ge ­ woonlijk enkele smidsen met wat gereed- sclmp er bij; in huis hebben ze een paar matten en een hoop potten en borden en meer huisraad hebben ze zooal niet. In piaats van emmers, gebruiken ze dikke bamiboe-biuizen, die aan een eind dicht zijn. Verder heeft de Dajak nog eenige benoo- digdheden voor den rijstbouw, voor het weven en visschen, maar alles is nog zeer primitiel. 't Meeste maken ze zelf. Do Dajak heeft niet veel spullen, maar hij heeft er nu- ook niet zoo'n groote behoefte aan, zoo'n harde werker is't niet. Als hij in't leven kan blijven vindt hij bet al mooi genoeg. We begrijpen, dat, waar de zorg voor het stoffelijk leven zooi gering is, de zorg voior het geestelijke niet gekend wordt. Onze Mission,arissen gaan den Dajak leeren, te zorgen voor een tijdelijke welvaart en met den bijstaiM van Maria en de hulp van Gods genade zuUen ze hen ook leeren ken- nen; de verhevenheid van het geestelijk leven. Steunt hen door uw gebed. Tot weerziens! P. ANDREAS, 0. M. Cap. Aanbod gel dig van 1 Maart 1923 tot 1 Juni 1923, dus sleehts 3 maanden. Belangrijki Hoe krijg ik een „swAr YULPEN VOOR drlekwart van den prijs? Tegen inlevering van een vq! penhouder van elk willekeu- rig fabrikaat, in welken toe- stacd ock, gebruikt of gebro- ken, mits de gowSem pen aanwezig is. Nadere inlichtingen worden zonder eenige verplichtirig gaarne ver- strekt door Fa. Gebr. yerhaa< 6ra\?e daarom kinderlijke gebeden, < e |i li^gui aiet te boven gaan. De voll -i bet 11 cm zal later wel tot hem doordringe i uwe kinderen bij voorkomende gele i ilen n ook op, waarom het bidden moei, en leer ze edelmoedig te zijn in 'tg ebed. Bewaar hen voor de categorie bekrompen en zelf- zuchtige zielen, die alleen dan bidden, als de nood er hen toe dwingt. Als ze zich zelf niet meer kunnen helpen herinneren zij zich, dat er een God is. Eene goede op- voedster zal haar kind dan ook door kleine oefeningen in de school van het leven bij- brengen, wanneer het God moet loven en prijzen, bedankne en vergiffenis vragen. Wij moeten met onze kinderen hidden in een taal die het kind verstaat; kort, een- voudig, rondborstig. Zoo leert het te leven en het leven brengt het weer tot bidden. Door het dagelijksch verkeer met zijn God, krijgt het kind een gevoel van on^- hankelijkheid, maar tevens van vertrouwe- lijkheid. Ofschoon het noodzakelijk is, dat de kinderen verschillende gebeden van bui- ten leeren, moeten wij er voor waken, da* bet geen bidmachines worden. Wij hebben nienschen noodig, die den echten geest des gebeds bezitten. Wat een akeligen indruk krijgt men als men soms het aframmelen hoort van kin ­ deren en zelfs van. volwassenen. Moeder, let er op, dat uw kind langzaam, duidelljk en met eerbied bidt. Het moet niet lijken alsof bet een wedstrijd is, wie het eerst ^ Jbitjes en batjes. Kaatje bij den Pastoor. Ik heb plan om te trouwen, zei Kaatje tot mijnheer Pastoor, en nu wilde ik u eens om raad koanen vragen, of ik daaraan; goed doe of niet. Nu, Kaatje, laat eens hooren: Met wien denk je te gaan trouwen? tJ kent hem ^eker, mijnlieer pastoor, het is een lieve man, Hannes Meelkop. Wat dunkt u van hem? Kaatje, dat zal ili je openhartig zeg- gen; mij dunkt, dat je daarvan moet atzien. Ja, ja, mijnheer pasto'" r, dat is makke- lijk gezegid, maar waarom dan? Zie eens hier; vooreerst is hij wedtiw- naar. Wel, wat zou dat, niijnheer pastoor? juist daarom zou" ik* hem graag hebben, wat heb ik aan zoo'n jong ventje? Een we- duwnaiar heeft toch meer verstand. Verder, hij heeft kinderen. Mooi, mijnheer pastoor! Dat is de ge- miakkelijkste zaak van de wereld, dan heb ik dadelijk een flink gezin. Verdeir, hij is al tamelijk op jaren. —1 Dat geeft niets; hij loopt nog wel eenige jaren mipe. Ten vierde, hij heeft met zijn eerste vrouw al heel weinijg in vrede geleefd. Mijnheer pastoor, dat moet men ken- nen; ik zal hem wel onder den duim hou- den. Dan verdient hij niet voldoende. Mijnheer pastoor, neen, nu doet u hem tekort; hij is een bekwaam' vakman. En hij kan nog wel meer dan Meermaker spelen. Als de tooneelspelersi in het dorp zijn, draagt hij de strooibiljetten rond en als de burgemeester groote visite heeft, dam trekt hij zijn rok aan en bedient mee aan tafel, omdat hij zoo goed complimenten maken kan. ^ Verder en dat is bet voornaamste punt hij heeft geen godsdienst. 0, mijnheer Pastoor, ik zal hem wel godsdienst bijbrengren. En, wat even erg is, hij is aan den drank verslaafd. Mijnheer pastoor, indien Mj mij maar laat meedrinken, dan is dit zoo erg nie^. Zoo'n kleermaber zit de heele week op bet droge, 's Zondags mag hij de keel toch wel eens spoelen. Kaatje, je bekijkt alles van den lichten kant. Ik wil het je nu kort en duidelijk zeg- gen: Hij is een weduwnaar miet kinderen, reds op jaren en een lastige vent dat zult ge toch toegeven? Nu ja, mijnheer paitoor. Hij heeft nauwelijks broiod, is een slecht chris|en en zit veel in de kroeg. Nu ja, mijnheer pastoor. En welke goede eigenschappen kun je daar tegenover stellen? Het is waar, deugden heeft hij niet veel. Waaro m wil je .dan to oh m et hem teouwen, waar itoqh i>lijkt,\ djat er pietls r/oeds van ban fcomen? Ach, mijnheer pastoor, men is toich ook eens graag getrouwd. Nu, dan moet je maar trouwen her- nam de past or en liet de „raadzoekende" bruid vertrekken. Zij kwam nooit meer in de pastorie; wel echter werd de pastoor heel spoedig bij haar geroepen, omdat haar man, in een aan val van dronkemanswaanzin; haar half docd had geslagen. Toepassing: Vraagt raad, maar luistert ot«k naar goeden raad. Correct antwoord. „Mijn lieve vader! Ik schrijf u heden, Maandaig dozen brief, dien ik morgen, Dinsdag, verzend, zoodat hij Woensdag in nwe handen komt. Ik verzoek u, beste va ­ der, mij onverwijld geld te zenden, en het Doiiderdag te posten, opdat ik Vrijdag ont- vimg, en ik niet Zaterdag genoodzaakt zou zijn, eene jas te verkoopen, om Zondag naar den jchouwburg te kunnen gaan. Uw trou- we zoon."' Antwoord: „Mijn lieve zoon,! Je brief van Maandag, dien je Dinsdag hebt verzondeni, ontving ik Woensdag; ik zend ji-i morgen Donderdag echter geen geld, daar ik Vrij- dag zelf vertrek, om je Zaterdag met een paik slaag te verrassen, zoodat je Zondag voldoende reden hebt 6m thuis te blijven. Je j°i liefhebbende vader." klaar is. Dan krijgt men zoo het gevoel: .dat volk eert mi] aUeen met de lippen." Owing de kinderen niet tot ellenJange ge ­ beden, want niets is er meer toe geschikt om hen tegenzin in het bidden te doen krij- gen, als het „bidden zonder einde." Beter weinig, maar goed, langzaam, maar niet Isng, kort, maar met eerbied. En zoek dan bij voorkomende gelegenhe- den den dieperen zin te geven aan de ge ­ beden in den mond van uw kind. Zou het dan werkelijk zoo moeilijk zijn, om bij het tpeschouwen van God's schoone natuur, van het bloeiende landschap en 't stralende zonlicht, hun gedachten op God te brengen. Die alles zoo mooi gemaakt heeft en die wij met al't geschapene moeten dienen. En zal bet kind het begin van het Onze Vader niet gebeel anders bidden, als het bedenkt, dat de vogeltjes in het woud, de bloemen op't veld en de sterren aan't firmament in hun taal dezelifde lofprijzing aanheffen?' En hoeveel dieper zal't de beteekenis be- seffen van de bede: ,.tJw wil geschiede," 8ls bet die gestameld heeft in bet uur dat het zijne moeder bittere tranen zag schreien toen een onsjeluk haar getroffen bad, en bet zelf op zijn zzwakke kinderschouders de last van bet Itniis voelde drukken. Of wan ­ neer uw kind eigenzinnig konnie of baat- dragend is, 'laat het dan eens het Onze Va ­ der bidden en ophouden bii de bede; ..Ver- , geef ons onze scbulden, gelijk wij vergeven j onze sehuldenaren" en wijs 't er op, dat ' Dingen, die gebeuren. Onder dezen titel lezen we in het Hbld.: Twee dames reizen samen van Duitsch- land naar Nederland. Ze kennen elkander niet, maar converseeren heel aangenaam. Er is iemand anders in de coupe. Een der dames verlaat even het compartiment en laat haar taschje liggen. Als ze terug ge- komen is, bemerkt ze, dat een biljet van 10.000, dat boven in het taschje had gele- gen, verdwenen is. Twijfel is uitgesloten. De medereizigster, hoe bescbaafd ze dan ook scbijnt, moet bet gedaan hebben, maar ze durft dat toch niet zeggen en de zaak wordt niet besproken. Maar even later ver- wijdert de medereizigster zich voor een oogenblik en laat ook haar tasch liggen. De „be&tolen'' dame opent haastig de tasdh der andere, vindt bovenin bet biljet van 10.000 Mark en neemt bet er mt. Als de an ­ dere dame teruggekomen is, en haar zak- doek noodig heeft, ontdekt za, dat bet bil jet verdwenen is. De andere ziet haar zoe- ken in de tasch, maar zwijgt. Wat de beide dames wel van elkander denken, tijdens de verdere even vriendelijke conversatie, ver- meldt de geesbiedenis niet. Maar wel, dat de dame, die het eerst haar biljet miste en zich zelf recht verscbafte, twee dagen later een brief van haar ecbtgenoot uit Duitsch- land kreeg, waarin hij haar opmerkzaam maakte op haar slordigheid; ze had een bil ­ jet van 10.000 Mark, inplaats van bet in haar tasch te doen, op tafel laten liggen! Aan de noodrem. Nauwelijks was dezer dagen de sneltrein die om 6.09 van den Bosch vertrekt de Lin- gebrug te Geldermalseng epasseerd of met een bevigen schok werd de trein plotse' ling tot staan gebracht. Ontsteltenis onder de reizigers en gezich- ten als vraagteekens buiten de raampjes waren het natuurlijk gevolg. Treinpersoneel snelde allemaal naar een en denzelfden coupe.... en men vroeg zich af wat er wel zijn mocbt. « Eindelijk hoorden we het „er was aan de noodrem getrokken". Meer kwamen we niet te weten. Na 5 minuten oponthoud zette de trein zich in beweging. In de coupe's werd bet geval druk be- sproken en duizenden gissingen gemaakt. Station Culeinborg bracht opbeldering.. Zekere H., een pracht „negotie-type" uit Culemborg dien men dagelijks met een kistje op z'n rug, ricbting station ziet gaan om naar Geldermalsen te stoomen en dan de omliggende plaatsen afvent (me dunkt hi] heeft wel abonnement) was op terug- reis na volbracMe dagtaak. Hij had „goede z^en" gedaan en was ingestapt bij 'n paar groot-Mokumscb© jood- jes met veel drukte. Ze hadden hem geplaagd en ten slotte met 'n tabakspruim gegooid. Dat was 'm te machtig en zonder 'ich te bedenken nam hij het hem ten dienste staande middel ter hand om ze te ontwijken trok aan de noodrem De conducteur heeft alle boosdoeners H. incluis „opgeschreven"! Als motief voor z'n daad vertelde hij „ze wouen m'n cenben af- nemen". Als 't heele gevalletje H. nog maar niet duurder komt te staan dan z'n zuur ver- dieiide centen van een heele maand. Met een ,,gut is't anders niet" trok ieder zich in z'n hoekje teriig en met een zucbt stc-omde de trein naar de ricbting Utrecht. Leiding. Als duizend door rerleiding vallen, Redt leiding er nog honderdtallen. Langzame zelfmoord. Die zich verdrinkt in't water, Maakt plotseling zich van kant; Eh langzaam doet hetzelfdei, Die zich verdrinkt op't land. Onze jongelui ,,Bewonderenswaardig wat er alzoo alle ­ maal uitgevoBjden wordt: telegrafie zonder draad, rijden zonder paard, kruit zondet look..:. Er ontbreekt nog maar een ding." „En dat is?" „Bruidschat zander vrouw!" deze bede een leugen in zijn mond is, als het niet wil toegeven en het niet kan ver ­ geven. Op deze wijze moet bet kinderbart uit de sleur van 't gebed worden gerukt. Dan vindt het ook langzamerband zelf de over- gang, de brug van het gebed naar den pols- slag van het leven en bet gebed zal zijn in ­ vloed doen gelden op al zijn daden. Anders blijft het kindergebed onvruchtbaar en zon der zegen. Laten wij moeders een gedeelte van on- zenn tijd afzonderen, om onzen knidfiren een gids te zijn in't bidden, opdat ze zelf, trekkend door de woestijn, zoo vol gevaren, de veilige, levenbrengende oase kunnen vinden. De vrouw en de parapluie. Er zijn zeer veel kenteekenen, waaruit sommige der helderziende menschen de in nerlijke waarde bunner medemenschen meenen te kunnen afleiden. Niet alleen ban den, voeten, oogen, mond, neus en andere deelen des licbaams, maar ook de meest verschillende kleedingstukken zouden do«r! sclierpzinnige opmerkers getuigenis afleg- gen van de kwaliteitien der eigenaars. Ook damestaschjes, horloges en sieraden in het algemeen, zouden in dit opzicbt zeer he ­ ro emd zijn. Een Engelscbe schrijver heelt het tbans in bet bijzonder afgezien op de verbouding van de dames tot haar para- pluies. Hij beweeri; Een vrouw, die rnstig met opgestokeh parapluie voortloopt, zelfs als het lang heeft opgebouden te regenen, is zeker een flinl>f- huismoeder of een meisje met goeden aan- leg cm een huishouden te voeren, ze« i spaarzaam en vlijtig. Een meisje, dat baa-, parapluie stijf oprolt, oiiversichillig of her VOETBAL. Wat brengt der knapen kop op bol? Waarvan staan sportrubrieken vol? Wat maakt de jeugd thans bijna dol? Geeft Jan PubUek een „reuzelol"? Wat gefeft den spelers ro-em en eer? Waarover praten keer op keer De jongens^ klein tot gro Jt, wanneer Z' een oogenblik zijn u i t de weer? Wat is op't oogenblik ontaard En een beschouwing haast niet waard? Bij welk spel wordt gejouwd, gekonkeld Terwijl des spelers oog hartstocht'lijk fonkelt? Vervloekt, dat voetbalspel, zooals het tham ge worden is! Die bron van haat en nijd en vuige ergernis De dood voor bet gemeod van onze jonge vrinden Die tbans geen tijd voor k u n s t en 1 e v en kunnen vinden.... Ach, luidjes, keer naar d'oude paden been: speel voetbal om bet spel alleen BART. Kinder-Iogica, De vijfjarige Karel had aan bet cwatbijt alleen bet' kmim van zijn boterham g^e- ten en de korstjes laten liggen. „Toen ik een kle-ine jongen wasi, at ik altijd de korstjes van mijn boterbam op," zeide zijn vader. „En vond u ze lekker?" vroeg het knaapje. „Ja, zeker," antwoordde vader. „Daar heeft u de mijne dna", zei Karel terwijl bij zijn vader zijn bord toescboof." Dat viel tegen. Galant: „Mejuffrouw, sinds ik u leerde kennen, heb ik dag en nacht geen rust meer." Juffroiuw: „U hebt misschien ongedierte in huis?" Wederzijdsche raad. Zuster: „Je moet niet zooveel rooken. Arncld, dat grijpt't hart aan." Brqeder: „Je moet niet zooveel naar den lultenant kijken zus, dat grijpt het bait iio-g veel meer aan." Vooruitzicht. Dus je hebt de ruzie bijgelegd met Ton!. Ja, voorloopig wel. De volgende maand zijn we toch getrouwd. De reden. ~ Is u niet onlangs getrouwd? vroeg de reciiter aan beklaagde. Ik moest wel, antwoordde de man s],)i]tig; ik was zonder werk. Kruimels. Vertrouw niemand, voordat gij een scbepel zout met hem hebt gegeben. Veel spreken en weinig weten, zieh veel verbeelden en weinig beteekenen, veel uitgeven en weinig bezitten; dat zijn heel verkeerde dingen. Ter bewaring van de dierbaarste goe- deren baten de wijste wetten niet zooveel, als de eenvoudigste tot gewoonte geworden eigenschappen, namelijk: vlijt, ordeiievend- heid en spaarzaamheid. Wilt gij iemand goed leeren kennen, sla hem dan gade in vreugde en leed, in k'orn en op bet ziekbed. Indien ieder zijn plicbt deed, zoiu er zulke algemeene tevredenbeid op aarde zijn, dat de klacbten verstomden. Van de been. Op een been kun je niet loopen, zei Piet Geel en sobonk Dorus Lustem een tvv'eede glaasje in. Dorus, die dacht: Ik wou dat ik maar een duizendpoot was, liet zich dit natuurlijk welgevallen. En hoe mieer ,jbe!enen" Dorust er fbij kreeg, hoe zwakker hij in de beenen werd. Op het laatst raakte hij gebeel en al van de been. De „beenen" waren hem in het boofd gesChoten. Geen wonder, dat bij op bet boofd' te- recbt kwam! voorwerp nog nat is, wordt zeker een o-ude vrijster. Vrouwen, die haar parapluie nooit oproU len, maar steeds gezellig late fladdereu, worden nooit van haar leven rijk, ook al zou bet geld op haar regenen. . Een meisje, dat haar parapluie vaak acb- ^er zich laat aanslepem, heeft een leeUjk karakter; jnen mag haar niet gelo-oven en zij heeft een scherpe tong, die den naasto niet verschoont. Jiet levenslustige, steeds vroolijke meisjt> darentegen draa^ haar parapluie in den arm geklemd, den knop zoo hoog mogelijl* boven den scbouder uitstekend. Wat zullen wij op Vasltendag eten? Huismoeder, gij vraagt U dikwijls af, wat zullen we op vastendag eten? Gij weet mis ­ schien niet of denkt er niet aan, dat veel als waardeloos wordt weggeworpen, wat een ©envoudige spijs met weinig kosten zeer smakelijk kan maken. Daartoe bebooren o.a. de scbillen van sinaasappelen. Ziehier een rec-ept: ^ Siiijd de viltige binnenhuid weg en droog het buitengedeelte. Breek nu uw oud geworden of overgie- cboten roggetorocd, kruin en ook korsten, in stukken, zet die op met water, met de scbillen van een balven sinaasappel, een handvol krenten en een lepel boter en laat cJiles ' lar koken. Roer dan het brood fijn on er, naar uw smaak, suiker, zout en een hnlvon liter zoete of karnemelk bij en ]< Tt nog eens doorkoken. -Gij hebt dan .'•■n )VIIIlike, gezonde, voedzame en smake- iJvf ] offcbroodspap. Gij kunt er een keer (jt prncf \an nemen en doet gij dat, dan ^onMgii /p meer. De Huisvrouw.